De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 194]
| |||||||||||||
Psalmus LXIX.
|
1. In finem, Psalmus David,
In rememorationem, quod salvum fecerit eum Dominus. |
1. Tot het einde. Een Psalm van David.
Ter gedachtenisGa naar voetnoot1) dat de Heer hem gered hadGa naar voetnoot2). |
2. Deus in adjutorium meum intende: Domine ad adjuvandum me festina. | 2. O God, wees gedachtig aan mijne hulp; Heer, haast U mij te helpen. |
3. Confundantur, et revereantur, qui quaerunt animam meam: | 3. Dat zij te schande en beschaamd worden, die uit zijn op mijne ziel. |
4. Avertantur retrorsum, et erubescant, qui volunt mihi mala:
Avertantur statim erubescentes, qui dicunt mihi: Euge, euge. |
4. Dat zij rugwaarts deinzen en zich schamen, die mij onheil willen.
Dat zij terstond met schaamte rugwaarts deinzen, die mij zeggen: Ha, ha! |
5. Exultent et laetentur in te omnes qui quaerunt te, et dicant semper: Magnificetur Dominus: qui diligunt salutare tuum. | 5. Dat zij juichen en zich in U verblijden, allen, die U zoeken, en dat zij altijd zeggen: Hooggeprezen zij de Heer! zij, die uw heil beminnen. |
6. Ego vero egenus, et pauper sum: Deus adjuva me.
Adjutor meus, et liberator meus es tu: Domine ne moreris. |
6. Ik echter ben behoeftig en arm. God, help mij!
Mijn helper en mijn redder zijt Gij; o Heer, draal niet! |
- voetnoot1)
- Zie Psalm IV noot 1 en XXXVII noot 1.
- voetnoot2)
- Dit ontbreekt in den grondtekst. Mogelijk diende dit opschrift om den lezer te herinneren, dat God op dezen smeekpsalm David verhoorde en hielp. Sommigen vertalen: Ter herinnering, dat God hem helpe.