De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XIV.
|
1. Et consummati sunt sermones Tobiae. Et postquam illuminatus est Tobias, vixit annis quadraginta duobus, et vidit filios nepotum suorum. | 1. Hiermede eindigden de woorden van Tobias. En nadat Tobias ziende was geworden, leefde hij nog twee en veertig jaren en zag de kinderen van zijne kindskinderen. |
2. Completis itaque annis centum duobus, sepultus est honorifice in Ninive. | 2. Toen hij alzoo honderd en twee jaren voleind had, werd hij eervol begraven te Ninive. |
3. Quinquaginta namque et sex annorum lumen oculorum amisit, sexagenarius vero recepit. | 3. Want als zes en vijftigjarige verloor hij het licht der oogen en als zestigjarige kreeg hij het terugGa naar voetnoot1). |
4. Reliquum vero vitae suae in gaudio fuit, et cum bono profectu timoris Dei perrexit in pace. | 4. Maar het overige van zijn leven was vreugdevol en met den goeden voortgang in de vreeze Gods nam hij toe in vredeGa naar voetnoot2). |
5. In hora autem mortis suae vocavit ad se Tobiam filium suum, et septem juvenes filios ejus nepotes suos, dixitque eis: | 5. In het uur nu van zijnen dood riep hij Tobias, zijnen zoon, en diens zeven jeugdige kinderen, zijne kleinkinderen, bij zich en zeide tot hen: |
6. Prope erit interitus Ninive: non enim excidit verbum Domini: et fratres nostri, qui dispersi sunt a terra Israel, revertentur ad eam. I Esdr. III 8. | 6. Nabij is de ondergang van Ninive, want het woord des Heeren faalt nietGa naar voetnoot3); en onze broeders, die verspreid zijn buiten het land van Israël, zullen daarin wederkeeren. |
[pagina 395]
7. Omnis autem deserta terra ejus replebitur, et domus Dei, quae in ea incensa est, iterum reaedificabitur: ibique revertentur omnes timentes Deum, | 7. En al zijn verlaten land zal gevuld worden, en het huis Gods, dat aldaar verbrand isGa naar voetnoot4), zal weer worden opgebouwd, en daar zullen terugkeeren allen, die God vreezen; |
8. Et relinquent gentes idola sua, et venient in Jerusalem, et inhabitabunt in ea, | 8. en verlaten zullen de volken hunne afgoden en zij zullen komen naar Jerusalem en wonen aldaar; |
9. Et gaudebunt in ea omnes reges terrae, adorantes regem Israel. | 9. en verheugen zullen zich daar alle koningen der aarde en aanbidden den Koning van IsraëlGa naar voetnoot5). |
10. Audite ergo filii mei patrem vestrum: servite Domino in veritate, et inquirite ut faciatis quae placita sunt illi: | 10. Luistert dan, mijne zonen, naar uwen vader: Dient den Heer in waarheid en streeft er naar te doen wat Hem welgevallig is; |
11. Et filiis vestris mandate ut faciant justitias et eleemosynas, ut sint memores Dei, et benedicant eum in omni tempore in veritate, et in tota virtute sua. | 11. en beveelt aan uwe kinderen gerechtigheid te oefenen en aalmoezen te geven, God indachtig te zijnGa naar voetnoot6) en Hem te loven te allen tijdeGa naar voetnoot7) in waarheid en uit al hun vermogen. |
12. Nunc ergo filii audite me, et nolite manere hic: sed quacumque die sepelieritis matrem vestram circa me in uno sepulcro, ex eo dirigite gressus vestros ut exeatis hinc: | 12. Nu dan, mijne kinderen, luistert naar mij, en blijft niet hier; maar ten dage dat gij uwe moeder naast mij in één grafGa naar voetnoot8) zult hebben begraven, richt dan uwe schreden om weg te gaan van hier; |
13. Video enim quia iniquitas ejus finem dabit ei. | 13. want ik zie, dat zijneGa naar voetnoot9) boosheid het ten ondergang zal brengen. |
14. Factum est autem post obitum matris suae, Tobias abscessit ex | 14. Het geschiedde nu, dat Tobias na den dood zijner moeder wegtrok |
[pagina 396]
Ninive cum uxore sua, et filiis, et filiorum filiis, et reversus est ad soceros suos: | uit Ninive met zijne vrouw en kinderen en kindskinderen, en terugkeerde naar zijne schoonouders; |
15. Invenitque eos incolumes in senectute bona: et curam eorum gessit, et ipse clausit oculos eorum: et omnem hereditatem domus Raguelis ipse percepit: viditque quintam generationem, filios filiorum suorum. | 15. en hij vond hen welvarend in een goeden ouderdom en hij droeg zorg voor hen en sloot zelf hunne oogen; ook bekwam hij de geheele erfenis van het huis van Raguel en zag zijne kindskinderen tot in het vijfde geslachtGa naar voetnoot10). |
16. Et completis annis nonaginta novem in timore Domini, cum gaudio sepelierunt eum. | 16. En toen hij negen en negentig jaren in de vreeze des Heeren had voleind, begroeven zij hem met vreugdeGa naar voetnoot11). |
17. Omnis autem cognatio ejus, et omnis generatio ejus in bona vita, et in sancta conversatione permansit, ita ut accepti essent tam Deo, quam hominibus, et cunctis habitantibus in terra. | 17. En al zijne verwanten en geheel zijn geslacht volhardden in een vroom leven en in een heilig gedrag, zoodat zij welgevallig waren zoowel aan God als aan de menschen en aan alle bewoners des lands. |
- voetnoot1)
- De verschillende teksten wijken van elkander af in de opgave van het aantal jaren èn van den leeftijd van Tobias èn van zijne blindheid èn van zijn leven na zijne genezing. Het is onmogelijk te beslissen welke de ware lezing is.
- voetnoot2)
- Anderen vertalen: ‘en na goeden voortgang in de vreeze Gods ging hij in vrede heen’.
- voetnoot3)
- De val van Ninive had volgens de beste en nieuwste gegevens in 607 of 606 v.C. plaats. Waarschijnlijk beroept zich hier Tobias niet, zooals de Grieksche tekst aanduidt, op de voorzegging van Jonas, want deze ging niet in vervulling, omdat de Ninivieten zich bekeerden (Jon. III 10), maar op de voorzeggingen van Nahum (III 7) en van Sophonias (II 13-15).
- voetnoot4)
- In profetischen stijl vermeldt Tobias de verbranding van den tempel reeds als geschied, terwijl het nog gebeuren moest. Vgl. XIII noot 6. Volgens de andere teksten spreekt hij in den toekomenden tijd: ‘Jerusalem zal verwoest en het huis Gods zal verbrand worden en woest liggen voor een tijdlang, en wederom zal Hij zich over hen ontfermen’ enz.
- voetnoot5)
- In v. 8 en 9 spreekt Tobias onder het beeld van Jerusalem over de Kerk van Christus, waarin de volken hunne woonplaats zullen zoeken, d.i. waartoe zij zullen overgaan na het verlaten van den afgodendienst en waarin zij den Koning van Israël, den Messias, zullen aanbidden.
- voetnoot6)
- Vgl. I 13 en IV 6.
- voetnoot7)
- Vgl. IV 20.
- voetnoot8)
- Vgl. IV 5.
- voetnoot9)
- Zijne, d.i. van Ninive. Dit vers komt in de Grieksche handschriften niet voor, maar in de plaats daarvan wijst Tobias, om zijne kinderen tot het beoefenen der werken van barmhartigheid aan te sporen, op eene geschiedenis zijner verwanten. Een van hen. Nadab, had Achicharus, die hem had opgevoed, willen dooden. Maar omdat deze barmhartig jegens Tobias geweest was (zie I noot 20), ontsnapte nij aan de hinderlaag, waarin Nadab zelf den dood vond.
- voetnoot10)
- Vgl. IX 11; Job. XLII 16. Daar Tobias, de zoon, een hoogen leeftijd bereikte en men in het Oosten vroeg huwt, kon hij gemakkelijk zijne kinderen tot in het vijfde geslacht zien.
- voetnoot11)
- Omdat zij overtuigd waren, dat God in den hemel zijn deugdzaam leven zou beloonen. Volgens den Griekschen tekst is de jonge Tobias te Ecbatana gestorven en begraven. Hij werd volgens de Vulgaat 99, volgens verschillende Grieksche teksten en de Syrische vertaling 107, volgens de Itala en het Sinaïtisch handschrift 117, volgens Gr. A en de Armenische vertaling 127 jaren oud. Tusschen de inneming van Samaria (vgl. I 2 en 11), omstreeks welken tijd hij geboren werd, en de verwoesting van Ninive, welke hij volgens de overige teksten nog beleefde, verliepen ten naaste bij 115 jaren.