De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus XIX.
|
1. In finem, Psalmus David. | 1. Tot het eindeGa naar voetnoot1). Een Psalm van DavidGa naar voetnoot2). |
2. Exaudiat te Dominus in die tri- | 2. Verhoore de Heer u ten dage |
[pagina 62]
bulationis: protegat te nomen Dei Jacob. | der kwellingGa naar voetnoot3)! Bescherme u de naam van den God van JacobGa naar voetnoot4)! |
3. Mittat tibi auxilium de sancto: et de Sion tueatur te. | 3. Verleene Hij u uit het heiligdom bijstand, en uit Sion bescherme Hij uGa naar voetnoot5)! |
4. Memor sit omnis sacrificii tui: et holocaustum tuum pingue fiat. | 4. Hij gedenke aan al uwe spijsoffers, en uw brandoffer, het worde vetGa naar voetnoot6)! |
5. Tribuat tibi secundum cor tuum: et omne consilium tuum confirmet. | 5. Bedeele Hij u naar uw hart, en al wat gij voorhebt, bekrachtige Hij! |
6. Laetabimur in salutari tuo: et in nomine Dei nostri magnificabimur. | 6. Jubelen zullen wij over uw heil, en op den naam van onzen God ons beroemenGa naar voetnoot7). |
7. Impleat Dominus omnes petitiones tuas: nunc cognovi quoniam salvum fecit Dominus Christum suum.
Exaudiet illum de coelo sancto suo: in potentatibus salus dexterae ejus. |
7. Vervulle de Heer al uw beden!
Nu weet ik, dat de Heer behoud schenkt aan zijnen gezalfdeGa naar voetnoot8). Verhooren zal Hij hem uit zijnen heiligen hemel; in krachtige daden komt het heil van zijne rechterhandGa naar voetnoot9). |
8. Hi in curribus, et hi in equis: nos autem in nomine Domini Dei nostri invocabimus. | 8. Dezen op wagens en dezen op rossen; maar wij, op den naam van den Heer, onzen God, beroepen wij onsGa naar voetnoot10). |
9. Ipsi obligati sunt, et ceciderunt: nos autem surreximus et erecti sumus. | 9. Zij zijn verwikkeld en gevallen, maar wij zijn opgerezen en wij staan overeindGa naar voetnoot11). |
[pagina 63]
10. Domine salvum fac regem: et exaudi nos in die, qua invocaverimus te. | 10. Heer, schenk heil aan den Koning, en verhoor ons ten dage dat wij tot U roepen! |
- voetnoot1)
- Zie Ps. IV noot 1.
- voetnoot2)
- Sommigen trekken de juistheid van dit opschrift in twijfel; inhoud en stijl nochtans van dezen Psalm komen met de overige Psalmen van David overeen en wijzen dus op hem. Vgl. II Reg. X; XII 27 volg.; I Par. XIX, XX; I Reg. XIII 9 volg.
- voetnoot3)
- Elke oorlog is zorgwekkend voor den koning, die zijn volk liefheeft.
- voetnoot4)
- De namen dienen om ons de voorstelling der wezens voor den geest te roepen, welke daardoor worden aangeduid; zij worden beschouwd als de juiste uitdrukking hunner natuur. Zoo dient ook hier de naam van God om God zelf in zijne openbaring en hulp aan te duiden. Gezinspeeld wordt op de bijzondere bescherming, die Jacob genoot.
- voetnoot5)
- Zie Ps. XIII 7 noot 11.
- voetnoot6)
- Het worde vet voor zijne oogen, Hij vinde het vet, d.i. welbehaaglijk. Vette offerdieren waren Gode welgevallig als een blijk van offervaardigheid.
- voetnoot7)
- Aan Hem alleen komt de eer der overwinning toe. De grondtekst kan vertaald worden: ‘Mogen wij ons verheugen, mogen wij de banier hijschen’, nl. om de zege te vieren.
- voetnoot8)
- Het volk, dat bovenstaande bede stortte, spreekt hier als één persoon. Sommigen meenen, dat een priester hier alleen zong. De gezalfde is koning David.
- voetnoot9)
- Hebr.: ‘door de krachtige daden van zijne helpende rechterhand’. De reden van die verwachting staat in het volgende vers.
- voetnoot10)
- Uitdrukkelijk had God Deut. XX 1 verlangd, dat Israël zich nimmer zou ontmoedigen op het gezicht der strijdkrachten zijner vijanden, maar dat het zich op Hem zou verlaten.
- voetnoot11)
- Wat zij vast hopen, nl. dat hunne vijanden als wilde dieren in den valstrik verwikkeld worden en tot val komen, beschouwen zij als reeds geschied; het verleden (vgl. o.a. Exod. XIV) was hun een waarborg voor de toekomst.
- Eenige HH. Vaders zien in dezen Psalm een voorspelling aangaande koning Ezechias, die door Sennacherib werd aangevallen. De HH. Athanasius, Augustinus en Hiëronymus meenen, dat daarin de overwinning van den Messias voorspeld wordt in den vorm van een gebed, gestort door de kinderen Gods. Christus is dan het heil, waarover gejubeld wordt in v. 6; zijne verrijzenis wordt voorspeld in v. 7, zijne zegepraal en die zijner Kerk in v. 9.