De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 245]
| |||||||||||
Psalmus LXXXVI.
|
1. Filiis Core, Psalmus Cantici.
Fundamenta ejus in montibus sanctis: |
1. Van de zonen van Core. Een PsalmliedGa naar voetnoot1).
Zijne grondvesten zijn op de heilige bergenGa naar voetnoot2). |
2. Diligit Dominus portas Sion super omnia tabernacula Jacob. | 2. Lief heeft de Heer de poorten van Sion meer dan alle tenten van Jacob. |
3. Gloriosa dicta sunt de te, civitas Dei. | 3. Roemrijke dingen worden gezegd van u, stede GodsGa naar voetnoot3)! |
4. Memor ero Rahab, et Babylonis scientium me.
Ecce alienigenae, et Tyrus, et populus AEthiopum, hi fuerunt illic. |
4. Gedenken zal Ik Rahab en Babylon, die Mij kennen.
Zie, de vreemdelingen en Tyrus en het volk der Ethiopiërs, die zijn daarGa naar voetnoot4)! |
5. Numquid Sion dicet: Homo, et homo natus est in ea: et ipse fundavit eam Altissimus? | 5. Zal men niet zeggen van Sion: Man aan man is daar geboren, en Hij, Hij heeft ze gegrondvest, de AllerhoogsteGa naar voetnoot5)? |
[pagina 246]
6. Dominus narrabit in scripturis populorum, et principum: horum, qui fuerunt in ea. | 6. De Heer zal gewagen in schriften van volken en vorsten, van wie daar geboren zijnGa naar voetnoot6). |
7. Sicut laetantium omnium habitatio est in te. | 7. Als van juichenden is aller woning in uGa naar voetnoot7). |
- voetnoot1)
- Zie Psalm XLI noot 3. Onder de nieuwere uitleggers der H. Schrift houden niet weinigen dezen Psalm voor een loflied aangeheven na de nederlaag van Sennacherib. De aanhef (v. 1-2) bezingt dan den roem der even ontzette stad. Wat daarop volgt in v. 3-5, vond naar het eenparig gevoelen der HH. Vaders zijne volledige vervulling eerst in het betere Jerusalem, de Kerk van Christus, in welke alle heidensche natiën, in v. 4 door eenige naburige volken aangeduid, werden opgenomen. Het slot, v. 6-7, zal eens zijne algeheele vervulling vinden in het hemelsche Jerusalem.
- voetnoot2)
- Uit de Septuagint blijkt, dat zijne hier op God doelt. De door Hem gelegde grondvesten der stad rusten op Sion en Moria, hare heilige, door Hem uitverkoren en daarom onwrikbare bergen; daarin ligt een waarborg voor hare duurzaamheid en dat is een uitvloeisel van Gods liefde (v. 2); immers Hij bemint haar meer dan alle tenten van Jacob, d.i. dan alle andere steden des lands.
- voetnoot3)
- Die roemrijke dingen worden door God zelf aangegeven in v. 4; zij werden o.a. ook voorspeld Is. II 3.
- voetnoot4)
- Dat de hier bedoelde volkeren slechts bij wijze van voorbeeld genoemd worden, blijkt uit v. 5-6. Rahab, dat hoogmoed beteekent, duidt waarschijnlijk hier de Egyptenaren aan, Babylon waarschijnlijk de toenmaals opkomende Chaldeërs. Dezen zal God tellen onder de burgers zijner stad, die Hem kennen en dienen. De vreemdelingen zijn de Philistijnen, Tyrus duidt de Pheniciërs aan. De Psalmist ziet ze reeds als kinderen van Jerusalem, daar aanwezig. Hebr.: ‘zie Philistea en Tyrus met Koesj: die (ieder van hen) is (als ware hij) daar geboren’.
- voetnoot5)
- Naar den grondtekst is de zin der Vulgaat waarschijnlijk: men zal van Sion, d.i. Jerusalem, zeggen: ontelbaren zijn daar geboren; zoo talrijk zullen de volken daarheen stroomen. De Septuagint heeft: ‘moeder (d.i. het tot moeder der volken geworden) Sion zal zeggen’ enz. - Dat de Heer de stad heeft gegrondvest, is voor den Psalmist de reden, waarom zij de onwrikbare wereldstad zal zijn.
- voetnoot6)
- De vermoedelijke zin is: in de naamlijsten, waarin volken en vorsten opgesomd worden als burgers der stad, zal God vermelden, dat zij ware kinderen van Jerusalem zijn; daaruit blijkt dan, dat zij de eeuwige wereldstad is. Hebr.: ‘Bij het opschrijven der volken zal de Heer te boek stellen: deze is daar geboren’.
- voetnoot7)
- De zin is: dat zij in Jerusalem opgenomen zijn, zal hun grootste geluk wezen. Het Hebr. kan beteekenen: ‘en zingend en dansend (zullen zij zeggen): al mijne bronnen (van heil en geluk vind ik) in u’.
- In hoogeren zin (zie noot 1) is de samenhang van den Psalm naar de HH. Vaders als volgt (v. 1): de apostelen, de grondslagen der Kerk, het nieuwe Jerusalem, zijn gevestigd op den hoeksteen, Christus; (v. 2) God heeft haar uitverkoren boven de Synagoge; (v. 3) roemrijk is haar oorsprong, haar geschiedenis, haar bestemming; (v. 4-5) alle volken komen tot haar en worden hare kinderen; haar eerstgeborene is de Godmensch; (v. 6) in het boek der uitverkoren volken en vorsten zal Hij van hen getuigen, dat zij ware kinderen zijner Kerk zijn, en (v. 7) dezen zullen (als kinderen der zegepralende Kerk) eeuwige vreugde genieten.