De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XI.
|
1. Cumque reverterentur, pervenerunt ad Charan, quae est in medio itinere contra Niniven, undecimo die. | 1. Op hunne terugreis nu kwamen zij op den elfden dag te CharanGa naar voetnoot1) aan, dat halverwege van Ninive gelegen is. |
2. Dixitque Angelus: Tobia frater, scis quemadmodum reliquisti patrem tuum. | 2. En de engel sprak: Broeder Tobias, gij weet, hoe gij uwen vader verlaten hebtGa naar voetnoot2). |
3. Si placet itaque tibi, praecedamus, et lento gradu sequantur iter nostrum familiae, simul cum conjuge tua, et cum animalibus. | 3. Daarom, als gij het goedvindt, laat ons vooruitgaan, en met langzamen tred volge het gezinGa naar voetnoot3) onzen weg, te gelijk met uwe vrouw en met het vee. |
4. Cumque hoc placuisset ut irent, dixit Raphael ad Tobiam: Tolle tecum ex felle piscis: erit enim necessarium. Tulit itaque Tobias ex felle illo, et abierunt. | 4. En toen men goedgevonden had te gaan, zeide Raphaël tot Tobias: Neem wat van de gal van den visch mede, want het zal noodig zijn. Tobias nam dan wat van die gal, en zij vertrokken. |
5. Anna autem sedebat secus viam, | 5. Anna nu zat dagelijks aan den |
[pagina 387]
quotidie in supercilio montis, unde respicere poterat de longinquo. | weg op den top van eenen bergGa naar voetnoot4). van waar zij in de verte kon zien. |
6. Et dum ex eodem loco specularetur adventum ejus, vidit a longe, et illico agnovit venientem filium suum: currensque nuntiavit viro suo, dicens: Ecce venit filius tuus. | 6. En terwijl zij van dezelfde plaats naar zijne komst uitkeek, zag zij van verre haren zoon aankomen en zij erkende hem dadelijk; en zij liep om het haren man te boodschappen en zeide: Zie, hij komt, uw zoon! |
7. Dixitque Raphael ad Tobiam: At ubi introieris domum tuam, statim adora Dominum Deum tuum: et gratias agens ei, accede ad patrem tuum, et osculare eum. | 7. En Raphaël zeide tot Tobias: Zoodra gij nu uw huis zult zijn binnengegaan, aanbid aanstonds den Heer, uwen God, en zeg Hem dank en ga naar uwen vader en kus hem. |
8. Statimque lini super oculos ejus ex felle isto piscis, quod portas tecum: scias enim quoniam mox aperientur oculi ejus, et videbit pater tuus lumen coeli, et in aspectu tuo gaudebit. | 8. En strijk dadelijk van die gal van den visch, welke gij bij u draagt, op zijne oogen; want weet, dat aanstonds zijne oogen zullen opengaan, en uw vader zal het licht des hemels zien en zich in uwen aanblik verheugen. |
9. Tunc praecucurrit canis, qui simul fuerat in via: et quasi nuntius adveniens, blandimento suae caudae gaudebat. | 9. Toen liep de hond, die op reis mede geweest was, vooruit en als een bode aankomende, kwispelde hij van blijdschap met zijn staartGa naar voetnoot5). |
10. Et consurgens caecus pater ejus, coepit offendens pedibus currere: et data manu puero, occurrit obviam filio suo. | 10. En zijn blinde vaderGa naar voetnoot6) stond op en begon struikelende te loopen; en hij gaf de hand aan een dienstknecht en ging zijn zoon te gemoet |
11. Et suscipiens osculatus est eum cum uxore sua, et coeperunt ambo flere prae gaudio. | 11. en hij omarmde en kuste hem, evenals zijne vrouw, en beiden begonnen van vreugde te weenen. |
12. Cumque adorassent Deum, et gratias egissent, consederunt. | 12. En nadat zij God aanbeden en Hem dank gezegd hadden, zetten zij zich neder. |
13. Tunc sumens Tobias de felle piscis, linivit oculos patris sui. | 13. Toen nam Tobias van de gal van den visch en bestreek de oogen zijns vaders. |
14. Et sustinuit quasi dimidiam fere horam: et coepit albugo ex oculis ejus, quasi membrana ovi, egredi. | 14. En hij wachtte ongeveer bijna een half uur en de witte vlek, als het vliesje van een ei, begon van zijne oogen af te gaan. |
15. Quam apprehendens Tobias | 15. En Tobias greep het en trok |
[pagina 388]
traxit ab oculis ejus, statimque visum recepit. | het van zijne oogen afGa naar voetnoot7) en aanstonds kreeg hij het gezicht weder. |
16. Et glorificabant Deum, ipse videlicet, et uxor ejus, et omnes qui sciebant eum. | 16. En zij verheerlijkten God, namelijk hij en zijne vrouw en allen, die hem kenden. |
17. Dicebatque Tobias: Benedico te Domine Deus Israel, quia tu castigasti me, et tu salvasti me: et ecce ego video Tobiam filium meum. | 17. En Tobias zeide: Ik zegen U, Heere God van Israël, wijl Gij mij gekastijd en Gij mij gered hebt; en zie, ik aanschouw Tobias, mijnen zoon. |
18. Ingressa est etiam post septem dies Sara uxor filii ejus, et omnis familia sana, et pecora, et cameli, et pecunia multa uxoris: sed et illa pecunia, quam receperat a Gabelo: | 18. Ook kwam zeven dagen daarnaGa naar voetnoot8) Sara, de vrouw van zijnen zoon, en geheel het gezin behouden aan met het vee en de kameelen en het vele geld der vrouw en ook het geld, dat hij van Gabelus had terugontvangen; |
19. Et narravit parentibus suis omnia beneficia Dei, quae fecisset circa eum per hominem, qui eum duxerat. | 19. en hij verhaalde aan zijne ouders alle weldaden Gods, welke Hij hem bewezen had door den man, die hem had geleid. |
20. Veneruntque Achior et Nabath consobrini Tobiae, gaudentes ad Tobiam, et congratulantes ei de omnibus bonis, quae circa illum ostenderat Deus. | 20. En Achior en Nabath, nevenGa naar voetnoot9) van Tobias, kwamen vreugdevol bij Tobias en wenschten hem geluk met al het goede, dat God hem bewezen had. |
21. Et per septem dies epulantes, omnes cum gaudio magno gavisi sunt. | 21. En gedurende zeven dagen hielden zij feestmaal en verheugden zich allen met groote blijdschap. |
- voetnoot1)
- Hieruit volgt niet, dat Charan elf dagreizen van Ecbatana lag, want karavanen met vee gaan slechts langzaam vooruit. Vgl. v. 3. Voor Charan hebben de andere teksten Kaserin, Basri, Akrim, Charam. In geen geval is hier het Gen. XI 31 en elders genoemde Haran of Charan (Act. VII 4) bedoeld, dat in Mesopotamië, dus ten westen van Ninive lag, terwijl Ecbatana ten oosten van Ninive gelegen is.
- voetnoot2)
- Dat de engel zoo lang wachtte om dit plan te opperen, terwijl er Tobias zooveel aan gelegen was om spoedig thuis te zijn, is wellicht hieraan toe te schrijven, dat het gevaarlijk was eene jonge vrouw met al hare bezittingen niet vergezeld van haren man te laten reizen in Medië, dat, door de Assyriërs ten onder gebracht, voortdurend in gisting was. Het is daarom begrijpelijk, dat men, alvorens te scheiden, eerst de grenzen tusschen Medië en Assyrië wilde overgaan. Gaat deze veronderstelling op, dan moest ook Charan in Assyrië gelegen zijn, wat het waarschijnlijkste is.
- voetnoot3)
- De dienstboden.
- voetnoot4)
- Meermalen per dag ging zij naar die hoogte en bleef dan eenigen tijd uitkijken, of zij nog niets zag.
- voetnoot5)
- Deze bijzonderheden worden alleen in de Vulgaat en in de Syrische vertaling vermeld.
- voetnoot6)
- De andere teksten verhalen eerst de ontmoeting met de moeder: ‘En Anna liep naar hem toe en viel hem om den hals en zeide hem: Mijn zoon, ik zie u weder, nu wil ik gaarne sterven. En zij weende en Tobias weende ook’.
- voetnoot7)
- ‘En de jonge Tobias greep het en trok het van zijns vaders oogen af’, zooals uit het ‘ejus’ van de Vulgaat blijkt en ook meer natuurlijk schijnt. Het middel, door Tobias op raad van den engel aangewend, werkte zeker vooral op bovennatuurlijke wijze. Want wat er ook zij van de heelende kracht der gal voor oogziekten, toch is het niet natuurlijk, dat eene blindheid, die jaren geduurd heeft, in een half uur door dit middel genezen wordt. Vgl. VI noot 5.
- voetnoot8)
- De karavaan had elf dagen noodig gehad om te Charan te komen, dat halfweg tusschen Ecbatana en Ninive lag, vgl. v. 1. De reis van Charan naar Ninive zal dus ook ongeveer elf dagen geduurd hebben, en daar Sara zeven dagen na Tobias aankwam, moet deze laatste dien weg in ongeveer vier dagen hebben afgelegd. Gr. B en C spreken niet van die zeven dagen en schijnen eerder aan te duiden, dat na het dankgebed ‘Tobith zijne schoondochter verheugd te gemoet ging tot aan de poort van Ninive’ en dat dit nog denzelfden avond zou geschied zijn. De lezing van de Vulgaat verdient echter zeker verre de voorkeur, want anders zou de jonge Tobias zijne vrouw slechts op geringen afstand van Ninive hebben verlaten, hetgeen in strijd is met v. 1, en het zou weinig geholpen hebben voor het doel: zijn vader spoediger uit de ongerustheid te helpen en, zooals de Grieksche tekst er bij aangeeft, het huis voor Sara gereed te maken.
- voetnoot9)
- Broederszonen van Tobias, zooals uit de andere teksten valt af te leiden.