De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus CXLIV.
|
1. Laudatio ipsi David.
Exaltabo te Deus meus rex: et benedicam nomini tuo in saeculum, et in saeculum saeculi. |
1. Een lofzang van DavidGa naar voetnoot1).
Verheffen wil ik U, mijn God, o koning, en prijzen wil ik uwen naam altoos en immer en in eeuwigheid. |
[pagina 399]
2. Per singulos dies benedicam tibi: et laudabo nomen tuum in saeculum, et in saeculum saeculi. | 2. Dag aan dag wil ik U prijzen, en loven zal ik uwen naam altoos en immer en in eeuwigheid. |
3. Magnus Dominus et laudabilis nimis: et magnitudinis ejus non est finis. | 3. Groot is de Heer en prijzenswaardig bovenmate, en aan zijne grootheid is geen eindeGa naar voetnoot2). |
4. Generatio et generatio laudabit opera tua: et potentiam tuam pronuntiabunt. | 4. Geslacht aan geslacht zal uwe werken loven en uwe macht verkondenGa naar voetnoot3). |
5. Magnificentiam gloriae sanctitatis tuae loquentur: et mirabilia tua narrabunt. | 5. Zij zullen de pracht vermelden van den luister uwer heiligheid, en uwe wonderen verhalenGa naar voetnoot4), |
6. Et virtutem terribilium tuorum dicent: et magnitudinem tuam narrabunt. | 6. en de kracht uwer verschrikkingen bespreken en uwe grootheid zullen zij verhalenGa naar voetnoot5). |
7. Memoriam abundantiae suavitatis tuae eructabunt: et justitia tua exsultabunt. | 7. Zij zullen de gedachtenis des overvloeds van uwe goedertierenheid uitgalmen, en om uwe gerechtigheid zullen zij jubelenGa naar voetnoot6). |
8. Miserator et misericors Dominus: patiens, et multum misericors. | 8. Meedoogend en barmhartig is de Heer; lankmoedig en ruimschoots barmhartig. |
9. Suavis Dominus universis: et miserationes ejus super omnia opera ejus. | 9. Goedertieren is de Heer voor allen, en zijne barmhartighedenGa naar voetnoot7) over al zijne werken. |
10. Confiteantur tibi Domine omnia opera tua: et sancti tui benedicant tibi. | 10. Dat U, o Heer, al uwe werken loven, en dat uwe heiligenGa naar voetnoot8) U verheerlijken! |
11. Gloriam regni tui dicent: et potentiam tuam loquentur: | 11. Dat zij den luister van uw rijk vermelden, en uwe macht verkondigenGa naar voetnoot9), |
12. Ut notam faciant filiis hominum potentiam tuam: et gloriam magnificentiae regni tui. | 12. om aan de kinderen der menschen uwe macht bekend te maken en den luister van de heerlijkheid uws rijks. |
[pagina 400]
13. Regnum tuum regnum omnium saeculorum: et dominatio tua in omni generatione et generationem.
Fidelis Dominus in omnibus verbis suis: et sanctus in omnibus operibus suis. |
13. Uw rijk is een rijk van alle eeuwen, en uwe heerschappij duurt in alle geslachten en geslachten.
Getrouw is de Heer in al zijne woorden en heilig in al zijne werkenGa naar voetnoot10). |
14. Allevat Dominus omnes, qui corruunt: et erigit omnes elisos. | 14. De Heer ondersteunt allen, die nederstorten, en alle neergeslagenen richt Hij opGa naar voetnoot11). |
15. Oculi omnium in te sperant Domine: et tu das escam illorum in tempore opportuno. | 15. De oogen van allen hopen op U, o HeerGa naar voetnoot12), en Gij schenkt hunne spijs ten rechten tijde. |
16. Aperis tu manum tuam: et imples omne animal benedictione. | 16. Gij opent uwe hand, en Gij verzadigt al wat leeft met zegenGa naar voetnoot13). |
17. Justus Dominus in omnibus viis suis: et sanctus in omnibus operibus suis. | 17. Rechtvaardig is de Heer op al zijne wegenGa naar voetnoot14) en heilig in al zijne werken. |
18. Prope est Dominus omnibus invocantibus eum: omnibus invocantibus eum in veritate. | 18. De Heer is nabij voor allen, die Hem aanroepen, voor allen, die Hem aanroepen in waarheidGa naar voetnoot15). |
19. Voluntatem timentium se faciet, et deprecationem eorum exaudiet: et salvos faciet eos. | 19. Den wil van die Hem vreezen doet HijGa naar voetnoot16), en hun gesmeek verhoort Hij en Hij redt hen. |
20. Custodit Dominus omnes diligentes se: et omnes peccatores disperdet. | 20. De Heer bewaart allen, die Hem beminnen, en alle zondaars roeit Hij uit. |
21. Laudationem Domini loquetur os meum: et benedicat omnis caro nomini sancto ejus in saeculum, et in saeculum saeculi. | 21. Den lof des Heeren zal mijn mond verkondigen; en prijze alle vleesch zijnen heiligen naam, altoos en immer en in eeuwigheid! |
- voetnoot1)
- In den grondtekst is deze Psalm alphabetisch (zie de Inleiding bl. 16); het vers, dat met de letter nun moest beginnen, ontbreekt daarin; in de Vulgaat en de Septuagint staat het als v. 13b. In den grondtekst heet deze Psalm ‘thehilla’; als lofzang bij uitnemendheid vormt hij met de volgende lofpsalmen een heerlijk slot van het geheele Psalter.
- voetnoot2)
- David prijst hier de grootheid Gods, zooals die zich openbaart in zijne daden, vooral ten opzichte der menschen.
- voetnoot3)
- Hebr.: (het eene) ‘geslacht zal aan (het andere) geslacht’ enz. Door Gods werken worden hier al zijne handelingen (vgl. v. 7-9), en bij uitstek zijne ten bate van Israël verrichte wonderdaden bedoeld, die uit de geschiedenis aan allen bekend waren. Vgl. v. 10-13.
- voetnoot4)
- De Psalmist wijst hier door eene reeks van uitdrukkingen op den luister, waarin Gods heiligheid straalt, die zich openbaarde in zijne heilige wetgeving, en op zijne macht, die Hij ten toon spreidde door zoo vele in Egypte, in de woestijn en in Palestina verrichte wonderen. De grondtekst heeft ‘majesteit’ in plaats van heiligheid en ‘zal ik’ in plaats van zij zullen.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘en men verhale de macht uwer ontzaglijke daden, en ik zal uwe groote daden verkondigen’. Bedoeld worden hier de ontzag en schrik inboezemende openbaringen van Gods almacht.
- voetnoot6)
- Die zich vooral openbaarde bij het straffen der heidenen en goddeloozen.
- voetnoot7)
- Strekken zich uit over enz.
- voetnoot8)
- Alle vrome Israëlieten.
- voetnoot9)
- De heerlijkheid en macht, door God in zijn rijk ten toon gespreid, dient niet alleen aan de Israëlieten, maar ook (v. 12) aan alle volken te worden bekend gemaakt; immers het Israëlietische rijk had zijne beteekenis en zijn gewicht voor alle volken; het zou eens opgaan in een ruimer Godsrijk en in dien zin (v. 13) een rijk zijn van alle eeuwen.
- voetnoot10)
- Dit ontbreekt in den grondtekst.
- voetnoot11)
- God helpt allen, die gevaar loopen, en beurt de bedroefden op door zijnen troost en zijne hulp, indien Hij het voor zijne eer en hun heil nuttig oordeelt.
- voetnoot12)
- Allen zien uit naar spijs, die hun door uwe almacht en vaderlijke zorg moet verschaft worden, en zij doen het niet tevergeefs, want Gij schenkt enz.
- voetnoot13)
- Zij ontvangen in overvloed niet alleen spijs, maar al wat hun tot gezondheid en heil verstrekt.
- voetnoot14)
- In al zijne plannen en handelingen.
- voetnoot15)
- Nabij, nl. met zijne hulp, mits zij hem aanroepen in waarheid, d.i. oprechtheid, terwijl zij zijne geboden onderhouden. Vgl. I Joan. I 4.
- voetnoot16)
- Namelijk als zij vragen wat met zijne eer en zijnen wil overeenkomt en derhalve hun en anderen tot heil verstrekt.
- De HH. Hilarius en Augustinus lezen als opschrift boven dezen Psalm ‘lofzang op David’; door dezen zien zij Christus aangeduid; immers Hij is oneindig prijzenswaardig om zijne grootheid en goedertierenheid, zijne werken en wonderen (v. 1-9). Hij is de roemrijke en machtige Koning, wiens eer de heilige apostelen (v. 10-12) alom verkondigen (aldus o.a. Dionysius Carthusianus), die (v. 13) eeuwig regeert in het huis van Jacob (vgl. Luc. I 32-33), die de zwakken sterkt door zijne genade (v. 14) en allen (v. 15-16) door de spijs van zijn altaar (aldus o.a. ook de H. Chrysostomus); ook is Hij de rechtvaardige en heilige Helper van die Hem vreezen, een Straffer van die Hem beleedigen (v. 17-20) en daarom komt Hem alle eer toe in eeuwigheid (v. 21).