De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XV.
|
1. Azarias autem filius Oded, facto in se spiritu Dei, | 1. Azarias nu, de zoon van OdedGa naar voetnoot1), daar over hem de geest Gods gekomen was, |
2. Egressus est in occursum Asa, et dixit ei: Audite me Asa, et omnis Juda et Benjamin: Dominus vobiscum, quia fuistis cum eo. Si quaesieritis eum, invenietis: si autem dereliqueritis eum, derelinquet vos. | 2. ging Asa te gemoet en zeide tot hem: Hoort mij, Asa en geheel Juda en Benjamin. De Heer is met ulieden, omdat gij waart met Hem. Indien gij Hem zoekt, zult gij Hem vinden; indien gij Hem echter verlaat, zal Hij u verlatenGa naar voetnoot2). |
3. Transibunt autem multi dies in Israel absque Deo vero, et absque sacerdote doctore, et absque lege. | 3. Er zullen echter vele dagen voorbijgaan in Israël zonder waren GodGa naar voetnoot3) en zonder leerenden priester en zonder wet. |
4. Cumque reversi fuerint in angustia sua ad Dominum Deum Israel, et quaesierint eum, reperient eum. | 4. En als zij in hunnen nood terugkeeren tot den Heer, den God van Israël, en Hem zoeken, vinden zij Hem. |
5. In tempore illo non erit pax egredienti et ingredienti, sed ter- | 5. Te dien tijde is er geen vrede voor wie zal uitgaan of zal ingaanGa naar voetnoot4), |
[pagina 167]
rores undique in cunctis habitatoribus terrarum: | maar verschrikking van alle zijden over al de bewoners der landen. |
6. Pugnabit enim gens contra gentem, et civitas contra civitatem, quia Dominus conturbabit eos in omni angustia. | 6. Want volk zal strijden tegen volk en stad tegen stad, omdat de Heer hen zal verschrikken door allerlei nood. |
7. Vos ergo confortamini, et non dissolvantur manus vestrae: erit enim merces operi vestro. | 7. Gij echter, houdt moed en laat uwe handen niet slap worden; want er is loon voor uw werk. |
8. Quod cum audisset Asa verba scilicet, et prophetiam Azariae filii Oded prophetae, confortatus est, et abstulit idola de omni terra Juda, et de Benjamin, et ex urbibus, quas ceperat, montis Ephraim, et dedicavit altare Domini quod erat ante porticum Domini. | 8. Toen nu Asa dit gehoord had, te weten de woorden en de profetie van Azarias, den profeet, den zoon van Oded, vatte hij moed en deed de afgoden weg uit geheel het land van Juda en uit Benjamin en uit de steden, welke hij genomen had in het gebergte van EphraïmGa naar voetnoot5), en hij wijddeGa naar voetnoot6) het altaar des Heeren, dat voor het voorportaal des Heeren was. |
9. Congregavitque universum Judam et Benjamin, et advenas cum eis de Ephraim, et de Manasse, et de Simeon: plures enim ad eum confugerant ex Israel, videntes quod Dominus Deus illius esset cum eo. | 9. En hij vergaderde geheel Juda en Benjamin en met hen de aankomelingen uit Ephraïm en uit Manasses en uit SimeonGa naar voetnoot7); want meerderen waren tot hem uit Israël gevlucht, daar zij zagen, dat de Heer, zijn God, met hem was. |
10. Cumque venissent in Jerusalem mense tertio, anno decimoquinto regni Asa, | 10. En toen zij te Jerusalem gekomen waren in de derde maand, in het vijftiende jaarGa naar voetnoot8) der regeering van Asa, |
11. Immolaverunt Domino in die illa de manubiis, et praeda, quam adduxerant, boves septingentos, et arietes septem millia. | 11. offerden zij dien dag aan den Heer van den roof en den buit, welken zij hadden aangebracht, zevenhonderd runderen en zeven duizend rammen. |
12. Et intravit ex more ad corroborandum foedus ut quaererent Do- | 12. En hij ging naar de gewoonte binnenGa naar voetnoot9) om het verbond te bekrachtigen, dat zij den Heer, den God |
[pagina 168]
minum Deum patrum suorum in toto corde, et in tota anima sua. | hunner vaderen, zouden zoeken met geheel hun hart en met geheel hunne ziel. |
13. Si quis autem, inquit, non quaesierit Dominum Deum Israel, moriatur, a minimo usque ad maximum, a viro usque ad mulierem. | 13. Indien echter, zoo sprak hij, iemand den Heer, den God van Israël, niet zoekt, hij sterve, van den geringste tot den grootste, van man tot vrouwGa naar voetnoot10). |
14. Juraveruntque Domino voce magna in jubilo, et in clangore tubae, et in sonitu buccinarum | 14. En zij zwoeren den Heer met luider stem bij gejubel en onder trompetgeschetter en onder bazuingeschal, |
15. Omnes qui erant in Juda cum exsecratione: in omni enim corde suo juraverunt, et in tota voluntate quaesierunt eum, et invenerunt: praestititque eis Dominus requiem per circuitum. | 15. allen, die in Juda waren, er verwenschingen bijvoegendeGa naar voetnoot11); want met geheel hun hart zwoeren zij en met geheel hun wil zochten zij Hem en, zij vonden Hem; en de Heer verleende hun rust in het rond. |
16. Sed et Maacham matrem Asa regis ex augusto deposuit imperio, eo quod fecisset in luco simulacrum Priapi: quod omne contrivit, et in frusta comminuens combussit in Torrente cedron: | 16. En ook ontzette hij Maächa, de moeder van koning Asa, van haar verheven regeeringGa naar voetnoot12), omdat zij in een bosch een afgodsbeeld van Priapus gemaakt had, dat hij geheel vernielde en in stukken sloeg en verbrandde bij de beek Cedron. |
17. Excelsa autem derelicta sunt in Israel: attamen cor Asa erat perfectum cunctis diebus ejus. | 17. Nochtans zijn de hoogten overgebleven in Israël; evenwel was het hart van Asa volmaakt al zijne dagen. |
18. Eaque quae voverat pater suus, et ipse, intulit in domum Domini, argentum, et aurum, vasorumque diversam supellectilem. | 18. En hetgeen zijn vader en hij zelf geschonken had, bracht hij in het huis des Heeren, zilver en goud en velerhande voorraad van gereedschap. |
19. Bellum vero non fuit usque ad trigesimum quintum annum regni Asa. | 19. En er was geen oorlog tot het vijf-en-dertigste jaar van de regeering van AsaGa naar voetnoot13). |
- voetnoot1)
- Deze profeet wordt niet meer elders genoemd.
- voetnoot2)
- Vgl. XXIV 20; XII 5; Jer. XXIX 13. Het eerste gedeelte dier ondervinding was door den juist gevoerden oorlog opnieuw bevestigd.
- voetnoot3)
- De grondtekst heeft: ‘En talrijke dagen voor Israël zonder God’. Daar hier geen werkwoord gebezigd is, kan men twijfelen, of de profeet het verleden, het heden of de toekomst bedoelt. Maar aangezien hij v. 4-6 (grondtekst) spreekt in den verleden tijd, zal ook v. 3 van het verleden moeten verstaan worden. Tot staving zijner bewering beroept zich Azarias op de geheele geschiedenis van zijn volk, inzonderheid op het tijdvak der Rechters. Zie b.v. Judic. II 10-23.
- voetnoot4)
- Wat men ook onderneme, zal mislukken. Naar het Hebr.: ‘En te dien tijde (was er) geen vrede voor wie uitging of kwam’.
- voetnoot5)
- d.i. De steden, welke volgens XII 19 zijn vader veroverd had en die nu in zijn bezit waren. Wellicht had ook Asa zelf steden in Ephraïm veroverd.
- voetnoot6)
- Hebr. vernieuwde. Daar het brandofferaltaar, dat zich voor het voorportaal van den eigenlijken tempel bevond, reeds zestig jaren stond, kon het ook vernieuwing behoeven.
- voetnoot7)
- Het gebied van Simeon behoorde, als ingesloten door dat van Juda, tot het rijk van Asa. Maar wellicht leefden vele Simeonieten buiten hun stamgebied of hadden tot dusverre deel genomen aan den bijzonderen dienst te Bersabeë. Zie Am. V 5; VIII 14.
- voetnoot8)
- In de derde maand vierde men het feest der weken, Lev. XXIII 15. Het vijftiende jaar van de regeering van Asa, zie XIV noot 8, is waarschijnlijk 898 vóór Chr.
- voetnoot9)
- Volgens den grondtekst wordt gezegd, dat zij - het geheele volk - in het verbond traden.
- voetnoot10)
- Vgl. Deut. XVII 2-7.
- voetnoot11)
- d.i. Bij den eed van trouw aan God voegden zij eene vervloeking over hen, die het verbond zouden breken. Het Hebr. echter heeft: ‘en geheel Juda verheugde zich over den eed’.
- voetnoot12)
- Hij is koning Asa. Ter verklaring van v. 16 en 17 zie de noot op III Reg. XV 13-15.
- voetnoot13)
- Vgl. III Reg. XV 16 en ter verklaring der schijnbare tegenspraak XII noot 10. Zie verder XIV noot 8 en XVI noot 1.