De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus XLVII.
|
1. Psalmus Cantici filiis Core secunda sabbati. | 1. Een Psalmgedicht. Van de zonen van CoreGa naar voetnoot1). Op den tweeden dag der weekGa naar voetnoot2). |
2. Magnus Dominus, et laudabilis nimis in civitate Dei nostri, in monte sancto ejus. | 2. Groot is de Heer en prijzenswaardig bovenmate in de stad van onzen God, op zijnen heiligen bergGa naar voetnoot3). |
[pagina 137]
3. Fundatur exsultatione universae terrae mons Sion, latera aquilonis, civitas Regis magni. | 3. Gegrondvest tot gejubel van geheel de aarde is Sion's berg, de noordzijde, de stad des grooten KoningsGa naar voetnoot4). |
4. Deus in domibus ejus cognoscetur, cum suscipiet eam. | 4. God doet zich in haar huizen kennen, terwijl Hij haar beschutGa naar voetnoot5). |
5. Quoniam ecce reges terrae congregati sunt: convenerunt in unum. | 5. Want zie, de koningen der aarde vergaderden, zij rotten samenGa naar voetnoot6). |
6. Ipsi videntes sic admirati sunt, conturbati sunt, commoti sunt: | 6. Zij zagen toeGa naar voetnoot7); fluks stonden zij verbaasd, verward, ontzet; |
7. Tremor apprehendit eos.
Ibi dolores ut parturientis, |
7. verschrikking greep hen aan;
daar waren weeën als van eene barende. |
8. In spiritu vehementi conteres naves Tharsis. | 8. Met eenen stormwind vergruist Gij Tharsis-schepenGa naar voetnoot8)! |
9. Sicut audivimus, sic vidimus in civitate Domini virtutum, in civitate Dei nostri: Deus fundavit eam in aeternum. | 9. Gelijk wij het vernomen hadden, zoo zagen wij het in de stad van den Heer der legerscharen, in de stad van onzen God. God heeft ze gegrondvest voor de eeuwigheidGa naar voetnoot9). |
10. Suscepimus Deus misericordiam tuam, in medio templi tui. | 10. Wij gedenken uwe goedertierenheid, o God, in het midden van uwen tempelGa naar voetnoot10). |
11. Secundum nomen tuum Deus, sic et laus tua in fines terrae: justitia plena est dextera tua. | 11. Naar uwen naam, o God, zoo is ook uw roem tot aan des aardrijks einden. Vol gerechtigheid is uwe rechterhandGa naar voetnoot11). |
[pagina 138]
12. Laetetur mons Sion, et exsultent filiae Judae, propter judicia tua Domine. | 12. Verblijde zich de Sionsberg en juichen mogen Juda's dochters om uwe oordeelen, o Heer! |
13. Circumdate Sion, et complectimini eam: narrate in turribus ejus. | 13. Gaat rondom Sion en omwandelt hetGa naar voetnoot12); verhaalt op zijne torensGa naar voetnoot13). |
14. Ponite corda vestra in virtute ejus: et distribuite domos ejus, ut enarretis in progenie altera. | 14. Richt uwe harten op zijne sterkte en deelt zijne huizen afGa naar voetnoot14), om het te verhalen aan het volgende geslacht, |
15. Quoniam hic est Deus, Deus noster in aeternum, et in saeculum saeculi: ipse reget nos in saecula. | 15. dat Deze God is, onze God voor immer en altoos en eeuwig; Hij zal ons bestieren tot in eeuwigheid. |
- voetnoot1)
- Zie Psalm IV noot 1 en XLI noot 3.
- voetnoot2)
- Dit opschrift ontbreekt in den grondtekst; het doelt op een liturgisch gebruik van den Psalm in de Grieksche synagogen op den tweeden dag der Mosaïsche week.
- voetnoot3)
- De door God geredde stad Jerusalem en de Hem toegeheiligde berg zijn heerlijke, blijvende gedenkteekenen van zijne almacht; door die redding is de stad (v. 3) als opnieuw gegrondvest en dat is een reden van jubel voor geheel het land, ja (in hoogeren zin) voor geheel de aarde.
- voetnoot4)
- De twee voornaamste deelen van Jerusalem, nl. de berg Sion en de noordzijde, d.i. de noordwaarts gelegen berg Moria, waarop de tempel gebouwd was, zijn als opnieuw gegrondvest en maken voortaan de onwrikbare stad uit des grooten Konings, nl. van het rijk van Juda. Bedoeld wordt daarmede God zelf. Vgl. Matth. V 35.
- voetnoot5)
- De bewoners der ongerept gebleven huizen van Jerusalem leeren erkennen, dat God het is, die de stad beschut heeft.
- voetnoot6)
- Hier worden wellicht de vorsten bedoeld, die gezamenlijk tegen Josaphat tot op eenigen afstand der stad waren opgerukt, maar aldaar door Gods toedoen vernietigd werden (vgl. II Par. XX 22 volg.), of wel de aan Sennacherib onderhoorige vorsten (vgl. IV Reg. XIX). De grondtekst heeft: ‘Want zie, de koningen verzamelden zich, en zij verdwenen altegader’.
- voetnoot7)
- Niet zoodra aanschouwden zij de stad, of Israël's leger (Gods zichtbare tusschenkomst) joeg hun angst en ontzetting aan.
- voetnoot8)
- Zij vloden en werden door God te pletter geslagen, als Tharsis-schepen door den stormwind. Tharsis of Tartessus was een stapelplaats van den Phenicischen handel in Spanje; alleen stevig gebouwde schepen konden daarheen stevenen; daarom golden de Tharsis-schepen als zinnebeelden van sterkte en pracht. Mogelijk wordt hier gezinspeeld op den storm vermeld III Reg. XXII 49 en II Par. XX 36, 37.
- voetnoot9)
- Wij zagen de door God ten bate der voorvaderen gewrochte wonderen (bij de Roode Zee enz.) te Jerusalem herhaald; wel een bewijs, dat God de stad ook in de toekomst zal beschutten.
- voetnoot10)
- Naar den grondtekst en de Septuagint kan de zin ook zijn: wij verbeiden, vragen, overwegen of prijzen uwe goedertierheid.
- voetnoot11)
- Overeenkomstig uwen naam, d.i. de openbaring van uw goddelijk wezen in zijne wonderkracht, goedertierenheid enz., zult Gij alom verheerlijkt worden; want uwe rechterhand, d.i. uwe machtige hulp, heeft ons overvloed van recht verschaft, en dat (v. 12) mag wel een reden van jubel zijn voor Jerusalem en de andere dochters, d.i. steden, van Juda.
- voetnoot12)
- Zoolang het gevaar dreigde, had het volk zich van angst binnen de muren verscholen gehouden. Thans wordt het door den dichter uitgenoodigd om Sion, d.i. de stad, van den buitenkant te bezichtigen, hare torens (v. 14), verschansingen en huizen in oogenschouw te nemen, ten einde van hunne ongereptheid verslag te doen aan de nakomelingschap en er op te wijzen (v. 15), hoe God zijn volk beschermd heeft en beschermen zal.
- voetnoot13)
- Verhaalt met lof en jubel op (binnen) zijne torens, wat wonderen daarbij gebeurd zijn. Of wel: houdt eenen omgang om de stad en over hare muren, terwijl gij bezingt wat daar geschied is. De grondtekst heeft: ‘telt hare torens’.
- voetnoot14)
- Vestigt uwe aandacht op hare verschansingen, d.i. onderzoekt ze nauwkeurig, en van de hoogte der torens (of: op uwen weg door de straten) beschouwt ieder huis afzonderlijk.
- Jerusalem was volgens de HH. Vaders een voorafbeelding der Kerk van Christus; daarom zien velen van hen in dezen Psalm een loflied op zijne zegepraal over afgoderij en dwaling en op hare schoonheid en onwrikbaarheid. De Kerk verkondigt dan ook Christus' roem tot aan de uiteinden des aardrijks en zij zal, steeds door Hem bestierd, ongerept blijven en onvergankelijk zijn.