De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus LI.
|
1. In finem, Intellectus David, | 1. Tot het einde. Ter onderrichtingGa naar voetnoot1). Van David. |
2. Cum venit Doeg Idumaeus, et | 2. Toen Doëg, de Idumeër, geko- |
[pagina 149]
nuntiavit Sauli: Venit David in domum Achimelech. I Reg. XXII 9. | men was en geboodschapt had aan Saül: David is gekomen ten huize van AchimelechGa naar voetnoot2). |
3. Quid gloriaris in malitia, qui potens es in inïquitate? | 3. Wat beroemt gij u op boosheid, die machtig zijt in ongerechtigheidGa naar voetnoot3)? |
4. Tota die injustitiam cogitavit lingua tua: sicut novacula acuta fecisti dolum. | 4. Den ganschen dag is uwe tong bedacht op onrechtvaardigheid; als een geslepen scheermes pleegt gij bedrogGa naar voetnoot4). |
5. Dilexisti malitiam super benignitatem: iniquitatem magis quam loqui aequitatem. | 5. Gij houdt van boosheid meer dan van goedaardigheid, spreekt liever ongerechtigheid dan rechtGa naar voetnoot5). |
6. Dilexisti omnia verba praecipitationis, lingua dolosa. | 6. Gij houdt van allo woorden van verderf, gij sluwe tongGa naar voetnoot6). |
7. Propterea Deus destruet te in finem, evellet te, et emigrabit te de tabernaculo tuo: et radicem tuam de terra viventium. | 7. Daarom zal God u voor altoos verdelgen, u wegrukken en u verbannen uit uwe tent, en uwen wortel uit het land der levendenGa naar voetnoot7). |
8. Videbunt justi, et timebunt, et super eum ridebunt, et dicent: | 8. Toeschouwen zullen de gerechtigen en vreezen, en lachen over hemGa naar voetnoot8) en zeggen: |
9. Ecce homo, qui non posuit Deum adjutorem suum:
Sed speravit in multitudine divitiarum suarum: et praevaluit in vanitate sua. |
9. Ziedaar de man, die God niet stelde tot zijn helper, maar hoopte op de menigte van zijne rijkdommen, en overmachtig was in zijne ijdelheidGa naar voetnoot9). |
10. Ego autem, sicut oliva fructifera in domo Dei, speravi in mi- | 10. Ik echter, als een vruchtbare olijfboomGa naar voetnoot10) in Gods huis, vertrouw |
[pagina 150]
sericordia Dei in aeternum: et in saeculum saeculi. | op Gods barmhartigheid voor altoos en voor immer en eeuwig. |
11. Confitebor tibi in saeculum quia fecisti: et exspectabo nomen tuum, quoniam bonum est in conspectu sanctorum tuorum. | 11. Prijzen zal ik U in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt, - en verbeiden zal ik uwen naam, dewijl hij goed isGa naar voetnoot11), - voor het aangezicht van uwe vromen. |
- voetnoot1)
- Zie Ps. IV noot 1 en Ps. XXXI noot 1. De leer van dezen Psalm is, dat de vrome zich door boosaardigheid en laster niet moet laten schokken in zijn vertrouwen op God.
- voetnoot2)
- Op zijne vlucht voor Saül had David ondersteuning genoten van den priester Achimelech. Doëg, daarvan getuige, verried zulks valschhartig aan Saül en richtte op diens bevel te Nobe een algemeen bloedbad aan; slechts Abiathar, zoon van Achimelech, ontkwam en vluchtte naar David, die ongetwijfeld toen door dezen vloekpsalm lucht gaf aan zijn verontwaardiging tegen Doëg, of, naar anderen meenen, tegen Saül. Vgl. I Reg. XXI, XXII.
- voetnoot3)
- Waarschijnlijk had Doëg zich op zijn schelmstuk beroemd. Hebr.: ‘Wat beroemt gij u op boosheid, gij held? Gods goedheid duurt bestendig’.
- voetnoot4)
- Gij zint op leugen en laster om daardoor aan anderen vlijmend wee te veroorzaken.
- voetnoot5)
- In plaats van menschlievend alles ten goede uit te leggen, veroorzaakt gij kwaad en onrecht door uwe lastertaal; immers Achimelech, die onschuldig was, hebt gij (v. 6) door uwen laster in het verderf gestort.
- voetnoot6)
- Enkelen vertalen: door eene sluwe tong. Naar de Septuagint: ‘gij houdt van een sluwe tong’.
- voetnoot7)
- Gods strafgericht wordt hier onder verschillende beelden aangekondigd: God zal u (uw aanzien en macht) afbreken als een gebouw; Hij zal u verbannen uit uwe woonplaats en u met wortel en tak wegrukken uit dit leven, zoodat er van u geen nakroost zal overblijven.
- voetnoot8)
- Bij dien ondergang zullen zij in heilige vreeze Gods lachen over hem, niet alsof zij behagen schepten in zijn ongeluk, maar omdat in zijne straf Gods rechtvaardigheid en almacht met grooteren luister aan den dag treedt.
- voetnoot9)
- Zijn gansche macht steunde op ijdele, vergankelijke goederen en was dus slechts van korten duur; of wel: in zijne ijdelheid verbeeldde hij zich overmachtig te zijn. Hebr.: ‘die sterk was in zijne boosheid’, d.i. door laster en laagheid.
- voetnoot10)
- De groene olijfboom wordt herhaaldelijk gebruikt als beeld van een leven vol van duurzaam geluk; dit geniet de zanger in het huis van God als diens gastvriend, m.a.w. in zijne gemeenschap met God.
- voetnoot11)
- Ik zal U loven, omdat die bloei van mijn leven uw werk is, en met vertrouwen de openbaring van uwen naam, d.i. van uw wezen, uwe macht, uwe goedertierenheid enz. verbeiden, dewijl de goedheid aan dien naam, d.i. aan U, eigen is. Het prijzen en verbeiden geschiedt voor het aangezicht, d.i. openlijk, tot stichting der vromen.
- Verscheidene HH. Vaders meenen met Cassiodorus, dat door den booswicht in dezen Psalm de Antichrist, anderen, zooals de HH. Athanasius en Hilarius, dat daardoor de verrader Judas en de Joden, zijne medeplichtigen, geheimzinnig worden aangeduid.