De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus CXXVI.
|
1. Canticum graduum Salomonis.
Nisi Dominus aedificaverit domum, in vanum laboraverunt qui aedificant eam. Nisi Dominus custodierit civitatem, frustra vigilat qui custodit eam. |
1. Een gezang der opgangen. Van SalomonGa naar voetnoot1).
Als de Heer een huis niet bouwt, dan werken vergeefs die het bouwen. Als de Heer eene stad niet bewaart, dan waakt tevergeefs die ze bewaart. |
2. Vanum est vobis ante lucem | 2. Vruchteloos is het ulieden op |
[pagina 365]
surgere: surgite postquam sederitis, qui manducatis panem doloris.
Cum dederit dilectis suis somnum: |
te staan vóór het daglicht; staat op, nadat gij neergezeten geweest zijt, gij, die brood der smart eetGa naar voetnoot2).
Als Hij slaap schenkt aan zijne bemindenGa naar voetnoot3), |
3. Ecce hereditas Domini filii: merces, fructus ventris. | 3. zie, het erfdeel des Heeren zijn zonen, het loon vrucht des lichaams. |
4. Sicut sagittae in manu potentis: ita filii excussorum. | 4. Als pijlen in de hand van eenen sterke, zoo zijn de zonen der verdrevenenGa naar voetnoot4). |
5. Beatus vir qui implevit desiderium suum ex ipsis: non confundetur cum loquetur inimicis suis in porta. | 5. Gelukkig de man, die door hen zijne begeerte bevredigd heeftGa naar voetnoot5); hij wordt niet te schande, als hij met zijne vijanden spreekt in de poort. |
- voetnoot1)
- Zie Ps. CXIX noot 1. Of deze Psalm inderdaad van Salomon is, kan niet afdoend bewezen worden; de Septuagint en de meeste Grieksche en Latijnsche handschriften missen dit opschrift. Daarentegen vindt men in het Boek der Spreuken levensregels als die van dezen Psalm en ondervond Salomon, ‘Gods beminde’ (vgl. v. 2 en II Reg. XII 25), zelf, hoe God hem ‘in den slaap’ (vgl. v. 2-3 en III Reg. III 5) weldaden verleende. De Syrische vertaling heeft: ‘Psalm der opgangen, gesproken door David over Salomon, ook gesproken over Aggeüs en Zacharias, die op den bouw des tempels aandrongen’. Mogelijk vonden de lessen van dezen Psalm hare eerste aanleiding in de overgroote bedrijvigheid, die ten tijde van Salomon heerschte, en maakte men na de ballingschap een tweede toepassing daarvan. De zin is dan: bij het opbouwen en verdedigen van stad en muren komt het meer op Gods zegen dan op rusteloozen arbeid aan; overigens zijn voor de duurzaamheid van Staat en huisgezin vooral krachtige zonen noodig, en die kan God alleen schenken.
- voetnoot2)
- Naar de Vulgaat is de zin: het is vergeefsche moeite, als gij zonder Gods bijstand u reeds bij nacht en ontijden aan het werk begeeft; staat eerst op, nadat gij neergezeten geweest zijt, d.i. voldoende gerust hebt, gij, die uw zuur verdiend brood met zorg en smart eet. De grondtekst heeft: ‘Het is tevergeefs, gij, die vroeg opstaat, die laat gaat rusten, die het brood der zorgen eet. Evenzoo (d.i. hetzelfde, wat gij beoogt) geeft God aan zijnen beminde in den slaap’ (d.i. zonder zijn toedoen, uit louter goedheid) of: ‘want Hij geeft aan zijnen beminde slaap.’ De Psalmist keurt hier niet de waakzaamheid en den arbeid af, maar waarschuwt tegen overdrijving en tegen te groot vertrouwen op bloot menschelijke hulpmiddelen.
- voetnoot3)
- Voegt men dit, naar het Hebr. en de Septuagint, bij v. 2, dan is de zin: staat eerst op, nadat gij voldoende gerust hebt (zie noot 2), daar de Heer aan zijne beminden den verkwikkenden slaap gunt. Naar de lezing der Vulgaat behoort dit bij v. 3 en is de zin waarschijnlijk: als God aan zijne beminden slaap, d.i. tijden van rust en vrede, schenkt, dan geeft Hij hun, (v. 3) ten loon voor hun geduld en vertrouwen en als erfdeel, vrucht des lichaams en wel zonen; voorwaar (v. 4-5) een groote zegen!
- voetnoot4)
- Gelijk pijlen een uitstekend wapen tot aanval en tot verdediging zijn in de hand van eenen held, zoo zijn ook de door den Heer geschonken zonen een krachtdadige verdediging voor de zoo even teruggekeerde verdrevenen of: voor hen, die nog steeds met verdrijving bedreigd worden; m.a.w. een talrijk en krachtig door God geschonken nakroost is de beste verdediging des lands. Hebr.: ‘zoo zijn de zonen der jeugd’, d.i. die in den nog jeugdigen leeftijd des vaders geteeld en daarom krachtiger zijn en ook niet door hunne te jeugdige jaren verhinderd worden hunnen vader met raad en daad bij te staan.
- voetnoot5)
- Die zonen naar wensch en genoegen heeft. Hebr.: ‘die zijnen pijlkoker vol heeft van hen’, nl. van zulke pijlen. Geholpen door zijne zonen zal zoo iemand zich met goed gevolg verdedigen tegen zijne vijanden in de poort, d.i. voor de vierschaar. Zie Psalm IX noot 10.
- Naar den H. Augustinus en anderen handelt deze Psalm in hoogeren zin over het opbouwen en bewaren der Kerk. Wie dat zonder Gods hulp wil doen (v. 1) werkt tevergeefs; vruchteloos (v. 2a) zijn menschelijke middelen en pogingen, indien men niet te voren met rustig vertrouwen Gods bijstand heeft ingeroepen. Maar komt God (v. 2b) den zijnen te hulp, dan hebben zij rust en vrede bij den arbeid en dan worden (v. 3) de ledematen der Kerk talrijk, tot loon van Christus, de vrucht des lichaams van de H. Maagd (aldus verscheidene Latijnsche HH. Vaders overeenkomstig de Septuagint). En (v. 4) die zonen der apostelen (of der profeten) zullen machtig zijn, als werktuigen van Christus, den sterke, die (v. 5) door hen zijne vijanden zal beschamen ten dage des oordeels. Naar Bellarminus kan de Psalm ook in den geestelijken zin worden opgevat als eene onderrichting over de wijze, waarop ieder zich eene woning te bouwen en te verzekeren heeft in het hemelsch Jerusalem, waar (v. 2b) na de verrijzenis (aldus ook de H. Augustinus) Christus hun loon zal zijn in eeuwigheid.