De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XVII.
|
1. Regnavit autem Josaphat filius ejus pro eo, et invaluit contra Israel. III Reg. XV 24. | 1. En zijn zoon Josaphat werd in zijne plaats koningGa naar voetnoot1) en werd sterk tegen IsraëlGa naar voetnoot2). |
2. Constituitque militum numeros in cunctis urbibus Juda, quae erant vallatae muris. Praesidiaque disposuit in terra Juda, et in civitatibus Ephraim, quas ceperat Asa pater ejus. | 2. En hij legde een aantal soldaten in al de steden van Juda, die met muren omgeven waren. En hij verdeelde bezettingen over het land Juda en over de steden van Ephraïm, welke zijn vader Asa genomen hadGa naar voetnoot3). |
3. Et fuit Dominus cum Josaphat, quia ambulavit in viis David patris sui primis: et non speravit in Baalim, | 3. En de Heer was met Josaphat, omdat hij wandelde op de eerste wegen van zijn vader DavidGa naar voetnoot4) en zijn betrouwen niet stelde op de BaälsGa naar voetnoot5), |
[pagina 172]
4. Sed in Deo patris sui, et perrexit in praeceptis illius et non juxta peccata Israel. | 4. maar op den God zijns vaders, en wandelde naar diens geboden en niet volgens de zonden van IsraëlGa naar voetnoot6). |
5. Confirmavitque Dominus regnum in manu ejus, et dedit omnis Juda munera Josaphat: factaeque sunt ei infinitae divitiae, et multa gloria. | 5. En de Heer bevestigde het rijk in zijne hand, en geheel Juda gaf aan Josaphat geschenken; en hij verkreeg mateloozen rijkdomGa naar voetnoot7) en veel roem. |
6. Cumque sumpsisset cor ejus audaciam propter vias Domini, etiam excelsa et lucos de Juda abstulit. | 6. En daar zijn hart zich verkloekte ter oorzake van de wegen des Heeren, roeide hij ook de hoogten en de bosschen van Juda uitGa naar voetnoot8). |
7. Tertio autem anno regni sui misit de principibus suis Benhail, et Obdiam, et Zachariam, et Nathanael, et Michaeam ut docerent in civitatibus Juda: | 7. In het derde jaar nu zijner regeering zond hij van zijne vorstenGa naar voetnoot9) Benhaïl en Obdias en Zacharias en Nathanaël en Micheas, om te onderrichten in de steden van Juda, |
8. Et cum eis Levitas Semeiam, et Nathaniam, et Zabadiam, Asael quoque, et Semiramoth, et Jonathan, Adoniamque et Thobiam, et Thobadoniam Levitas, et cum eis Elisama, et Joran Sacerdotes, | 8. en met hen de Levieten Semeias en Nathanias en Zabadias, alsmede de Levieten Asaël en Semiramoth en Jonathas en Adonias en Thobias en Thobadonias en met hen de priesters Elisama en Joran. |
9. Docebantque populum in Juda, habentes librum legis Domini, et circuibant cunctas urbes Juda, atque erudiebant populum. | 9. En zij onderwezen het volk van Juda, met het boek van de wet des Heeren in de hand, en gingen al de steden van Juda rond en onderrichtten het volkGa naar voetnoot10). |
10. Itaque factus est pavor Domini super omnia regna terrarum, quae erant per gyrum Juda, nec audebant bellare contra Josaphat. | 10. Derhalve kwam de schrik des Heeren over al de rijken der aarde, welke rondom Juda waren, en zij waagden niet Josaphat te beoorlogen. |
11. Sed et Philisthaei Josaphat munera deferebant, et vectigal argenti, Arabes quoque adducebant pecora, arietum septem millia septingenta, et hircorum totidem. | 11. Maar ook de Philistijnen brachten geschenken aan Josaphat en schatting van zilver; ook de Arabieren brachten klein vee aan, zeven duizend zevenhonderd rammen en evenveel bokkenGa naar voetnoot11). |
[pagina 173]
12. Crevit ergo Josaphat, et magnificatus est usque in sublime: atque aedificavit in Juda domos ad instar turrium, urbesque muratas. | 12. Josaphat werd dan machtiger en ten hoogste verheven, en hij bouwde in Juda huizen in den vorm van torens, en versterkte stedenGa naar voetnoot12). |
13. Et multa opera paravit in urbibus Juda: viri quoque bellatores, et robusti erant in Jerusalem, | 13. En vele werken voerde hij uitGa naar voetnoot13) in de steden van Juda; ook waren er krijgslieden en dapperen te Jerusalem, |
14. Quorum iste numerus per domos atque familias singulorum: In Juda principes exercitus, Ednas dux, et cum eo robustissimi viri trecenta millia. | 14. wier aantal naar ieders huis en geslacht dit was: in JudaGa naar voetnoot14) waren krijgsoversten: Ednas, de veldheer, en met hem driehonderd duizend zeer dappere mannen. |
15. Post hunc Johanan princeps, et cum eo ducenta octoginta millia. | 15. Na hem was Johanan overste en met hem tweehonderd en tachtig duizend. |
16. Post istum quoque Amasias filius Zechri, consecratus Domino, et cum eo ducenta millia virorum fortium. | 16. En na dezen Amasias, de zoon van Zechri, den Heer gewijdGa naar voetnoot15), en met hem tweehonderd duizend dappere mannen. |
17. Hunc sequebatur robustus ad proelia Eliada, et cum eo tenentium arcum et clypeum ducenta millia. | 17. OpGa naar voetnoot16) hem volgde de krijgshaftige Eliada, en met hem tweehonderd duizend boogschutters en schilddragers. |
18. Post istum etiam Jozabad, et cum eo centum octoginta millia expeditorum militum. | 18. En na dezen Jozabad, en met hem honderd en tachtig duizend uitgeruste krijgers. |
19. Hi omnes erant ad manum regis, exceptis aliis, quos posuerat in urbibus muratis, in universo Juda. | 19. Zij allenGa naar voetnoot17) waren den koning ter hand, afgezien van de anderen, die hij gelegd had in de versterkte steden, in geheel Juda. |
- voetnoot1)
- Van Josaphat's regeering wordt hier (XVII-XX) eene veel uitvoeriger geschiedenis gegeven, dan in III Reg., waar niet verhaald wordt, hoe de vrome koning het volk in de wet des Heeren liet onderrichten, alom rechters aanstelde, het leger hervormde en de Moabieten en Ammonieten versloeg, noch ook, wat gedurende zijn regeering door de profeten verricht werd. Voor den schrijver van Par. was dit alles van groot gewicht om het doel, dat hij nastreefde.
- voetnoot2)
- Gelijk in v. 2 nader beschreven wordt. Josaphat onderscheidde zich daardoor gunstig van zijn vader en voorganger, zie XVI 1. Later echter liet hij zich tot een verbond met Israël verleiden, zie XVIII 1
- voetnoot3)
- Vgl. XV 8.
- voetnoot4)
- Die David bewandelde, alvorens hij in de bekende zware zonden viel.
- voetnoot5)
- De valsche goden en alle soorten van afgodsbeelden.
- voetnoot6)
- Dat zich door den kalverendienst bezoedelde.
- voetnoot7)
- Niet slechts door belastingen, maar ook door vrijwillige gaven.
- voetnoot8)
- Zie XIV noot 3. In het uitroeien van den dienst op de hoogten slaagde hij echter niet geheel. Zie XX 33.
- voetnoot9)
- De hier genoemde vorsten, zeker invloedrijke familiehoofden, en de Levieten en de priesters van v. 8 zijn van elders niet bekend.
- voetnoot10)
- Het boek van de wet des Heeren is zeker de Pentateuch. De aanzienlijke leeken, die de Levieten en de priesters op hunnen tocht vergezelden, zullen hebben moeten zorgen voor de stipte uitvoering der gegeven voorschriften.
- voetnoot11)
- Volgens den grondtekst brachten de Philistijnen zilver in menigte, geene schatting derhalve, maar vrijwillige gaven. De Arabieren waren de van veeteelt levende stammen ten oosten en zuidoosten van Palestina, tot welke streken zich in dien tiid de naam van Arabië uitstrekte.
- voetnoot12)
- Hebr. ‘burchten en voorraadsteden’.
- voetnoot13)
- Hebr.: ‘En hij had een groote have’, d.i. groote voorraden proviand, die hij beheerde.
- voetnoot14)
- Het leger van Juda telde drie, dat van Benjamin twee afdeelingen, die hier worden opgesomd.
- voetnoot15)
- Hebr.: ‘die zich vrijwillig den Heer gesteld had’. Vermoedelijk had Amasias op bijzondere wijze zijn vromen ijver aan den dag gelegd. Vgl. Judic. V 9.
- voetnoot16)
- In de Vulgaat ontbreekt hier: ‘En van Benjamin’.
- voetnoot17)
- d.i. De bevelhebbers der vijf afdeelingen stonden ter beschikking van den koning, afgezien van de bevelhebbers, die over de in v. 2 genoemde bezettingen gesteld waren.