De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput III.
|
1. Tunc Tobias ingemuit, et coepit orare cum lacrymis, | 1. Toen zuchtte Tobias en begon onder tranen te bidden, |
2. Dicens: Justus es Domine, et omnia judicia tua justa sunt, et omnes viae tuae, misericordia, et veritas, et judicium. | 2. zeggende: Rechtvaardig zijt Gij, o Heer, en al uwe oordeelen zijn rechtvaardig en al uwe wegen zijn barmhartigheid en waarheid en gerechtigheid. |
3. Et nunc Domine memor esto mei, et ne vindictam sumas de peccatis meis, neque reminiscaris delicta mea, vel parentum meorum. | 3. Nu dan, o Heer, wees mij gedachtig en neem geene wraak over mijne zonden en gedenk mijne overtredingen of die mijner ouders niet. |
4. Quoniam non obedivimus praeceptis tuis, ideo traditi sumus in direptionem, et captivitatem, et mortem, et in fabulam, et in improperium | 4. Omdat wij niet gehoorzaamd hebben aan uwe bevelen, daarom zijn wij overgeleverd tot berooving en gevangenschap en dood, en tot |
[pagina 365]
omnibus nationibus, in quibus dispersisti nos. Deut. XXVIII 15. | opspraak en tot spot voor alle volken, onder welke Gij ons verstrooid hebt. |
5. Et nunc Domine magna judicia tua, quia non egimus secundum praecepta tua, et non ambulavimus sinceriter coram te: | 5. En nu, Heer, groot zijn uwe oordeelenGa naar voetnoot1), omdat wij niet hebben gehandeld naar uwe bevelen en niet in oprechtheid hebben gewandeld voor U. |
6. Et nunc Domine secundum voluntatem tuam fac mecum, et praecipe in pace recipi spiritum meum: expedit enim mihi mori magis, quam vivere. | 6. En nu, Heer, doe met mij volgens uwen wil en beveel, dat mijn geest in vrede worde opgenomenGa naar voetnoot2); want het is beter voor mij te sterven dan te leven. |
7. Eadem itaque die contigit ut Sara filia Raguelis in Rages civitate Medorum, et ipsa audiret improperium ab una ex ancillis patris sui, | 7. Op denzelfden dag nu gebeurde het, dat ook Sara, de dochter van Raguël, te RagesGa naar voetnoot3), eene stad der Meden, smaadwoorden moest hooren van eene der dienstmaagden haars vaders, |
8. Quoniam tradita fuerat septem viris, et daemonium nomine Asmodaeus occiderat eos, mox ut ingressi fuissent ad eam. | 8. omdat zij ten huwelijk gegeven was aan zeven mannen, en een duivel, met name Asmodeüs, hen had gedood, zoodra zij tot haar gegaan warenGa naar voetnoot4). |
9. Ergo cum pro culpa sua increparet puellam, respondit ei, dicens: Amplius ex te non videamus filium, aut filiam super terram, interfectrix virorum tuorum. | 9. Toen zij dan het dienstmeisje over haren misslag berispte, antwoordde deze haar en zeide: Mogen wij toch nimmer een zoon of eene dochter van u op aarde zien, moordenares uwer mannen! |
[pagina 366]
10. Numquid et occidere me vis, sicut jam occidisti septem viros? Ad hanc vocem perrexit in superius cubiculum domus suae: et tribus diebus, et tribus noctibus non manducavit, neque bibit: | 10. Wilt gij wellicht ook mij dooden, gelijk gij reeds zeven mannen gedood hebt? Op dit gezegde begaf zij zich naar de bovenkamerGa naar voetnoot5) van haar huis en gedurende drie dagen en drie nachten at zij niet en dronk zij niet; |
11. Sed in oratione persistens cum lacrymis deprecabatur Deum, ut ab isto improperio liberaret eam. | 11. maar volhardend in het gebed smeekte zij God onder tranen, dat Hij haar van dezen smaad mocht verlossenGa naar voetnoot6). |
12. Factum est autem die tertia, dum compleret orationem, benedicens Dominum, | 12. Het geschiedde nu op den derden dag, als zij het gebed eindigde, dat zij den Heer loofde |
13, Dixit: Benedictum est nomen tuum Deus patrum nostrorum: qui cum iratus fueris, misericordiam facies, et in tempore tribulationis peccata dimittis his, qui invocant te. | 13. en zeide: Gezegend is uw naam, God onzer vaderen; Gij die, als Gij vertoornd zijt, barmhartigheid oefentGa naar voetnoot7) en ten tijde van rampspoed de zonden vergeeft aan hen, die U aanroepen. |
14. Ad te Domine faciem meam converto, ad te oculos meos dirigo. | 14. Tot U, o Heer, wend ik mijn aangezicht, op U richt ik mijne oogen. |
15. Peto Domine ut de vinculo improperii hujus absolvas me, aut certe desuper terram eripias me. | 15. Ik bid U, Heer, verlos mij van de boei dezer schande, of neem mij althans van de aarde weg. |
16. Tu scis Domine, quia nunquam concupivi virum, et mundam servavi animam meam ab omni concupiscentia. | 16. Gij weet, Heer, dat ik nooit naar eenen man verlangde en dat ik mijne ziel rein bewaarde van alle begeerlijkheid. |
17. Numquam cum ludentibus miscui me: neque cum his, qui in levitate ambulant, participem me praebui. | 17. Nooit voegde ik mij bij de genotzuchtigenGa naar voetnoot8) of hield ik gemeenschap met hen, die in lichtzinnigheid wandelen. |
18. Virum autem cum timore tuo, non cum libidine mea consensi suscipere: | 18. Maar ik heb er in toegestemd eenen man te nemen in uwe vreezeGa naar voetnoot9), niet uit zinnelijkheid mijnerzijds. |
19. Et, aut ego indigna fui illis, | 19. En òf ik was hunner onwaar- |
[pagina 367]
aut illi forsitan me non fuerunt digni: quia forsitan viro alii conservasti me. | dig, òf zij waren wellicht mijner niet waardig, daar Gij mij misschien voor een anderen man hebt bewaardGa naar voetnoot10). |
20. Non est enim in hominis potestate consilium tuum. | 20. Want niet in 's menschen macht ligt uw raadsbesluitGa naar voetnoot11). |
21. Hoc autem pro certo habet omnis, qui te colit, quod vita ejus, si in probatione fuerit, coronabitur: si autum in tribulatione fuerit, liberabitur: et si in correptione fuerit, ad misericordiam tuam venire licebit. | 21. Maar dit houdt ieder, die U eert, voor zeker, dat als hij in de beproeving is geweest, zijn leven bekroond, en als hij in rampspoed heeft verkeerd, hij bevrijd zal worden, en als hij getuchtigd is, hij tot uwe barmhartigheid zal mogen komen. |
22. Non enim delectaris in perditionibus nostris: quia post tempestatem tranquillum facis: et post lacrymationem et fletum, exsultationem infundis. | 22. Gij schept immers geen vermaak in ons verderf, want na den storm maakt Gij stilte en na tranen en geween stort Gij vreugde inGa naar voetnoot12). |
23. Sit nomen tuum Deus Israel benedictum in saecula. | 23. Uw naam, o God van Israël, zij gezegend in eeuwigheid! |
24. In illo tempore exauditae sunt preces amborum in conspectu gloriae summi Dei: | 24. Te dien tijde werden beider gebeden verhoord voor het aanschijn der heerlijkheid van den allerhoogsten God; |
25. Et missus est Angelus Domini sanctus Raphael, ut curaret eos ambos, quorum uno tempore sunt orationes in conspectu Domini recitatae. | 25. en de engel des Heeren, de heilige RaphaëlGa naar voetnoot13), werd gezonden om hen beiden te genezen, wier gebeden terzelfder tijd voor het aangezicht des Heeren waren uitgesproken. |
- voetnoot1)
- Straffen.
- voetnoot2)
- Tobias vraagt hier te sterven, zoo dit met Gods wil overeenkomt, want hij laat voorafgaan: doe met mij volgens uwen wil. Ook Job, Elias en andere heiligen vroegen om te sterven; vgl. Job VII 15; III Reg. XIX 4; en de H. Augustinus leert, dat het den rechtvaardige niet ongeoorloofd is den dood te wenschen, als het leven allerrampzaligst is. Trouwens Eccli. XXX 17 vinden wij: ‘Beter is de dood dan een bitter leven’.
- voetnoot3)
- Raguel, d.i. ‘vriend van God’. - Rages wordt hier als woonplaats van Raguel genoemd, terwijl ook Gabelus te Rages woonde (vgl. I 16 en V 8). Nu is het zeker, dat beiden niet dezelfde stad bewoonden, want de engel moest een groote reis doen om van Raguels woonplaats naar Gabelus te gaan; vgl. IX 3, 6; (volgens het Sin. handschrift en de Itala V 6 waren de twee steden twee dagreizen van elkaar verwijderd). Ook noemen alle andere vertalingen Ecbatana als de woonplaats van Raguel. Het eenvoudigst en redelijkst schijnt wel de verklaring dat er bij het overschrijven eene vergissing heeft plaats gehad en men Rages in plaats van Ecbatana gezet heeft. Dat die vergissing zeer goed mogelijk was, blijkt uit Gr. A, waar men VI 9 Rages in plaats van Ecbatana geschreven heeft, terwijl vroeger Ecbatana als woonplaats van Raguel genoemd is, alsmede uit het Sinaïtisch handschrift, dat V 6 Gabelus te Ecbatana laat wonen.
- voetnoot4)
- Asmodeüs beteekent verderver. ‘God, zegt de H. Gregorius de Groote, gaf aan de duivelen macht over deze mannen van Sara, die door eigen verdorvenheid hunne slaven waren geworden (vgl. VI 17), en het is dientengevolge, dat Asmodeüs hun het tijdelijk leven ontneemt op het oogenblik, dat zij zich zeker waanden hunne schuldige driften te voldoen’. Over Sara had de duivel geen macht, omdat zij rein van harte was.
- voetnoot5)
- Deze was gelegen op het plat-dak van het huis en diende tot slaapkamer en soms tot bidkamer; vgl. Judith IX 1.
- voetnoot6)
- Volgens sommige andere vertalingen was zij zoo bedroefd en verward door de verwijten harer dienstmaagd, dat de gedachte aan zelfmoord bij haar opkwam. Doch blijkens het volgende gebed, bood zij aan die eerste opwelling weerstand.
- voetnoot7)
- De zin der woorden ‘cum iratus fueris, misericordiam facies’ kan ook zijn: als Gij vertoornd geweest zijt, als Gij voldoende gestraft hebt, dan oefent Gij barmhartigheid. Uit hetgeen volgt: en ten tijde van ramspoed vergeeft Gij de zonden enz. blijkt echter, dat hier de beteekenis is: met uwen toorn is altijd nog uwe barmhartigheid verbonden, uwe straf dient om de menschen tot inkeer te brengen, zoodat Gij dan kunt vergeven. Vgl. Hab. III 2.
- voetnoot8)
- Bij hen, die zich overgaven aan uitgelaten spelen, waarbij de eerbaarheid gevaar loopt.
- voetnoot9)
- Met godsvrucht, volgens de wijze door U bepaald.
- voetnoot10)
- Vgl. VI 12.
- voetnoot11)
- Niemand kan Gods raadsbesluiten doorgronden.
- voetnoot12)
- Vgl. Ps. XCIII 19; CXXV 5-6.
- voetnoot13)
- Raphaël beteekent God geneest of Genezing Gods. Het volgende ‘om hen beiden te genezen’ is eene zinspeling op dien naam. De engel genas Tobias van zijne blindheid en bevrijdde Sara van de kwelling des duivels.