De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput V.
|
1. Die autem tertio induta est Esther regalibus vestimentis, et stetit in atrio domus regiae, quod erat interius, contra basilicam regis: at ille sedebat super solium suum in consistorio palatii contra ostium domus. | 1. Den derden dag nu kleedde zich Esther in koninklijk gewaad en ging staan in het binnenste voorhof van het koninklijk paleis tegenover de zaal des konings, terwijl hij op zijn troon zat in de raadzaal van het paleis tegenover den ingang des huizesGa naar voetnoot1). |
2. Cumque vidisset Esther reginam stantem, placuit oculis ejus, et extendit contra eam virgam auream, quam tenebat manu. Quae accedens, osculata est summitatem virgae ejus. | 2. En toen hij de koningin Esther zag staan, behaagde zij in zijne oogen en hij reikte haar den gouden schepter toe, dien hij in de hand had. En zij trad nader en kusteGa naar voetnoot2) het eind van den schepter. |
3. Dixitque ad eam rex: Quidvis Esther regina? quae est petitio tua? etiam si dimidiam partem regni petieris, dabitur tibi. | 3. En de koning zeide tot haar: Wat wilt gij, koningin Esther? wat is uw verlangen? al vraagt gij ook de helft van mijn rijk, het zal u gegeven wordenGa naar voetnoot3). |
4. At illa respondit: Si regi placet, obsecro ut venias ad me hodie, et Aman tecum ad convivium, quod paravi. | 4. En zij antwoordde: Indien het den koning goeddunkt, bid ik u heden, in gezelschap van Aman, naar mij te komen aan den maaltijd, dien ik bereid hebGa naar voetnoot4). |
[pagina 501]
5. Statimque rex, Vocate, inquit, cito Aman ut Esther obediat voluntati. Venerunt itaque rex et Aman ad convivium, quod eis regina paraverat. | 5. En dadelijk zeide de koning: Roept terstond Aman, opdat hij aan het verlangen van Esther voldoe. Zoo kwamen de koning en Aman aan den maaltijd, dien de koningin hun bereid had. |
6. Dixitque ei rex, postquam vinum biberat abundanter: Quid petis ut detur tibi? et pro qua re postulas? etiam si dimidiam partem regni mei petieris, impetrabis. Marc. VI 23. | 6. En nadat de koning overvloedig wijn gedronken had, zeide hij tot haarGa naar voetnoot5): Wat verlangt gij, dat u gegeven worde? en wat hebt gij te vragen? al verlangt gij ook de helft van mijn rijk, gij zult het ontvangen. |
7. Cui respondit Esther: Petitio mea, et preces sunt istae: | 7. En Esther antwoordde hem: Dit is mijn verzoek en mijne bedeGa naar voetnoot6): |
8. Si inveni in conspectu regis gratiam, et si regi placet ut det mihi quod postulo, et meam impleat petitionem: veniat rex et Aman ad convivium quod paravi eis, et cras aperiam regi voluntatem meam. | 8. Indien ik gunst in de oogen des konings gevonden heb en het den koning goeddunkt mij te geven wat ik vraag en mijne bede in te willigen, dan kome de koning met Aman aan den maaltijd, dien ik hun bereid heb, en morgen zal ik den koning mijn verlangen openbaren. |
9. Egressus est itaque illo die Aman laetus et alacer. Cumque vidisset Mardochaeum sedentem ante fores palatii, et non solum non assurrexisse sibi, sed nec motum quidem de loco sessionis suae, indignatus est valde: | 9. Aman ging dan dien dag vroolijk en opgeruimd henen. Maar toen hij Mardocheüs zag zitten voor de poort van het paleisGa naar voetnoot7), die niet alleen niet opstond voor hem, maar zich zelfs niet verroerde van de plaats waar hij zatGa naar voetnoot8), werd hij hevig vergramd. |
10. Et dissimulata ira, reversus in domum suam, convocavit ad se amicos suos, et Zares uxorem suam: | 10. Doch hij ontveinsde zijne gramschap en ontbood, thuis weergekeerd, zijne vrienden en zijne vrouw Zares samen bij zich; |
11. Et exposuit illis magnitudinem divitiarum suarum, filiorumque turbam, et quanta eum gloria super | 11. en hij weidde voor hen uit over de grootheid van zijn rijkdom en het aantal zijner zonenGa naar voetnoot9) en over |
[pagina 502]
omnes principes et servos suos rex elevasset. | de heerlijkheid, waartoe de koning hem boven al zijne vorsten en dienaren verheven had. |
12. Et post haec ait: Regina quoque Esther nullum alium vocavit ad convivium cum rege, praeter me: apud quam etiam cras cum rege pransurus sum. | 12. En hij voegde er bij: Zelfs heeft koningin Esther nevens den koning niemand anders aan den maaltijd genoodigd dan mij; en bij haar moet ik ook morgen met den koning het middagmaal gebruiken. |
13. Et cum haec omnia habeam, nihil me habere puto, quamdiu videro Mardochaeum Judaeum sedentem ante fores regias. | 13. En ofschoon ik dit alles heb, dunkt het mij dat ik niets heb, zoolang ik den Jood Mardocheüs zie zitten voor de poort des konings. |
14. Responderuntque ei Zares uxor ejus, et ceteri amici: Jube parari excelsam trabem, habentem altitudinis quinquaginta cubitos, et dic mane regi ut appendatur super eam Mardochaeus, et sic ibis cum rege laetus ad convivium. Placuit ei consilium, et jussit excelsam parari crucem. | 14. Toen antwoordden hem zijne vrouw Zares en de overige vrienden: Laat een hoogen paal gereed maken, die vijftig el hoog isGa naar voetnoot10), en zeg morgen aan den koning, dat men er Mardocheüs aan hange; en dan kunt gij vroolijk met den koning naar den maaltijd gaan. De raad beviel hem, en hij liet een hoog kruisGa naar voetnoot11) gereed maken. |
- voetnoot1)
- Esther stond tegenover de zaal des konings, en wel tegenover den ingang des huizes, d.i. der koninklijke zaal; door den open ingang zag de koning haar staan. - In Gr. wordt hier breedvoerig Esther's binnentreden beschreven, zie Vulg. XV 4-19. De beschrijving van Gr. is natuurlijker dan die van Hebr. en geeft eene betere verklaring van 's konings liefde en grootmoedige beloften (v. 3).
- voetnoot2)
- Hebr.: ‘raakte aan’ met eerbied en vertrouwen.
- voetnoot3)
- Eene dergelijke belofte van Xerxes vinden we eveneens bij Herodotus IX 109.
- voetnoot4)
- Heden, eveneens in Hebr. en Gr. B; maar in V.L. en Gr. A: ‘morgen’; deze laatste vertaling echter schijnt daarmede in tegenspraak in v. 5: ‘roept spoedig Aman, opdat wij aan Esther's verlangen voldoen’. - Alvorens hare gewaagde bede te uiten, wil Esther nog meer 's konings genegenheid winnen. Zij noodigt ook Aman uit om bij dezen geen achterdocht te wekken en te voorkomen dat hij haar plan in het geheim tegenwerkt.
- voetnoot5)
- En nadat enz., Hebr.: ‘En de koning zeide bij het wijngelag’, bij de Perzen gebruikelijk volgens Herodotus I 133. De koning had dien morgen uit de opzienbarende komst en de terughoudendheid van Esther opgemaakt, dat zij gekomen was (v. 1) om iets gewichtigs te verzoeken (vgl. noot 3).
- voetnoot6)
- Dit is enz., Hebr.: ‘Mijn wensch en mijn verlangen - indien’ enz. v. 8. Esther begint, alsof zij haar verzoek zal openbaren; maar zij stelt nogmaals uit om belangstelling en medelijden op te wekken bij den koning en dezen nog meer door zijn herhaalde beloften te binden.
- voetnoot7)
- Gelijk in II 19; Esther's belofte (IV 16) deed Mardocheüs' hoop herleven; hij had daarom zijn rouwkleed afgelegd en zat wederom ‘in de poort des konings’ (volgens Hebr.).
- voetnoot8)
- Niet verroerde enz.; in Hebr.: ‘niet (van ontzag) beefde’, of: ‘niet (eerbiedig) plaats maakte’.
- voetnoot9)
- Zie IX 6; een groot aantal zonen gold bij de Perzen (Herod. I 136), gelijk bij de Israëlieten (Ps. CXXVI 4, 5), als een bijzonder geluk.
- voetnoot10)
- Vijftig Perzische ellen, d.i. ongeveer 22 meter; de paal werd misschien op eene hoogte geplaatst; maar wijl dezelfde hoogtebepaling in VII 9 zonder eenige reden terugkeert, dient wellicht dit ronde getal alleen om te beteekenen een zeer hoogen paal, overal in de stad zichtbaar, tot meerdere schande (vgl. II noot 17).
- voetnoot11)
- Hebr.: ‘den paal’.