De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 77]
| |||||||||||||
Psalmus XXV.
|
1. In finem, Psalmus David.
Judica me Domine, quoniam ego in innocentia mea ingressus sum: et in Domino sperans non infirmabor. |
1. Tot het eindeGa naar voetnoot1). Een Psalm van David.
Verschaf mij recht, o Heer, want ik, ik wandel in mijne onschuldGa naar voetnoot2), en in mijn vertrouwen op den Heer zal ik niet wankelenGa naar voetnoot3). |
2. Proba me Domine, et tenta me: ure renes meos et cor meum. | 2. Beproef mij, Heer, en onderzoek mij; stel op de vuurproef mijne nieren en mijn hartGa naar voetnoot4). |
3. Quoniam misericordia tua ante oculos meos est: et complacui in veritate tua. | 3. Want uwe goedertierenheid is voor mijne oogen, en welbehagen vind ik in uwe waarheidGa naar voetnoot5). |
4. Non sedi cum concilio vanitatis: et cum iniqua gerentibus non introibo. | 4. Ik zit niet neder met den raad der valschheidGa naar voetnoot6), en met hen, die ongerechtigheden plegen, ga ik niet om. |
5. Odivi ecclesiam malignantium: et cum impiis non sedebo. | 5. Ik haat de samenkomst van kwaadgezinden, en met goddeloozen zit ik niet neder. |
6. Lavabo inter innocentes manus meas: et circumdabo altare tuum Domine: | 6. Ik wasch onder onschuldigen mijne handenGa naar voetnoot7), en treed in de omgeving van uw altaar, o HeerGa naar voetnoot8), |
[pagina 78]
7. Ut audiam vocem laudis et enarrem universa mirabilia tua. | 7. om den lofgalm te hooren, en al uwe wonderdaden te vermelden. |
8. Domine dilexi decorem domus tuae, et locum habitationis gloriae tuae. | 8. Heer, ik bemin den luister van uw huisGa naar voetnoot9), en de woonstede uwer heerlijkheid. |
9. Ne perdas cum impiis Deus animam meam, et cum viris sanguinum vitam meam: | 9. Verderf niet, o God, met goddeloozen, mijne ziel, en met mannen des bloeds mijn levenGa naar voetnoot10), |
10. In quorum manibus iniquitates sunt: dextera eorum repleta est muneribus. | 10. in wier handen ongerechtigheden zijn, wier rechterhand gevuld is met geschenkenGa naar voetnoot11). |
11. Ego autem in innocentia mea ingressus sum: redime me, et miserere mei. | 11. Maar ik, ik wandel in mijne onschuld; verlos mij en ontferm U mijner! |
12. Pes meus stetit in directo: in ecclesiis benedicam te Domine. | 12. Mijn voet staat op een effen baanGa naar voetnoot12); in de samenkomsten zal Ik U loven, Heer. |
- voetnoot1)
- Zie Ps. IV noot 1. Deze woorden ontbreken in het Hebr. en de Septuagint.
- voetnoot2)
- Zie v. 3 en 8 en Ps. XVII noot 18.
- voetnoot3)
- Om mijne onschuld en om mijn vertrouwen op U zal ik in het pleit met mijne vijanden niet de zwakkere partij worden. Of wel: ik vertrouw op U vast en onwankelbaar.
- voetnoot4)
- Vgl. Ps. VII 10. Sterk in zijne onschuld, vreest hij niets en vraagt een nauwkeurig onderzoek. Dit vers bevat een tusschengeschoven gedachte, zoodat v. 3 dient ter uitlegging van v. 1 en ter inleiding voor verdere bewijzen der onschuld van den Psalmist.
- voetnoot5)
- Met welbehagen overweeg ik uwe getrouwheid, of denk ik aan uwe leer en wet, en leef die dus na.
- voetnoot6)
- Ik span niet samen met listige bedriegers of met nietswaardigen.
- voetnoot7)
- In het bewustzijn en ten teeken mijner onschuld kan ik mijne handen wasschen en mij gerust tot uw altaar begeven. Vgl. Ps. XIV 1 volg.
- voetnoot8)
- Ik treed in den kring der vromen, die uw tabernakel en altaar omringen. Misschien is hier van een plechtigen omgang sprake, of drukt de Psalmist den wensch uit om te vertoeven bij het heiligdom, waarvan hij heeft moeten scheiden.
- voetnoot9)
- Hebr.: ‘de woning van uw huis’. De zin is: gaarne vertoef ik bij uwe luisterrijke woning, in welke de Ark staat, die uwe heerlijkheid is. Geen grooter wellust op aarde, dan te weten, dat men zich in Gods tegenwoordigheid bevindt en met Hem vereenigd is; dan te hooren, hoe God verheerlijkt wordt en aan dien lof deel te nemen: dat geeft een waren voorsmaak van de vreugden des hemels.
- voetnoot10)
- Na zijne onschuld betoogd te hebben, komt de Psalmist terug op de bede van v. 1. Ziel en leven zijn hier synoniem.
- voetnoot11)
- Hier worden vooral de vorsten en rechters bedoeld, die onschuldig bloed vergieten, onrechtvaardig verkregen goederen bezitten en zich door geschenken laten omkoopen.
- voetnoot12)
- In zijn vertrouwen meent hij, dat zijn gebed reeds verhoord is, en dat alle moeilijkheden en gevaren zijn uit den weg geruimd; daarom belooft hij, God voor die redding te danken bij den openbaren eeredienst. Sommigen vatten dit voorwaardelijk op: Staat mijn voet op effen baan, dan zal ik U loven.
- De HH. Athanasius, Augustinus, Hiëronymus en anderen leggen dezen Psalm uit als een gebed der Kerk, die God tot getuige neemt van de ongerechtigheden harer vijanden en van haren ijver voor zijnen dienst, weshalve zij dan ook Gods bescherming inroept. Ook legt zij bij het H. Offer een gedeelte van dezen Psalm in den mond van haren priester, die, vertrouwend op Gods barmhartigheid en op het getuigenis van zijn geweten, betuigt, dat hij met reine handen het vlekkelooze Lam gaat opdragen.