De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 382]
| |||||||||
Psalmus CXXXVII.
|
1. Ipsi David.
Confitebor tibi Domine in toto corde meo: quoniam audisti verba oris mei. In conspectu Angelorum psallam tibi: |
1. Van DavidGa naar voetnoot1).
Loven zal ik U, o Heer, met gansch mijn hart, omdat Gij gehoord hebt naar de woorden van mijnen mondGa naar voetnoot2). Voor het aangezicht der engelenGa naar voetnoot3) zal ik U prijzen op het psalter. |
2. Adorabo ad templum sanctum tuum, et confitebor nomini tuo.
Super misericordia tua, et veritate tua: quoniam magnificasti super omne, nomen sanctum tuum. |
2. Aanbidden zal ik voor uwen heiligen tempel, en loven zal ik uwen naamGa naar voetnoot4)
om uwe goedertierenheid en uwe trouw; want verheerlijkt hebt Gij boven alles uwen heiligen naamGa naar voetnoot5). |
3. In quacumque die invocavero te, exaudi me: multiplicabis in anima mea virtutem. | 3. Op welken dag ook ik U aanroep, verhoor mij; vermeerder in mijne ziel de krachtGa naar voetnoot6)! |
4. Confiteantur tibi Domine omnes reges terrae: quia audierunt omnia verba oris tui: | 4. Dat U, Heer, alle koningen der aarde loven, omdat zij alle woorden van uwen mond gehoord hebbenGa naar voetnoot7)! |
[pagina 383]
5. Et cantent in viis Domini: quoniam magna est gloria Domini. | 5. En dat zij de wegen des Heeren bezingen, want groot is de heerlijkheid des HeerenGa naar voetnoot8)! |
6. Quoniam excelsus Dominus, et humilia respicit: et alta a longe cognoscit. | 6. Want hoogverheven is de Heer, en op het geringe ziet Hij neder, en het hooge kent Hij uit de verteGa naar voetnoot9). |
7. Si ambulavero in medio tribulationis, vivificabis me: et super iram inimicorum meorum extendisti manum tuam, et salvum me fecit dextera tua. | 7. Wandel ik te midden van verdrukking, dan zult Gij mij doen leven, en tegen de gramschap mijner vijanden zult Gij uwe hand uitstrekken, en bevrijden zal mij uwe rechterhand. |
8. Dominus retribuet pro me: Domine misericordia tua in saeculum: opera manuum tuarum ne despicias. | 8. De Heer zal voor mij vergelding schenkenGa naar voetnoot10). O Heer, uwe barmhartigheid duurt eeuwig; versmaad de werken uwer handen niet! |
- voetnoot1)
- De inhoud van den Psalm is met dit opschrift niet in tegenspraak. Mogelijk heeft David hem gezongen na een of meer schitterende, met Gods hulp behaalde overwinningen, die hem en anderen een bekrachtiging moesten zijn der hem gedane beloften van II Reg. VII 12-16. In dien zin is de Psalm profetisch evenals Ps. XVII, XX, LX. De Septuagint heeft ‘van David, van Aggeüs en Zacharias’, misschien omdat die profeten dezen Psalm na de ballingschap als danklied deden bidden.
- voetnoot2)
- Omdat Gij enz. ontbreekt o.a. in den grondtekst.
- voetnoot3)
- De grondtekst heeft hier ‘elohim’, dat hier ‘de goden’, beteekent, waaronder misschien de overheidspersonen (vgl. Exod. XXII 9) of de vorsten (vgl. Ps. LXXXI noot 1), volgens de Vulgaat daarentegen de engelen bedoeld zijn.
- voetnoot4)
- Zie Ps. V noot 6.
- voetnoot5)
- Naar de Septuagint en de Vulgaat is de zin: Gij hebt uwen heiligen naam, d.i. de heiligheid van uw wezen (vgl. Ps. VIII noot 4), in al zijne heerlijkheid doen schitteren, nl. door uwe wonderdadige hulp (zie v. 4). Het Hebr. kan beteekenen: ‘Omdat Gij groot gemaakt hebt boven al uwe namen uw woord’, d.i. uwe mij verleende hulp heeft uwe trouw boven al uwe eigenschappen, of: uwe belofte (zie noot 1) heeft uwe grootheid meer dan ooit doen schitteren.
- voetnoot6)
- Hebr.: ‘Ten dage, dat ik riep, verhoordet Gij mij, maaktet Gij mij moedig, (was er) kracht in mijne ziel.’
- voetnoot7)
- Door woorden van Gods mond worden hier waarschijnlijk de beloften bedoeld, aan David gedaan omtrent de duurzaamheid van zijnen troon (zie noot 1). Gods wonderbare, aan David openlijk verleende hulp deed die beloften als weergalmen in de ooren van alle koningen der aarde, zoodat zij wel moesten inzien, dat de God van Israël (v. 5) heerlijk is boven alle goden, hetgeen overigens reeds blijkt uit zijne daden (v. 6).
- voetnoot8)
- Dat zij de wegen, d.i. de handelwijze van God ten opzichte der menschen, in een lied verheffen; immers door de mij bewezen hulp heeft Hij getoond, hoe groot zijne heerlijkheid is.
- voetnoot9)
- God is verheven en daaruit volgt, dat Hij op het geringe, d.i. op alle ootmoedigen, met welwillendheid neerziet en dat Hij uit de verte, d.i. uit den verren hemel, het hooge, d.i. de trotschen, kent, d.i. doorschouwt, oordeelt en straft. Dat had God onlangs gedaan door hem, den herdersknaap, te steunen en te verheffen en zijne trotsche vijanden te vernederen. Daaruit schept de Psalmist nu (v. 7-8) nieuw vertrouwen voor de toekomst.
- voetnoot10)
- Aan mijne vijanden. Hebr.: ‘de Heer zal voor mij voleindigen’, nl. het begonnen werk der vernedering mijner vijanden.
- David's overwinningen waren een voorspel en onderpand der overwinningen van Christus. Volgens Bellarminus heeft de Psalmist hier beide overwinningen op het oog en vraagt hij bij zijne zegepraal de voltooiing daarvan (zie noot 10) door de komst en zegepraal van den Messias. Bij voorbaat prijst hij dan God (v. 1-2a), omdat hij, door Hem verhoord, de komst van den Messias en de bekeering der heidenen heeft mogen voorzien en voorspellen; hij aanbidt en looft God, omdat Hij in de vervulling zijner belofte (v. 2b) zijnen heiligen naam, d.i. het menschgeworden Woord (aldus de H. Hiëronymus), boven alles zal verheerlijken (Philipp. II 9). Door diens bemiddeling hoopt hij dan steeds verhoord te worden en grooter zielskracht (v. 3) te verwerven. Eens (v. 4) zullen allen overal alle woorden der openbaring van Christus leeren kennen (Rom. X 18); dan zullen zij (v. 5) de wegen des Heeren bewandelen en Hem verheerlijken, omdat Hij (v. 6) in zijn oneindige wijsheid de trotschen vernedert, de kleinen verheft. Om die reden hoopt de zanger dan ook (v. 7), dat Christus, de rechterhand des Vaders, hem van alle gevaren zal bevrijden en dat God aan zijne vijanden (v. 8) vergelding zal schenken door hunne algeheele nederlaag bij de komst van den Zaligmaker.