de verschillende stukken hebben geschreven, waaruit de Boeken Esdras zijn samengesteld. Voor het grootste gedeelte zijn het echter aanteekeningen van Esdras en Nehemias, die daarbij meerdere oorkonden hebben opgenomen, en in dien zin kan Esdras de schrijver van het eerste Boek, Nehemias die van het tweede worden genoemd. Volgens de meening van velen heeft Esdras alle stukken verzameld en gerangschikt en tot één geheel verbonden; anderen schrijven dit echter aan een lateren verzamelaar toe.
Behalve deze zijn er nog twee andere Boeken Esdras, het derde en vierde. Het derde bestaat voor het grootste gedeelte, slechts twee hoofdstukken uitgezonderd (III 1 - V 6), uit stukken aan de canonieke Boeken Paralipomenon en Esdras ontleend; het vierde bevat hoofdzakelijk eene reeks van visioenen over het laatste oordeel en is niet vrij van leerstellige dwalingen; beide behooren tot de zoogenaamde apocriefe boeken. De twee eerste daarentegen zijn altijd door de Synagoge en de Kerk beschouwd als echt en op ingeving van den H. Geest geschreven, zoodat hun gezag niet mag worden betwijfeld.
Esdras, een afstammeling van den hoogepriester Saraias (VII 1 en IV Reg. XXV 18), was een aanzienlijk, door Gods geest verlicht man en een zeer ervaren wetgeleerde, weshalve hij ‘een vaardig schriftgeleerde in de wet van Moses’ genoemd wordt (VII 6). Zijn Boek, dat tien hoofdstukken bevat, kan in twee deelen worden gesplitst. Het eerste, hoofdst. I-VI, verhaalt den terugkeer onder Zorobabel van vele Joden - die meerendeels tot de stammen van Juda en Benjamin behoorden - uit de Babylonische gevangenschap naar Jerusalem, de grondvesting van den tempel, de kuiperijen der Samaritanen en de daardoor veroorzaakte staking van het werk; vervolgens de hervatting van den arbeid op aansporing der profeten Aggeüs en Zacharias; eindelijk de voltooiing en inwijding van den tempel. Dezegebeurtenissen vonden plaats in de jaren 537 - 516 v.C. Het tweede deel, hoofdst. VII-X, verhaalt de reis van Esdras naar Jerusalem met vele in Babylon achtergebleven Joden in het zevende jaar der regeering van Artaxerxes (VII 17) en de pogingen, welke hij, krachtens eene uitgebreide, hem door den koning verleende volmacht, aanwendde tot uitroeiing der misbruiken en tot handhaving der Mosaïsche wet. Dit deel bevat de geschiedenis van één jaar.
Volgens het tot heden bijna algemeen aangenomen gevoelen is de in dit tweede deel genoemde Artaxerxes de eerste van dien naam of Artaxerxes Longimanus, en had dus het hier verhaalde plaats in het jaar 458 of 457 v.C., dertien jaren vóór de reis van Nehemias, welke het tweede Boek Esdras vermeldt als geschied in het twintigste jaar van Artaxerxes. In den laatsten tijd echter is de meening geopperd en reeds door meerdere geleerden aangenomen, dat dit tweede deel van het Boek Esdras, naar tijdsorde gerekend, niet op zijne plaats staat en thuis behoort achter het Boek Nehemias, dat tusschen hoofdstuk VI en VII van I Esdras zou moeten worden ingelascht. Volgens dit gevoelen wordt alleen in het tweede Boek Artaxerxes I of Longimanus, maar in het eerste Artaxerxes II of Mnemon bedoeld, en hebben derhalve de gebeurtenissen, welke I Esdras VII-X worden medegedeeld, niet in