De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 521]
| |||||||||||||
Caput XII.
|
1. Morabatur autem eo tempore in aula regis cum Bagatha et Thara eunuchis regis, qui janitores erant palatii. Supra II 21 et VI 2. | 1. Te dien tijde nu verbleef hij aan het hof des konings met Bagatha en TharaGa naar voetnoot1), 's konings kamerdienaren, die de deurwachters van het paleis waren. |
2. Cumque intellexissit cogitationes eorum, et curas diligentius pervidisset, didicit quod conarentur in regem Artaxerxem manus mittere, et nuntiavit super eo regi. | 2. En daar hij op hunne overleggingen acht geslagen en hunne voorzorgen oplettend nagegaan had, bemerkte hij dat zij poogden de hand te slaan aan koning Artaxerxes, en hij gaf daarvan kennis aan den koning. |
3. Qui de utroque, habita quaestione, confessos jussit duci ad mortem. | 3. En deze deed beiden ondervragen en, nadat zij bekend hadden, ter dood brengen. |
4. Rex autem quod gestum erat, scripsit in commentariis: sed et Mardochaeus rei memoriam litteris tradidit. | 4. De koning nu schreef deze gebeurtenis op ter kanselarij, en ook Mardocheüs stelde het ter gedachtenis te boek. |
5. Praecepitque ei rex, ut in aula palatii moraretur, datis ei pro delatione muneribus. | 5. Daarop gebood hem de koning aan het hof van het paleis te verblijven en gaf hem voor het aanbrengen geschenkenGa naar voetnoot2). |
6. Aman vero filius Amadathi bugaeus erat gloriosissimus coram rege, et voluit nocere Mardochaeo et populo ejus pro duobus eunuchis regis, qui fuerant interfecti. | 6. Voorts was Aman, de zoon van Amadathi, een BugeërGa naar voetnoot3), in zeer hooge eer bij den koning, en hij was voornemens aan Mardocheüs en zijn volk kwaad te doen om de twee kamerdienaren, die ter dood gebracht warenGa naar voetnoot4). |
[pagina 522]
Hucusque prooemium. Quae sequuntur, in eo loco posita erant, ubi scriptum est in volumine:
Et diripuerunt bona, vel substantias eorum. Quae in sola vulgata editione reperimus. Epistolae autem hoc exemplar fuit. |
Tot hiertoe de inleidingGa naar voetnoot5). Het volgendeGa naar voetnoot6) stond in het boek te dier plaatse, waar geschreven is:
En zij plunderden hunne goederen of bezittingenGa naar voetnoot7); en wij vonden dit alleen in de gewone uitgaveGa naar voetnoot8). DitGa naar voetnoot9) nu was het afschrift van den brief. |
- voetnoot1)
- In Gr. B Gabatha en Thara; het zijn verschrijvingen van de Hebr. namen Bigthan en Theresch, II 21 en VI 2. Hetzelfde feit wordt ook verhaald II 21 volg. in Hebr., Gr. B en V.L.; dáár echter volgens Hebr. als geschied na de verheffing van Esther (zie II noot 14). Maar de juiste tijd der ontdekking wordt hier niet aangegeven in Gr. A en B, welke XII 1 nauw verbinden met XI 12: Hij was verlangend te weten, wat dit (deze droom) beteekende ‘tot aan den dag, waarop (volgens A; “den nacht waarin”, zoo moet men B wel verbeteren) Mardocheüs’ enz. In dit verhaal komen Mardocheüs en Aman, de twee draken, voor het eerst met elkander in strijd (v. 6).
- voetnoot2)
- Zie VI noot 3.
- voetnoot3)
- Bugeër, Gr. B: ‘Boygaios’, zoo schrijven Gr. A en B III 1 en IX 10 in plaats van het Hebr. ‘haʼagagi’ (vgl. III noot 1); het is daarom wel eene vervalsching van dien naam. Gr. A leest hier ‘Macedôn’; vgl. XVI 10.
- voetnoot4)
- Hij was betrokken in deze samenzwering (vgl. XVI 12); deze omstandigheid, in Hebr. II 21 volg. niet vermeld, is dienstig ter opheldering van III 6.
- voetnoot5)
- Als inleiding staat in Gr. XI 2 - XII 6 der Vulg.
- voetnoot6)
- Het bevelschrift van Aman, XIII 1-7.
- voetnoot7)
- Dus na III 13, alwaar het ook nu nog te lezen staat; maar in Gr. B eindigt v. 13 met: ‘en dat zij hunne have zouden plunderen’; de H. Hiëronymus schreef bij vergissing ‘diripuerunt’ in plaats van ‘diriperent’; na IX 10 immers past dit moordbevel niet, ofschoon Gr. A daar leest: ‘en zij plunderden al hunne have’.
- voetnoot8)
- Zie X noot 4 en XI noot 3.
- voetnoot9)
- Hier begint het derde Toevoegsel, dat eindigt XIII 7.