De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus LIII.
|
1. In finem,
In carminibus intellectus David. |
1. Tot het einde. Met snarenspel. Ter onderrichting. Van DavidGa naar voetnoot1). |
2. Cum venissent Ziphaei, et dixissent ad Saul: Nonne David absconditus est apud nos? I Reg. XXIII 19 et XXVI 1. | 2. Toen de Ziphieten gekomen waren en tot Saül gezegd hadden: Houdt David zich niet bij ons verborgenGa naar voetnoot2)? |
3. Deus in nomine tuo salvum me fac: et in virtute tua judica me. | 3. O God, in uwen naam beveilig mij, en in uwe kracht verschaf mij rechtGa naar voetnoot3). |
[pagina 152]
4. Deus exaudi orationem meam: auribus percipe verba oris mei. | 4. O God, verhoor mijn bede; geef gehoor aan de woorden van mijnen mond. |
5. Quoniam alieni insurrexerunt adversum me, et fortes quaesierunt animam meam: et non proposuerunt Deum ante conspectum suum. | 5. Want vreemden hebben zich verheven tegen mij, en sterken trachten naar mijn zielGa naar voetnoot4), en God stellen zij zich niet voor oogenGa naar voetnoot5). |
6. Ecce enim Deus adjuvat me: et Dominus susceptor est animae meae. | 6. Zie toch, God verleent mij hulp, en de Heer is een beschermer mijner zielGa naar voetnoot6). |
7. Averte mala inimicis meis: et in veritate tua disperde illos. | 7. Wend de rampen af op mijne vijanden, en in uwe trouw vernietig henGa naar voetnoot7). |
8. Voluntarie sacrificabo tibi, et confitebor nomini tuo Domine: quoniam bonum est: | 8. Vrijwillig zal ik aan U offeren, en ik zal uwen naam verheerlijken, o Heer, omdat hij goed isGa naar voetnoot8). |
9. Quoniam ex omni tribulatione eripuisti me: et super inimicos meos despexit oculus meus. | 9. Omdat Gij mij uit allen nood verlost hebt, en mijn oog op mijne haters nederzietGa naar voetnoot9). |
- voetnoot1)
- Zie Ps. IV noot 1 en Ps. XXXI noot 1.
- voetnoot2)
- Hebreeuwsche zegswijze voor: David schuilt bij ons. David deed zulks tweemaal; hier is waarschijnlijk sprake van zijn eerste verblijf aldaar. Vgl. I Reg. XXIII 19 en XXVI 1.
- voetnoot3)
- De naam van God duidt hier evenals elders Gods wezen en eigenschappen aan; eene van deze, zijne kracht of almacht, wordt terstond vermeld; door deze moet God hem redden en tevens recht verschaffen; immers hij wordt onschuldig vervolgd.
- voetnoot4)
- De Ziphieten, alhoewel zij van Juda afstamden evenals David (vgl. Jos. XV 24, 55), handelden te zijnen opzichte gelijk heidenen of vreemden zonder hart; tevens waren zij daardoor van God vervreemd geraakt, wiens zaak die van David was. De sterken zijn of de Ziphieten of waarschijnlijker Saül en zijn aanhang. Ziel staat hier evenals elders voor: leven.
- voetnoot5)
- Ten minste zij handelden zoo, doordien zij David wilden uitleveren. Het is vooral de smaad, Gode door dat onrecht aangedaan, die den Psalmist ter harte gaat.
- voetnoot6)
- David is zoo zeker van Gods hulp, dat hij die als reeds aanwezig voorstelt.
- voetnoot7)
- De rampen zijn hier die, welke zijne vijanden over hem willen doen komen; de trouw die, welke God steeds toont in het vervullen zijner beloften; het geheel is een voorspelling onder den vorm van eenen wensch.
- voetnoot8)
- Volgaarne zal ik bij de verplichte offers ook nog andere voegen uit dankbaarheid. Zie noot 3 en Ps. LI noot 11.
- voetnoot9)
- Hij doet dit met rechtmatigen trots en met tevredenheid, omdat zijne vijanden, tevens Gods vijanden, vernederd zijn en hij van alle kwellingen bevrijd is.
- De HH. Augustinus, Hilarius en Hiëronymus zien in dezen Psalm een aanduiding van de vervolgingen der Kerk of van het lijden des Heeren.