De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 408]
| |||||||||||||
Psalmus CXLIX.
|
1. Alleluia.
Cantate Domino canticum novum: laus ejus in ecclesia sanctorum. |
1. AlleluiaGa naar voetnoot1)!
Zingt den Heer een nieuw gezang! Zijne lofspraak zij in de vergadering der heiligenGa naar voetnoot2)! |
2. Laetetur Israel in eo, qui fecit eum: et filii Sion exsultent in rege suo. | 2. Dat Israël zich verblijde over Hem, die het gemaakt heeft, en dat Sion's zonen jubelen over hunnen KoningGa naar voetnoot3)! |
3. Laudent nomen ejus in choro: in tympano, et psalterio psallant ei: | 3. Dat zij zijnen naam verheerlijken in een koor! Dat zij Hem op pauk en psalter prijzenGa naar voetnoot4)! |
4. Quia beneplacitum est Domino in populo suo: et exaltabit mansuetos in salutem. | 4. Want de Heer neeft welgevallen aan zijn volk, en Hij verheft zachtmoedigen tot heilGa naar voetnoot5). |
5. Exsultabunt sancti in gloria: laetabuntur in cubilibus suis. | 5. De heiligen jubelen in eere, zij verheugen zich op hunne legerstedenGa naar voetnoot6). |
6. Exaltationes Dei in gutture eorum: et gladii ancipites in manibus eorum: | 6. Gods loftuigingen zijn in hunne keel, en tweesnijdende zwaarden in hunne handenGa naar voetnoot7), |
[pagina 409]
7. Ad faciendam vindictam in nationibus: increpationes in populis. | 7. om wraak te oefenen op de heidenen, strafgerichten op de volken, |
8. Ad alligandos reges eorum in compedibus: et nobiles eorum in manicis ferreis. | 8. om hunne koningen met voetkluisters te knevelen en hunne aanzienlijken met ijzeren handboeien, |
9. Ut faciant in eis judicium conscriptum: gloria haec est omnibus sanctis ejus. Alleluia. | 9. om een beschreven oordeel aan hen uit te voeren. Dit is de roem van al zijne heiligenGa naar voetnoot8). Alleluia! |
- voetnoot1)
- De aanleiding tot dezen Psalm is niet met zekerheid te bepalen; enkelen meenen, dat hij dagteekent van den tijd van David, nl. toen deze Sion vermeesterd had; anderen, dat hij zijne aanleiding vond in Gods hulp, ondervonden gedurende het herbouwen van den tempel en het bestrijden der vijandig gezinde naburen. Vgl. Ps. CXLVIII noot 1 en XCV.
- voetnoot2)
- Zie Ps. XCV noot 1. De heiligen zijn hier dezelfden als in Ps. CXLVIII 14.
- voetnoot3)
- God schiep niet alleen ieder in het bijzonder, maar Hij maakte Israël daarenboven tot een volk, en wel tot een volk, waarvan Hij de Koning was.
- voetnoot4)
- In een koor, d.i. in eenen rondzang of dans. Plechtige feesten werden, naar het schijnt, somtijds opgeluisterd door reien van dansers en danseressen (vgl. I Reg. XVIII 6 en II Reg. VI 16), terwijl daarbij op de pauk of tamboerijn geslagen werd. Vgl. Jer. XXXI 4. Sommigen vertalen het Hebr. door: op de fluit.
- voetnoot5)
- Gods welgevallen is zijne vrijwillige liefde en goedheid, die Hem aanspoort om de menschen met natuurlijke en bovennatuurlijke gaven te verrijken en de zachtmoedigen, d.i. hen, die ootmoedig en van harte Gods genaden aannemen en gebruiken, tot heil en eere te verheffen. Van dat welgevallen gaf de Heer aan zijn volk blijken door de verlossing uit de ballingschap en den daarna verleenden bijstand. Hebr.: ‘Hij tooit de bedrukten met heil’.
- voetnoot6)
- De heiligen zijn hier dezelfden als de zachtmoedigen van v. 4. Thans zijn de aan God toegewijde Israëlieten door Hem tot eer gebracht en, bevrijd van de vroegere kwellingen en droefenis (vgl. Ps. IV 5), verheugen zij zich in rust op hunne legersteden. Volgens sommigen: zij verheugen zich dag en nacht, of: in het openbaar en in hunne huizen.
- voetnoot7)
- Niet alleen hebben zij thans reden om God te prijzen, die hen aan de kwellingen der heidenen onttrok, maar God gaf hun ook tweesnijdende zwaarden, d.i. den moed en de macht, om op hunne beurt (v. 7-8) wraak te oefenen op de heidenen en zoo een oordeel aan hen (v. 9) te voltrekken, zooals dat van oudsher reeds door God geveld en (Deut. XXXII 41-43) beschreven werd, of zooals er, blijkens Gods geschreven woord, oudtijds een aan de Chanaänietische volken werd voltrokken. Boezemde Gods hulp te dien tijde den Israëlieten wellicht de hoop in, dat zij die strafgerichten naar de letter zouden kunnen uitvoeren, toch werden de woorden van den Psalmist veeleer in een hoogeren zin vervuld, toen het woord der Christelijke openbaring ‘scherper dan een tweesnijdend zwaard’ (Hebr. IV 12) van Judea uitging om de koningen en aanzienlijken der heidenen geheel en al aan God en zijnen Gezalfde te onderwerpen.
- voetnoot8)
- Die eer zal te beurt vallen aan alle ware dienaren Gods.
- Niet weinigen zien in den letterlijken, anderen in den mystischen zin van dezen Psalm eene aansporing tot de leden der Kerk (v. 1) gericht om zich (v. 2) in God en in hunnen koning Christus te verheugen en Hem (v. 3) blijmoedig te prijzen wegens zijn welgevallen (v. 4), waarmede Hij hen tot zijn volk heeft uitverkoren en hen, indien zij getrouw zijn, tot heil en verheffing zal brengen in den hemel. Daar (v. 5) zullen zij juichen in eer en vrede en God (v. 6a) verheerlijken; daarenboven zullen zij (v. 6b-9) eens den roem hebben, met Christus de wereld te oordeelen.