De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |||||||||||
Psalmus XXII.
|
1. Psalmus David.
Dominus regit me, et nihil mihi deerit: Is. XL 11; Jer. XXIII 4; Ez. XXXIV 11, 23; I Petr. II 25 et V 4. |
1. Een Psalm van David.
De Heer leidt mij, en niets zal mij ontbrekenGa naar voetnoot1). |
2. In loco pascuae ibi me collocavit.
Super aquam refectionis educavit me: |
2. In een weideveld, daar heeft Hij mij gelegerd.
Aan een ververschend waterGa naar voetnoot2) voedt Hij mij op. |
3. Animam meam convertit.
Deduxit me super semitas justitiae, propter nomen suum. |
3. Mijne ziel doet Hij opleven;
Hij geleidt mij langs paden van gerechtigheidGa naar voetnoot3) ter wille van zijnen naamGa naar voetnoot4). |
4. Nam, et si ambulavero in medio umbrae mortis, non timebo mala: quoniam tu mecum es.
Virga tua, et baculus tuus: ipsa me consolata sunt. |
4. Want, al zou ik ook wandelen te midden der schaduw des doods, ik zou geene onheilen vreezenGa naar voetnoot5), want Gij zijt met mij.
Uwe roede en uw herdersstaf, die beuren mij opGa naar voetnoot6). |
5. Parasti in conspectu meo mensam, adversus eos, qui tribulant me.
Impinguasti in oleo caput meum: |
5. Gij richt voor mijn aanschijn een maaltijd aan tegenover hen, die mij kwellenGa naar voetnoot7);
Gij zalft met balsemolie mijn |
[pagina 72]
et calix meus inebrians quam praeclarus est! | hoofdGa naar voetnoot8), en mijn zwijmelkelk, hoe voortreffelijk is hijGa naar voetnoot9)! |
6. Et misericordia tua subsequetur me omnibus diebus vitae meae:
Et ut inhabitem in domo Domini, in longitudinem dierum. |
6. En uwe barmhartigheid zal op den voet mij volgen alle dagen mijns levens,
en dat ik wone in het huis des Heeren in lengte van dagenGa naar voetnoot10). |
- voetnoot1)
- Naar de Septuagint: ‘De Heer is mijn herder’. Als zoodanig zorgt Hij voor alles: (v. 2) voedsel en verkwikking; (v. 3) goede wegen; (v. 4) bescherming.
- voetnoot2)
- Gr. en Hebr.: ‘water der rust’, d.i. waar het verlangen naar lafenis tot rust komt; of: waar water en lommer is.
- voetnoot3)
- Hij geleidt mij niet langs kronkelpaden of hobbelige wegen, maar op rechte en effen wegen, d.i. op die der gerechtigheid en des heils. Vgl. Sap. X 10; Is. XXVI 7.
- voetnoot4)
- nl. uit louter liefde en genade, dewijl zijn naam, d.i. zijn wezen, goed is. Of wel: ter verheerlijking van zijnen naam.
- voetnoot5)
- Al moest ik gedurig in het grootste levensgevaar verkeeren, ik zou niets duchten.
- voetnoot6)
- Roede en staf houden de schapen in de goede richting en keeren de wolven. Sommigen zien in de roede Gods tuchtiging, in den staf zijne hulp; beide verstrekken ten heil.
- voetnoot7)
- Het feestmaal is hier een beeld van Gods zegen; God maakte David's leven tot een feestmaal ten aanschouwen zijner vijanden, die machteloos moesten toezien, hoe dierbaar Hem zijn gastvriend was. Anderen meenen, dat Gods zegen hier tegenover de kwellingen gesteld wordt, die David's vijanden hem aandoen.
- voetnoot8)
- Vóór de feestmaaltijden placht men in 't Oosten den gast het hoofd met welriekende olie te zalven.
- voetnoot9)
- De zwijmelkelk is hier de met vurigen, edelen wijn gevulde beker bij het feestmaal. De zin is: hoe gezegend en vol van uitbundige vreugde is door uw toedoen mijn levenslot! Hebr.: ‘mijn kelk is overvloed; (v. 6) voorwaar het goed en de barmhartigheid zullen volgen’ enz. Ook Gods tijdelijke weldaden zijn bewijzen zijner liefde en als zoodanig maken zij het geloovige en minnende hart dronken van vreugde.
- voetnoot10)
- Het zal mij gegeven zijn gestadig het heiligdom te bezoeken en onder 's Heeren bescherming te leven.
- Naar Joan. X 14 leggen de HH. Vaders dezen Psalm uit van Christus, die ons op de weide der Kerk door de H. Sacramenten verkwikt, ons spijzigt aan den disch der H. Communie, ons zalft met het H. Chrisma, en ons met zijne barmhartigheid ten einde toe vergezelt, opdat wij eens voor eeuwig in zijn huis wonen. Aldus Eusebius, Theodoretus, de HH. Athanasius, Chrysostomus, Hiëronymus, Augustinus e.a.