Caput XXVII.
Hoofdstuk XXVII.
Joatham regeert voorspoedig en onderwerpt de Ammonieten (v. 1-9).
1. Viginti quinque annorum erat Joatham cum regnare coepisset, et sedecim annis regnavit in Jerusalem: nomen matris ejus Jerusa filia Sadoc. IV Reg. XV 33. |
1. Vijf en twintig jaren telde Joatham, toen hij begon te regeeren, en zestien jaren regeerde hij te Jerusalem; de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van SadocGa naar voetnoot1). |
2. Fecitque quod rectum erat coram Domino juxta omnia quae fecerat Ozias pater suus, excepto quod non est ingressus templum Domini, et adhuc populus delinquebat. |
2. En hij deed wat recht was voor den Heer naar al hetgeen zijn vader Ozias gedaan had, behalve dat hij niet in den tempel des Heeren gingGa naar voetnoot2); en nog zondigde het volkGa naar voetnoot3). |
3. Ipse aedificavit portam domus Domini excelsam, et in muro Ophel multa construxit. |
3. Hij bouwde de hooge poort van het huis des Heeren en werkte veel aan den muur van OphelGa naar voetnoot4). |
4. Urbes quoque aedificavit in mon- |
4. Ook bouwde hij steden in het |
| |
tibus Juda, et in saltibus castella, et turres. |
gebergte van JudaGa naar voetnoot5) en in de wouden kasteelen en torens. |
5. Ipse pugnavit contra regem filiorum Ammon, et vicit eos, dederuntque ei filii Ammon in tempore illo centum talenta argenti, et decem millia coros tritici, ac totidem coros hordei: haec ei praebuerunt filii Ammon in anno secundo et tertio. |
5. Hij ook streed tegen den koning der kinderen van Ammon en overwon hen, en hem gaven de kinderen van Ammon te dien tijdeGa naar voetnoot6) honderd talenten zilver en tien duizend corus-maten tarwe en evenveel corus-maten gerst; dit brachten hem de kinderen van Ammon op in het tweede en het derde jaar. |
6. Corroboratusque est Joatham eo quod direxisset vias suas coram Domino Deo suo. |
6. En Joatham werd machtig, omdat hij zijne wegen gericht had voor het aanschijn van den Heer, zijnen God. |
7. Reliqua autem sermonum Joatham, et omnes pugnae ejus, et opera scripta sunt in Libro regum Israel et Juda. |
7. En de overige daden van Joatham en al zijne oorlogenGa naar voetnoot7) en werken zijn beschreven in het Boek der Koningen van Juda en Israël. |
8. Viginti quinque annorum erat cum regnare coepisset, et sedecim annis regnavit in Jerusalem. |
8. Vijf en twintig jaren telde hij, toen hij begon te regeeren, en zestien jaren regeerde hij te Jerusalem. |
9. Dormivitque Joatham cum patribus suis, et sepelierunt eum in Civitate David: et regnavit Achaz filius ejus pro eo. |
9. En Joatham ontsliep met zijne vaderen, en men begroef hem in de Stad van David; en zijn zoon Achaz werd koning in zijne plaats. |
|
-
voetnoot1)
- Vgl. over de regeering van Joatham IV Reg. XV 32-38.
-
voetnoot2)
- d.i. Zich geen priesterlijke bevoegdheden aanmatigde.
-
voetnoot3)
- Zoowel door den dienst op de hoogten (IV Reg. XV 35) als anderszins. Hoe groot te dien tijde het zedenbederf in Juda was, blijkt uit Is. II-V.
-
voetnoot4)
- Over Ophel, de zuidelijke helling van den tempelberg, zie Is. XXXII noot 12. Van de hier en in v. 4 genoemde werken, alsmede van den oorlog van Joatham tegen de Ammonieten maakt IV Reg. XV geen melding.
-
voetnoot6)
- Hebr. ‘in dat jaar’. Gelijk het slot van het vers leert, betaalden de Ammonieten die groote schatting ook nog in de twee volgende jaren; dat zij daarna de schatting weigerden, zal te wijten zijn aan de vijandelijkheden van de koningen van Israël en Damascus tegen Juda, die volgens IV Reg. XV 37 reeds onder de regeering van Joatham begonnen.
-
voetnoot7)
- Wellicht wordt hiermede in 't bijzonder gezinspeeld op de in noot 6 genoemde vijandelijkheden.
|