De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus CXXXV.
|
1. Alleluia.
Confitemini Domino quoniam bonus: quoniam in aeternum misericordia ejus. |
1. AlleluiaGa naar voetnoot1)!
Looft den Heer, want Hij is goed, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
[pagina 378]
2. Confitemini Deo deorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 2. Looft den God der goden, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
3. Confitemini Domino dominorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 3. Looft den Heer der heeren, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
4. Qui facit mirabilia magna solus: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 4. Die groote wonderdaden doet, alleen, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
5. Qui fecit coelos in intellectu: quoniam in aeternum misericordia ejus. Gen. I 1. | 5. Die de hemelen gemaakt heeft met beleid, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
6. Qui firmavit terram super aquas: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 6. Die het aardrijk heeft gevestigd op de waterenGa naar voetnoot2), - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
7. Qui fecit luminaria magna: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 7. Die de groote lichten heeft gemaakt, - want eeuwig duurt zijne bamhartigheid, |
8. Solem in potestatem diei: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 8. de zon ter beheersching van den dag, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
9. Lunam, et stellas in potestatem noctis: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 9. de maan en de sterren ter beheersching van den nacht, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
10. Qui percussit AEgyptum cum primogenitis eorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. Exod. XII 29. | 10. Die Egypte sloeg met hunne eerstgeborenen, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
11. Qui eduxit Israel de medio eorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. Exod. XIII 17. | 11. Die Israël uitleidde uit hun midden, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
12. In manu potenti, et brachio excelso: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 12. met machtige hand en hoogverheven arm, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
13. Qui divisit Mare rubrum in divisiones: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 13. Die de Roode Zee in deelen kliefde, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
14. Et eduxit Israel per medium ejus: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 14. en Israël door haar midden voerde, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
15. Et excussit Pharaonem, et virtutem ejus in Mari rubro: quoniam in aeternum misericordia ejus. Exod. XIV 28. | 15. en Pharao en zijne legermacht nederstortte in de Roode Zee, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
16. Qui traducit populum suum per desertum: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 16. Die zijn volk door de woestijn leidde, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
[pagina 379]
17. Qui percussit reges magnos: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 17. Die groote koningen versloeg, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
18. Et occidit reges fortes: quoniam in aeternum misericordia ejus. Num. XXI 24. | 18. en machtige koningen doodde, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
19. Sehon regem Amorrhaeorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 19. Sehon, den koning der Amorrheërs, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
20. Et Og regem Basan: quoniam in aeternum misericordia ejus. Num. XXI 33. | 20. en Og, den koning van Basan, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
21. Et dedit terram eorum hereditatem: quoniam in aeternum misericordia ejus. Jos. XIII 7. | 21. en hun land ten erfdeel gaf, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
22. Hereditatem Israel servo suo: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 22. ten erfdeel aan Israël, zijnen dienstknechtGa naar voetnoot3) - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
23. Quia in humilitate nostra memor fuit nostri: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 23. omdat Hij in onze vernedering aan ons gedachtig wasGa naar voetnoot4), - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid, |
24. Et redemit nos ab inimicis nostris: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 24. en ons van onze vijanden verloste, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
25. Qui dat escam omni carni: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 25. Die spijze geeft aan alle vleeschGa naar voetnoot5), - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
26. Confitemini Deo coeli: quoniam in aeternum misericordia ejus.
Confitemini Domino dominorum: quoniam in aeternum misericordia ejus. |
26. Looft den God des hemels, - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid.
Looft den Heer der heerenGa naar voetnoot6), - want eeuwig duurt zijne barmhartigheid. |
- voetnoot1)
- Deze Psalm is, wat den inhoud aanbetreft, verwant met Psalm CIV-CVI en CXXXIV; in den vorm komt hij overeen met onze litanieën. Uit I Par. XVI 41 en II Par. VII 3, 6 blijkt, dat de telkens herhaalde tweede helft van elk vers een bij den openbaren godsdienst gebruikelijk formuliergebed was, hetwelk met begeleiding van muziekinstrumenten gezongen werd. Zie Psalm CXII noot 1.
- voetnoot2)
- Zie Psalm XXIII noot 3.
- voetnoot3)
- Blijkens Deut. XXIX 7 en 8 viel hun gebied ten deel aan de stammen Ruben en Gad en aan den halven stam Manasses.
- voetnoot4)
- In onze vernedering, d.i. zoo dikwijls wij door onze vijanden overmand en verdrukt werden.
- voetnoot5)
- Voedsel aan alle menschen en dieren.
- voetnoot6)
- Deze herhaling van v. 3 ontbreekt in den grondtekst en de Septuagint.
- De drie eerste verzen van dezen Psalm beginnen met looft enz. en noemen beurtelings in den grondtekst God met zijne drie noofdnamen Jehova, Elohim en Adonaï. Oudere schriftverklaarders vinden daarin eene aanduiding der H. Drievuldigheid. Men gist, dat de Heiland dezen Psalm als ‘het groote Hallel’ (zie Psalm CXII noot 1) met zijne leerlingen gebeden heeft na het laatste Avondmaal. Vgl. Matth. XXVI 30.