De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 276]
| |||||||||||||||
Psalmus XCVII.
|
1. Psalmus ipsi David.
Cantate Domino canticum novum: quia mirabilia fecit. Salvavit sibi dextera ejus: et brachium sanctum ejus. |
1. Een Psalm van DavidGa naar voetnoot1).
Zingt den Heer een nieuw gezang, want wonderen heeft Hij gedaan. Redding heeft zich verschaft zijne rechterhand en zijn heilige armGa naar voetnoot2). |
2. Notum fecit Dominus salutare suum: in conspectu gentium revelavit justitiam suam. | 2. De Heer heeft zijn heil doen kennen; voor het aanschijn der heidenen heeft Hij zijne gerechtigheid geopenbaardGa naar voetnoot3). |
3. Recordatus est misericordis suae, et veritatis suae domui Israel.
Viderunt omnes termini terrae salutare Dei nostri. Is. LII 10; Luc. III 6. |
3. Hij is gedachtig geweest aan zijne erbarming en aan zijne trouw jegens het Huis van IsraëlGa naar voetnoot4).
Alle grenspalen der aarde hebben het heil gezien van onzen God. |
4. Jubilate Deo omnis terra: cantate, et exsultate, et psallite. | 4. Juicht voor God, gij, gansche aarde! Zingt en jubelt en prijst op het psalter, |
5. Psallite Domino in cithara, in cithara et voce psalmi: | 5. prijst den Heer op de citer, op de citer en met psalmgezang, |
6. In tubis ductilibus, et voce tubae corneae.
Jubilate in conspectu regis Domini: |
6. op de trompetten en met bazuingeschal!
Juicht voor het aanschijn des Konings, des Heeren! |
7. Moveatur mare, et plenitudo | 7. Beve de zee en hare volheid, |
[pagina 277]
ejus: orbis terrarum, et qui habitant in eo. | het aardrijk en die daarop wonenGa naar voetnoot5)! |
8. Flumina plaudent manu, simul montes exsultabunt | 8. Dat de stroomen in de handen klappen, de bergen gezamenlijk jubelenGa naar voetnoot6) |
9. A conspectu Domini: quoniam venit judicare terram.
Judicabit orbem terrarum in justitia, et populos in aequitate. |
9. voor het aanschijn des Heeren, want Hij komt om de aarde te richten.
Met rechtvaardigheid zal Hij het aardrijk richten en de volkeren met gerechtigheidGa naar voetnoot7). |
- voetnoot1)
- Van David ontbreekt in den grondtekst. Of de Psalm inderdaad zijn werk is, wordt betwijfeld. Aanleiding tot den Psalm gaf Gods wonderbare hulp, voor het oog der gansche wereld den zijnen verleend door zijn strafgericht over de heidenen. Uit den Psalm blijkt echter niet duidelijk, of de dichter een bijzondere gebeurtenis op het oog had; mogelijk dacht hij aan alles, wat Jehova in den loop der tijden gedaan had voor zijn volk. Voor het overige is deze Psalm verwant met Ps. XCV.
- voetnoot2)
- Zie Ps. XCV noot 1. God maakt de zaak (hier de redding) van zijn volk tot de zijne. Die redding verschafte Hem zijne rechterhand en zijn heilige arm, d.i. Hij zelf kwam onmiddellijk ter hulp en trad krachtdadig op door wonderen en buitengewone gebeurtenissen, het werk zijner almacht en heiligheid.
- voetnoot3)
- Zijn heil, d.i. Hij heeft getoond, dat Hij het was, die hulp verleende, en dat deed Hij om de heidenen zijne gerechtigheid, die overwinning, recht en heil verschaft, te leeren kennen.
- voetnoot4)
- Hij heeft gehandeld naar zijne eeuwige barmhartigheid en overeenkomstig de eertijds aan Israël gegeven beloften.
- voetnoot5)
- Het ruischen van citers en psalters, het geschetter der trompetten en het geschal der bazuinen, gepaard met het juichen der menigte, waren wellicht den Psalmist een herinnering aan het ruischen van zeeën, stroomen (v. 8) en bergen (bergstroomen en wouden); hij noodigt die althans uit tot instemming, overtuigd als hij is, dat de mensch niet vermag God naar behooren te prijzen.
- voetnoot6)
- Een stoute persoonsverbeelding. Handgeklap was een gebruikelijke groet bij de inhuldiging van een koning. Vgl. IV Reg. XI 12 en Ps. XLVI 2.
- voetnoot7)
-
Hij komt, d.i. Hij is gekomen en heeft gericht, maar Hij zal ook den aardbol blijven richten, d.i. door zijn machtsbetoon laten blijken, dat Hij de rechter en de bestierder der wereld is.
- De HH. Athanasius, Hiëronymus, Augustinus, benevens Eusebius, Theodoretus en anderen leggen dezen Psalm hetzij in den letterlijken, hetzij in den typischen zin uit als een lofzang op de eerste of tweede komst van den Heiland of op beide. De Psalmist noodigt dan uit (v. 1) om de wonderen der menschwording en verlossing te bezingen, wonderen gewrocht door de Rechter hand des Vaders, den Heiland, die uit eigen kracht den dood, de hel en de zonde overwon. Dien Heiland en zijne gerechtigheid (v. 2) heeft God aan de wereld geschonken (v. 3) in zijne barmhartigheid en ter vervulling zijner voorspellingen (vgl. Luc. I 54, 55). Dat heil werd door de apostelen tot aan de uiteinden der wereld verkondigd, en daarom (v. 4-8) moge dan ook de gansche aarde jubelen en Dengene prijzen, die eens ten tweeden male zal komen (v. 9) om de wereld met gerechtigheid te oordeelen.