De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||
Psalmus XXXII.
|
Psalmus David. | Een Psalm van DavidGa naar voetnoot1). |
1. Exsultate justi in Domino: rectos decet collaudatio. | 1. Jubelt, gerechtigen, in den Heer; den vromen voegt lofgezangGa naar voetnoot2). |
2. Confitemini Domino in cithara: in psalterio decem chordarum psallite illi. | 2. Looft den Heer op de citer; prijst Hem op het tiensnarig psalterGa naar voetnoot3)! |
3. Cantate ei canticum novum: bene psallite ei in vociferatione. | 3. Zingt Hem ter eere een nieuwen zang! Uitbundig prijst Hem op het psalter met vreugdegejuich! |
4. Quia rectum est verbum Domini, et omnia opera ejus in fide. | 4. Want oprecht is het woord des Heeren, en al zijn doen is in trouwGa naar voetnoot4). |
5. Diligit misericordiam et judicium: misericordia Domini plena est terra. | 5. Hij bemint erbarming en recht; van 's Heeren erbarming is de aarde vervuldGa naar voetnoot5). |
6. Verbo Domini coeli firmati sunt: | 6. Door het woord des Heeren |
[pagina 94]
et spiritu oris ejus omnis virtus eorum. | zijn de hemelen gegrondvest, en door den adem van zijnen mond geheel hunne legermachtGa naar voetnoot6). |
7. Congregans sicut in utre aquas maris: ponens in thesauris abyssos. | 7. Hij vergadert als in eenen zakGa naar voetnoot7) de wateren der zee; Hij sluit in schatkamers de kolken. |
8. Timeat Dominum omnis terra: ab eo autem commoveantur omnes inhabitantes orbem. | 8. Vreeze den Heer geheel het aardrijk, en dat allen voor Hem beven, die het wereldrond bewonenGa naar voetnoot8)! |
9. Quoniam ipse dixit, et facta sunt: ipse mandavit, et creata sunt. Judith XVI 17. | 9. Want hij sprak, en het ontstond; Hij gebood, en het werd geschapenGa naar voetnoot9). |
10. Dominus dissipat consilia gentium: reprobat autem cogitationes populorum, et reprobat consilia principum. | 10. De Heer verijdelt de plannen der heidenen; Hij verwerpt de gedachten der volken en verwerpt de plannen der vorstenGa naar voetnoot10). |
11. Consilium autem Domini in aeternum manet: cogitationes cordis ejus in generatione et generationem. | 11. Maar 's Heeren raadsbesluit staat vast voor eeuwig, de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht. |
12. Beata gens, cujus est Dominus, Deus ejus: populus, quem elegit in hereditatem sibi. | 12. Gelukkig het volk, welks God de Heer is; het volk, dat Hij zich uitverkoos ten erfdeel! |
13. De coelo respexit Dominus: vidit omnes filios hominum. | 13. Uit den hemel ziet de Heer neder, slaat Hij alle menschenzonen gade. |
14. De praeparato habitaculo suo respexit super omnes, qui habitant terram. | 14. Uit zijn welbereide woning ziet Hij neer op alle aardbewonersGa naar voetnoot11). |
[pagina 95]
15. Qui finxit sigillatim corda eorum: qui intelligit omnia opera eorum. | 15. Hij, die hunne harten, van elk hunner, heeft gevormd; Hij, die al hunne werken doorziet. |
16. Non salvatur rex per multam virtutem: et gigas non salvabitur in multitudine virtutis suae. | 16. Geenszins redt een koning zich door een groote legermacht, en geenszins redt een reus zich in den overvloed van zijne sterkteGa naar voetnoot12). |
17. Fallax equus ad salutem: in abundantia autem virtutis suae non salvabitur. | 17. Bedrieglijk is het ros ter redding, en in de overmate zijner kracht ontkomt het niet. |
18. Ecce oculi Domini super metuentes eum: et in eis, qui sperant super misericordia ejus. Eccli. XXXIV 19. | 18. Zie, de oogen des Heeren zijn op die Hem vreezen, en op die vertrouwen stellen in zijne barmhartigheid, |
19. Ut eruat a morte animas eorum: et alat eos in fame. | 19. om hunne zielen aan den dood te ontrukken en hen te voeden in hongersnoodGa naar voetnoot13). |
20. Anima nostra sustinet Dominum: quoniam adjutor et protector noster est. | 20. Onze ziel verbeidt den Heer, want Hij is onze helper en beschermer. |
21. Quia in eo laetabitur cor nostrum: et in nomine sancto ejus speravimus. | 21. Want in Hem zal zich ons hart verheugen, en op zijnen heiligen naam vertrouwen wij. |
22. Fiat misericordia tua Domine super nos: quemadmodum speravimus in te. | 22. Kome uwe erbarming, o Heer, over ons, gelijk wij onze hoop gesteld hebben op UGa naar voetnoot14)! |
- voetnoot1)
- In het Hebr. is deze Psalm zonder opschrift.
- voetnoot2)
- Hoe meer de mensch God kent en bemint, des te schooner en aangenamer aan God is zijn lof, maar des te meer voegt het hem ook zijnen weldoener met een dankbaar hart te prijzen.
- voetnoot3)
- Het tiensnarig psalter schijnt hier te moeten aangeslagen worden ter uiting der bijzondere geestdrift over de nieuwe door den Heer gewrochte wonderen; deze moeten dan ook (v. 3) met een nieuw lied bezongen worden.
- voetnoot4)
- Zijne woorden zijn in overeenstemming met zijn wezen; zijne werken met zijne woorden. Achtereenvolgens wordt God hier geprezen in zijne openbaring (v. 4-5), zijne scheppende almacht (v. 6-9) en zijne voorzienigheid (v. 10-11).
- voetnoot5)
- Gods heilige wet en al zijne beschikkingen zijn evenzoovele openbaringen van zijne barmhartigheid en rechtvaardigheid, en niet alleen de weldaden der genade, maar ook die der natuur, door Hem zoo ruimschoots op aarde aan den mensch geschonken, zijn uitvloeisels zijner erbarming; want uit vrijen wil heeft Hij (v. 6) alles geschapen.
- voetnoot6)
- Woord en adem beteekenen hier het scheppende bevel Gods, door hetwelk Hij de hemelen en hunne legermacht, d.i. de tallooze hemellichamen, grondvestte, d.i. schiep en aan vaste wetten onderwierp. De HH. Vaders zien daarin eene aanduiding der H. Drievuldigheid; de Heer, d.i. de Vader, heeft met het eeuwig Woord en met (den adem) den H. Geest zijne almacht getoond in de schepping.
- voetnoot7)
- Hebr.: ‘als eenen hoop’. De afgronden der zee zijn als onmetelijke schatkamers, waarin God de kolken, d.i. de onpeilbare wateren, wegsluit, opeenstapelt en bewaart, opdat de aarde blijve voortbestaan gelijk Hij ze geschapen heeft.
- voetnoot8)
- Is God de Schepper van alles, dan dienen ook allen voor Hem te sidderen of zich met kinderlijke vrees en liefde aan Hem onderwerpen.
- voetnoot9)
- Aldus in overeenstemming met de tijden der Septuagint. Naar het Hebr. kan men vertalen: want Hij sprak en het was; Hij gebood en het hield, of: het stond, het was geschapen. Bedoeld wordt het heelal, voornamelijk echter het aardrijk.
- voetnoot10)
- God bestiert ook de samenleving en vooral zijn uitverkoren volk; Hij verijdelt de plannen zijner tegenstrevers, onverschillig of het vorsten of onderdanen zijn; maar zijne besluiten (v. 11), nl. alles, wat Hij bij, door en voor de menschen tot zijne eer wil tot stand brengen, staan onwrikbaar vast ten bate der zijnen (v. 12); immers (v. 13-14) Hij ziet en bestiert alles; Hij weet alles (v. 15) wat in de harten omgaat, want Hij heeft ze zonder uitzondering geschapen en aan elk hart zijne hoedanigheden medegedeeld.
- voetnoot11)
- Hij ziet neder uit den hemel, dien Hij voor zijne Godheid bereid (bevestigd) heeft.
- voetnoot12)
- Om de noodzakelijkheid en krachtdadigheid van Gods hulp nog beter te doen uitkomen, wijst de Psalmist in v. 16-17 door drie voorbeelden op de onbetrouwbaarheid der menschelijke hulpmiddelen en vervolgens op den nimmer falenden bijstand (v. 18-19), welken zijne voorzienigheid verleent aan zijne dienaars.
- voetnoot13)
- Hij redt hunne zielen, d.i. hun leven, en voedt hen in hongersnood, d.i. Hij helpt hen in elke hachelijke omstandigheid.
- voetnoot14)
- Gods zegen neemt toe naar de mate van ons vertrouwen; zijne liefde valt ons ten deel naar de mate van onze liefde.
- De H. Augustinus en anderen leggen dezen Psalm in geestelijken zin uit als eenen lofzang der Kerk ter verheerlijking der bovennatuurlijke weldaden, die God de Vader door den Zoon en den H. Geest aan hare leden schenkt.