De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus CXXXIII.
|
1. Canticum graduum.
Ecce nunc benedicite Dominum, omnes servi Domini: |
1. Een gezang der opgangenGa naar voetnoot1).
ZietGa naar voetnoot2), looft nu den Heer, gij allen, dienaren des Heeren! |
[pagina 375]
Qui statis in domo Domini, in atriis domus Dei nostri, | Gij, die staat in het huis des Heeren, in de voorhoven des huizes van onzen GodGa naar voetnoot3). |
2. In noctibus extollite manus vestras in sancta, et benedicite Dominum. | 2. Heft in de nachten uwe handen op naar het heiligdom, en looft den HeerGa naar voetnoot4). |
3. Benedicat te Dominus ex Sion, qui fecit coelum et terram. | 3. Zegene u uit Sion de Heer, die den hemel en de aarde heeftGa naar voetnoot5) gemaakt! |
- voetnoot1)
- Zie Ps. CXIX noot 1. Wie naar de bedoeling van den zanger in dezen laatsten ‘Psalm der opgangen’ de priesters en levieten tot gebed aanspoort, is niet met zekerheid te bepalen. Mogelijk geschiedde zulks door de vertrekkende pelgrims of wel door het volk na het avondoffer of door de priesters en levieten, wier diensturen ten einde geloopen waren.
- voetnoot2)
- Ziet, d.i. Welaan!
- voetnoot3)
- Staat, d.i. den dienst waarneemt. Vgl. Deut. X 8; XVIII 7; Dan. I 5. In de voorhoven enz. ontbreekt in den grondtekst; in de nachten (v. 2) behoort daarentegen aldaar bij: Gij, die staat enz. Zie Ps. LXXXIII noot 2.
- voetnoot4)
- Blijkens I Par. IX 33 hadden eenige levieten in den tempel nachtdienst, waarschijnlijk tot bewaking van het heiligdom.
- voetnoot5)
- Antwoord der priesters en levieten. U staat hier in het enkelvoud om de schare aan te duiden, die het heiligdom gaat verlaten. Uit Sion, d.i. uit het heiligdom; vandaar ging alle heil uit; daar immers woonde God, die den hemel enz., d.i. die de Almachtige is.
- Bellarminus ziet in dezen Psalm hoofdzakelijk eene opwekking, gericht tot de heiligen des hemels om God eeuwig in zijn huis en heiligdom te verheerlijken. Het slotvers is dan een wensch, dat de Almachtige hen met alle zegeningen moge vervullen.