De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput VI.
|
1. Noctem illam duxit rex insomnem, jussitque sibi afferri historias et annales priorum temporum. Quae cum illo praesente legerentur, | 1. Dien nacht bracht de koning slapeloos doorGa naar voetnoot1), en hij beval de geschiedboeken en de kronieken der vroegere tijden hem aan te brengen. En toen men hem daaruit voorlas, |
[pagina 503]
2. Ventum est ad illum locum ubi scriptum erat quomodo nuntiasset Mardochaeus insidias Bagathan et Thares eunuchorum, regem Assuerum jugulare cupientium. | 2. kwam men aan die plaats, waar geschreven stond, hoe Mardocheüs de kuiperijen had uitgebracht van de kamerdienaars Bagathan en Thares, die koning Assuerus hadden willen vermoordenGa naar voetnoot2). |
3. Quod cum audisset rex, ait: Quid pro hac fide honoris ac praemii Mardochaeus consecutus est? Dixerunt ei servi illius ac ministri: Nihil omnino mercedis accepit. | 3. En toen de koning dit hoorde, zeide hij: Wat eer en belooning heeft Mardocheüs voor die daad van trouw bekomen? Zijne dienaren en hovelingen zeiden tot hem: Volstrekt geene belooning heeft hij ontvangenGa naar voetnoot3). |
4. Statimque rex, Quis est, inquit, in atrio? Aman quippe interius atrium domus regiae intraverat, ut suggereret regi, et juberet Mardochaeum affigi patibulo, quod ei fuerat praeparatum. | 4. En onmiddellijkGa naar voetnoot4) zeide de koning: Wie is in het voorhof? Nu was Aman in het binnenhofGa naar voetnoot5) van het koninklijk paleis gekomen om den koning te overreden, dat hij Mardocheüs zou doen ophangen aan de galg, die voor hem gereed was gemaakt. |
5. Responderunt pueri: Aman stat in atrio. Dixitque rex: Ingrediatur. | 5. De dienaren antwoordden: Aman staat in het voorhof. En de koning zeide: Laat hem binnenkomen. |
6. Cumque esset ingressus, ait illi: Quid debet fieri viro, quem rex honorare desiderat? Cogitans autem in corde suo Aman, et reputans quod nullum alium rex, nisi se, vellet honorare, | 6. En toen hij binnengekomen was, sprak hij tot hem: Wat moet men den man doen, dien de koning wil eeren? Aman nu dacht in zijn hart en meende dat de koning niemand anders dan hem eer wilde bewijzen; |
7. Respondit: Homo, quem rex honorare cupit, | 7. daarom antwoordde hij: De man, dien de koning wil eeren, |
8. Debet indui vestibus regiis, et imponi super equum, qui de sella regis est, et accipere regium diadema super caput suum, | 8. moet met een koninklijk gewaad worden bekleedGa naar voetnoot6) en op een paard geplaatst, dat door den koning bereden wordt, en hij moet eene koninklijke kroon op zijn hoofd krijgenGa naar voetnoot7); |
[pagina 504]
9. Et primus de regiis principibus ac tyrannis teneat equum ejus, et per plateam civitatis incedens clamet, et dicat: Sic honorabitur, quemcumque voluerit rex honorare. | 9. en de eerste van de vorsten en grooten des konings houde zijn paard bij den toom en over het stadspleinGa naar voetnoot8) voortgaande roepe hij en zegge: Zoo zal geëerd worden, wien de koning wil eerenGa naar voetnoot9)! |
10. Dixitque ei rex: Festina, et sumpta stola et equo, fac, ut locutus es, Mardochaeo Judaeo, qui sedet ante fores palatii. Cave ne quidquam de his, quae locutus es, praetermittas. | 10. En de koning zeide tot hem: Haast u, neem het kleed en het paard, en doe, zooals gij gezegd hebt, aan Mardocheüs, den Jood, die voor de poort van het paleis zitGa naar voetnoot10). Wacht u iets na te latenGa naar voetnoot11) van hetgeen gij gezegd hebt. |
11. Tulit itaque Aman stolam et equum, indutumque Mardochaeum in platea civitatis, et impositum equo praecedebat, atque clamabat: Hoc honore condignus est, quemcumque rex voluerit honorare. | 11. Zoo nam dan Aman het kleed en het paard, kleedde Mardocheüs op het stadspleinGa naar voetnoot12), deed hem het paard bestijgen en ging voor hem uit, roepende: Zoo verdient geëerd te worden, wien de koning wil eeren. |
12. Reversusque est Mardochaeus ad januam palatii: et Aman festinavit ire in domum suam, lugens et operto capite: | 12. Daarop keerde Mardocheüs terug naar de poort van het paleis; en Aman spoedde zich heen naar zijn huis, treurig en het hoofd omhuldGa naar voetnoot13). |
13. Narravitque Zares uxori suae, et amicis omnia quae evenissent sibi. Cui responderunt sapientes, quos habebat in consilio, et uxor ejus: Si de semine Judaeorum est Mardochaeus, ante quem cadere coepisti, non poteris ei resistere, sed cades in conspectu ejus. | 13. En hij verhaalde al wat hem wedervaren was aan zijne vrouw Zares en zijn vrienden. En de wijzen, die hem met raad bijstonden, en zijne vrouw antwoordden hem: Als Mardocheüs, voor wien gij begonnen zijt te vallen, van het geslacht der Joden is, zult gij niet tegen hem bestand zijn, maar tegenover hem ten val komenGa naar voetnoot14). |
[pagina 505]
14. Adhuc illis loquentibus, venerunt eunuchi regis, et cito eum ad convivium, quod regina paraverat, pergere compulerunt. | 14. Terwijl zij nog met hem spraken, kwamen de kamerdienaren des konings en drongen hem met spoed te gaan naar den maaltijd, dien de koningin bereid had. |
- voetnoot1)
- In Gr. en V.L. begint v. 1: ‘In dien nacht verdreef de Heer den slaap van den koning’.
- voetnoot2)
- Vgl. II 21.
- voetnoot3)
- Volgens Hebr. vraagt de koning: ‘Welke eer en grootheid is Mardocheüs daarvoor aangedaan?’ en antwoorden de hovelingen: ‘Er is hem niets geschied’: openbare hulde, zooals de weldoeners des konings gewoonlijk ontvingen (Herod. VIII 85), was aan Mardocheüs niet gebracht, al had hij ook eenige belooning ontvangen volgens XII 5. Misschien las Hebr. oorspronkelijk (gelijk thans nog Gr. A) niet eene vraag, maar een uitroep: ‘Welke eer’ enz., m.a.w. niets in vergelijking met zulk eene weldaad (zooals V.L. leest); wat vervolgens door de dienaren wordt bevestigd.
- voetnoot4)
- Onmiddellijk ontbreekt in Hebr.; intusschen was de morgen aangebroken en stond Aman reeds in het voorhof (V 14).
- voetnoot5)
- Binnenhof, Hebr.: ‘buitenste voorhof’, het voorvertrek, waar misschien altijd eenige dienaren 's konings bevelen afwachtten. Het verbod van IV 11 gold alleen voor het binnenhof.
- voetnoot6)
- Hebr. voegt er bij: ‘waarmede de koning is gekleed geweest’: vgl. I Reg. XVIII 4; Plutarchus, Artaxerxes 24.
- voetnoot7)
- En eene koninklijke kroon op zijn hoofd, in Hebr.: ‘en op welks kop eene koninklijke kroon is geplaatst’, ten teeken, dat het een paard des konings is; op de Assyrische beeldwerken dragen de koninklijke paarden eene soort van kroon; dit verslid ontbreekt in Gr.; vgl. III Reg. I 33.
- voetnoot8)
- Het stadsplein voor de poort van het paleis (IV 6).
- voetnoot9)
- In Hebr. luidt v. 9: ‘En men geve het gewaad en het paard aan een van de vorsten en voornamen des konings, opdat zij daarmede den man kleeden, dien de koning wenscht te eeren, en hem op het paard doen rijden over het plein der stad en roepen voor hem uit: Zoo geschiedt den man, in wiens vereering de koning behagen neemt’.
- voetnoot10)
- Mardocheüs, den Jood, die voor de poort van het paleis zit (vgl. II 19); de koning heeft wel aan zijne dienaren nadere inlichtingen omtrent Mardocheüs gevraagd, en diens afkomst was misschien opgeteekend in de kronieken, maar hij schijnt niet te weten, dat het moordbevel van Aman de Joden betreft (vgl. VII noot 3).
- voetnoot11)
- In Hebr.: ‘laat niets achterwege enz.’.
- voetnoot12)
- Op het stadsplein, behoort volgens Hebr. bij: ging voor hem uit.
- voetnoot13)
- Van schaamte en verdriet (vgl. II Reg. XV 30; Jerem. XIV 3).
- voetnoot14)
- De wijzen, die Aman onder zijne vrienden had (zie I 13), en zijne vrouw hielden deze gebeurtenis voor een ongunstig voorteeken; ‘si’ voor ‘siquidem’, zooals in Gr. A en Flav. Jos. eene bevestiging, wegens V 13. Was de Jood Mardocheüs door den koning tegen den wil van Aman tot de hoogste eer verheven en een oogenblik boven hem gesteld, dan stond den vervolger der Joden, den doodvijand van Mardocheüs, het ergste te wachten. In Gr. en bij Flav. Jos. wordt er eene andere reden bijgevoegd: ‘want God is met hem (onder hen)’; vgl. I Reg. IV 8; Judith V 6 volg.