De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 169]
| |||||||||||||
Caput XVI.
|
1. Anno autem trigesimo sexto regni ejus, ascendit Baasa rex Israel in Judam, et muro circumdabat Rama, ut nullus tute posset egredi et ingredi de regno Asa. Reg. XV 17. | 1. En in het zes-en-dertigste jaar zijner regeeringGa naar voetnoot1) rukte Baäsa, de koning van Israël, op tegen JudaGa naar voetnoot2) en omgaf Rama met een muur, opdat niemand veilig het koninkrijk van Asa zou kunnen uitgaan en ingaan. |
2. Protulit ergo Asa argentum et aurum de thesauris domus Domini, et de thesauris regis, misitque ad Benadad regem Syriae, qui habitabat in Damasco, dicens: | 2. Daarom lichtte Asa zilver en goud uit de schatkamer van het huis des Heeren en uit de schatkamer des konings, en zond het aan Benadad, den koning van Syrië, die te Damascus woonde, zeggende: |
3. Foedus inter me et te est, pater quoque meus et pater tuus habuere concordiam: quam ob rem misi tibi argentum et aurum, ut rupto foedere, quod habes cum Baasa rege Israel, facias eum a me recedere. | 3. Er bestaat een verbond tusschen u en mij; ook hebben mijn vader en uw vader in eendracht geleefd; daarom zend ik u zilver en goud, opdat gij het verbond verbreekt, dat gij met Baäsa, den koning van Israël, hebt, en hem noopt om van mij af te trekken. |
4. Quo comperto, Benadad misit principes exercituum suorum ad urbes Israel: qui percusserunt Ahion, et Dan, et Abelmaim, et universas urbes Nephthali muratas. | 4. Benadad nu dit vernomen hebbende, zond zijne legeroversten tegen de steden van Israël; en zij tuchtigden Ahion en Dan en AbelmaïmGa naar voetnoot3) en al de versterkte steden van NephthaliGa naar voetnoot4). |
5. Quod cum audisset Baasa desiit aedificare Rama, et intermisit opus suum. | 5. En toen Baäsa dit hoorde, hield hij op met het opbouwen van Rama en staakte zijn werk. |
6. Porro Asa rex assumpsit universum Judam, et tulerunt lapides de Rama, et ligna quae aedificationi praeparaverat Baasa, aedificavitque ex eis Gabaa, et Maspha. | 6. Toen nam koning Asa geheel Juda mede, en zij droegen de steenen van Rama weg alsmede het hout, dat Baäsa voor het bouwen had gereed gemaakt, en zij bouwden daarmede Gabaä en MasphaGa naar voetnoot5). |
[pagina 170]
7. In tempore illo venit Hanani propheta ad Asa regem Juda, et dixit ei: Quia habuisti fiduciam in rege Syriae, et non in Domino Deo tuo, idcirco evasit Syriae regis exercitus de manu tua. | 7. Te dien tijde kwam de profeet HananiGa naar voetnoot6) tot Asa, den koning van Juda, en zeide tot hem: Omdat gij uw betrouwen hebt gesteld op den koning van Syrië en niet op den Heer, uwen God, daarom is het leger van den koning van Syrië aan uwe hand ontkomenGa naar voetnoot7). |
8. Nonne AEthiopes, et Libyes multo plures erant quadrigis, et equitibus, et multitudine nimia: quos, cum Domino credidisses, tradidit in manu tua? Supra XIV 9. | 8. Waren niet de Ethiopiërs en de LibyersGa naar voetnoot8) veel sterker aan krijgswagens en ruiters en overgroote menigte? En toch, omdat gij op God betrouwd hebt, heeft Hij hen overgeleverd in uwe hand. |
9. Oculi enim Domini contemplantur universam terram, et praebent fortitudinem his, qui corde perfecto credunt in eum. Stulte igitur egisti, et propter hoc ex praesenti tempore adversum te bella consurgent. | 9. Want de oogen des Heeren overzien de geheele aarde en verleenen kracht aan wie met een volmaakt hart op Hem betrouwenGa naar voetnoot9). Dwaas hebt gij derhalve gedaan, en daarom zullen van dezen tijd af oorlogen tegen u ontstaanGa naar voetnoot10). |
10. Iratusque Asa adversus Videntem, jussit eum mitti in nervum: valde quippe super hoc fuerat indignatus: et interfecit de populo in tempore illo plurimos. | 10. En Asa ontstak in toorn tegen den ziener en liet hem in den stok leggenGa naar voetnoot11); want in hooge mate was hij er over gebelgd, en hij bracht in dien tijd zeer velen uit het volk ter doodGa naar voetnoot12). |
11. Opera autem Asa prima et novissima scripta sunt in Libro regum Juda et Israel. | 11. De daden nu van Asa, de eerste en de laatste, staan beschreven in het Boek der koningen van Juda en Israël. |
12. AEgrotavit etiam Asa anno trigesimo nono regni sui, dolore pedum vehementissimo, et nec in infirmitate sua quaesivit Dominum, sed magis in medicorum arte confisus est. | 12. En Asa werd ziek in het negen-en-dertigste jaar zijner regeering en had een zeer hevig lijden aan de voeten; en ookGa naar voetnoot13) in zijne krankheid zocht hij niet den Heer, maar stelde meer op de kunst der geneesheeren zijn betrouwenGa naar voetnoot14). |
[pagina 171]
13. Dormivitque cum patribus suis: et mortuus est anno quadragesimo primo regni sui. | 13. En hij ontsliep met zijn vaderen en stierf in het een-en-veertigste jaar zijner regeering. |
14. Et sepelierunt eum in sepulcro suo quod foderat sibi in Civitate David: posueruntque eum super lectum suum plenum aromatibus et unguentis meretriciis, qua erant pigmentariorum arte confecta, et combusserunt super eum ambitione nimia. | 14. En men begroef hem in zijn graf, dat hij voor zich uitgehouwenGa naar voetnoot15) had in de Stad van David, en men legde hem op zijn bed, dat vol was van reukwerken en kostelijke zalven, die door de kunst der reukwerkbereiders vervaardigd warenGa naar voetnoot16), en men verbrandde ze over hem met buitengewone plechtigheid. |
- voetnoot1)
- Voor het zes-en-dertigste jaar zal het zestiende moeten gelezen worden. Zie XIV noot 8. Het ‘vijf-en-dertigste’ (XV 19) en het ‘zes-en-dertigste’ jaar van Asa is in strijd met III Reg. XVI 8, waar verhaald wordt, dat Baäsa in het zes-en-twintigste jaar van Asa stierf, alsmede met v. 10 aldaar, volgens hetwelk Ela, Baäsa's zoon en opvolger, in het zeven-en-twintigste jaar van Asa vermoord werd.
- voetnoot2)
- De vv. 1-6 stemmen zoo goed als woordelijk overeen met III Reg. XV 17-22.
- voetnoot3)
- III Reg. XV 20 en IV Reg. XV 29 ‘Abel-domum-Maächa’ geheeten.
- voetnoot4)
- Hebr.: ‘en al de magazijnen van de steden van Nephthali’. Vgl. III Reg. XV 20 met de aanteekening.
- voetnoot5)
- Vgl. Jer. XLI 9. Onder dit bouwen van Gabaä (Hebr. Geba) en Maspha heeft men eene versterking dier steden te verstaan tegen de invallen van het Tienstammenrijk.
- voetnoot6)
- Vermoedelijk dezelfde, wiens zoon wij XIX 2 en III Reg. XVI 1 ook als profeet zien optreden. Van de terechtwijzing van Asa door Hanani wordt III Reg. geen gewag gemaakt.
- voetnoot7)
- Gij zoudt met Baäsa ook zijn gewezen bondgenoot den Syriër verslagen hebben.
- voetnoot8)
- Vgl. XIV 9-15 en noot 9 aldaar.
- voetnoot9)
- Naar het Hebr.: ‘opdat Hij zich machtig betoone aan hen, wier hart volmaakt met Hem is’, d.w.z. de almachtige God helpt steeds zijn getrouwen.
- voetnoot10)
- Want van nu af had hij een verbitterden nabuur en een al te machtigen bondgenoot, terwijl hij, op God vertrouwend, beider macht had kunnen breken. Zijne opvolgers zouden de waarheid der voorspelling maar al te zeer ondervinden.
- voetnoot11)
- Vgl. Jer. XX 2; XXIX 26.
- voetnoot12)
- Volgens den grondtekst mishandelde hij eenigen uit het volk. Vermoedelijk waren het diegenen, welke den profeet bijvielen, toen hij vrijmoedig den koning de welverdiende terechtwijzing gaf.
- voetnoot13)
- Gelijk in den oorlog met Baäsa.
- voetnoot14)
- Naar het Hebr.: ‘hij zocht (raadpleegde) niet den Heer, maar de geneesheeren’. Uit deze tegenstelling valt misschien af te leiden, dat laatstgenoemden niet zoozeer als geneesheeren, maar als bezweerders door Asa werden geraadpleegd.
- voetnoot15)
- Zie Isai. XXII 16.
- voetnoot16)
- Het was gebruik, bij lijkplechtigheden van voorname personen veel reukwerk te verbranden, niet echter de lijken zelf, die pleegden gebalsemd te worden. Zie Jer. XXXIV 5; vgl. echter Am. VI noot 12.