De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput X
|
1. Profectus est autem Roboam in Sichem: illuc enim cunctus Israel convenerat ut constituerent eum regem. III Reg. XII 1. | 1. En RoboamGa naar voetnoot1) toog naar Sichem; daar toch was geheel Israël saamgekomen, om hem koning te maken. |
[pagina 152]
2. Quod cum audisset Jeroboam filius Nabat, qui erat in AEgypto (fugerat quippe illuc ante Salomonem) statim reversus est. | 2. Toen nu Jeroboam, de zoon van Nabat, die in Egypte was (want hij was daarheen gevlucht voor SalomonGa naar voetnoot2), dit vernomen had, keerde hij terstond terug. |
3. Vocaveruntque eum, et venit cum universo Israel, et locuti sunt ad Roboam, dicentes: | 3. En zij ontboden hem en hij kwam met geheel Israël; en zij spraken tot Roboam, zeggende: |
4. Pater tuus durissimo jugo nos pressit, tu leviora impera patre tuo, qui nobis imposuit gravem servitutem, et paululum de onere subleva, ut serviamus tibi. | 4. Uw vader heeft met een zeer hard juk ons gedrukt; gij, leg gij ons lichter lasten op dan uw vader, die ons eene zware dienstbaarheid heeft opgelegd, en neem een weinig af van den last, opdat wij u dienen. |
5. Qui ait: Post tres dies revertimini ad me. Cumque abiisset populus, | 5. En hij zeide: Keert na drie dagen tot mij terug. En toen het volk was heengegaan, |
6. Iniit consilium cum senibus, qui steterant coram patre ejus Salomone dum adhuc viveret, dicens: Quid datis consilii ut respondeam populo? | 6. ging hij te rade met de grijsaards, die gestaan hadden voor zijn vader Salomon, toen deze nog leefde, zeggende: Wat raadt gij mij te antwoorden aan het volk? |
7. Qui dixerunt ei: Si placueris populo huic, et leniveris eos verbis clementibus, servient tibi omni tempore. | 7. En zij zeiden hem: Indien gij dit volk ter wille zijt en hen met goede woorden tevreden stelt, dan zullen zij u dienen te allen tijde. |
8. At ille reliquit consilium senum, et cum juvenibus tractare coepit, qui cum eo nutriti fuerant, et erant in comitatu illius. | 8. Doch hij liet den raad der grijsaards varen en begon met de jongelingen te beraadslagen, die met hem waren opgevoed en tot zijn hofhouding behoorden. |
9. Dixitque ad eos: Quid vobis videtur? vel respondere quid debeo populo huic, qui dixit mihi: Subleva jugum quod imposuit nobis pater tuus? | 9. En hij zeide tot hen: Wat dunkt ulieden? of wat moet ik antwoorden aan dit volk, dat mij zeide: Maak het juk lichter, dat uw vader ons heeft opgelegd? |
10. At illi responderunt ut juvenes, et nutriti cum eo in deliciis, atque dixerunt: Sic loqueris populo, qui dixit tibi: Pater tuus aggravavit jugum nostrum, tu subleva: et sic respondebis ei: Minimus digitus meus grossior est lumbis patris mei. | 10. Zij echter antwoordden als jongelingen en als met hem in weelde opgevoed en zeiden: Zoo zult gij spreken tot het volk, dat u zeide: Uw vader heeft ons juk verzwaard, maak gij het lichter; en zoo zult gij aan hetzelve antwoorden: Mijn kleinste vinger is dikker dan de lendenen mijns vaders. |
11. Pater meus imposuit vobis grave jugum, et ego majus pondus | 11. Mijn vader heeft u een zwaar juk opgelegd, en ik zal er nog een |
[pagina 153]
apponam: pater meus cecidit vos flagellis, ego vero caedam vos scorpionibus. | grooteren last bijvoegen; mijn vader heeft u geslagen met geesels, ik echter zal u slaan met schorpioenen. |
12. Venit ergo Jeroboam, et universus populus ad Roboam die tertio, sicut praeceperat eis. | 12. Jeroboam dan en het gansche volk kwam tot Roboam op den derden dag, gelijk hij hun gelast had. |
13. Responditque rex dura, derelicto consilio seniorum: | 13. En de koning gaf een hard bescheid en liet den raad der oudsten varen; |
14. Locutusque est juxta juvenum voluntatem: Pater meus grave vobis imposuit jugum, quod ego gravius faciam: pater meus cecidit vos flagellis, ego vero caedam vos scorpionibus. | 14. en hij sprak volgens den wil der jongelingen: Mijn vader heeft u een zwaar juk opgelegd, en ik zal het zwaarder maken; mijn vader heeft u geslagen met geesels, ik echter zal u slaan met schorpioenen. |
15. Et non acquievit populi precibus: erat enim voluntatis Dei ut compleretur sermo ejus, quem locutus fuerat per manum Ahiae Silonitis ad Jeroboam filium Nabat. III Reg. XI 29. | 15. En hij gaf geen gehoor aan de beden des volks; want het was de wil Gods, opdat zijn woord vervuld zoude worden, dat Hij had gesproken door de bediening van Ahias, den Siloniet, tot Jeroboam, den zoon van Nabat. |
16. Populus autem universus rege duriora dicente, sic locutus est ad eum: Non esi nobis pars in David, neque hereditas in filio Isai. Revertere in tabernacula tua Israel, tu autem pasce domum tuam David. Et abiit Israel in tabernacula sua. | 16. Toen dan de koning het zeer harde bescheid had gegeven, sprak het gansche volk tot hem: Wij hebben geen deel aan David, en geen erfdeel aan den zoon van Isaï. Keer terug naar uwe tenten, Israël, en gij, David, wees herder over uw eigen huis. En Israël ging weg naar zijne tenten. |
17. Super filios autem Israel, qui habitabant in civitatibus Juda, regnavit Roboam. | 17. Over de kinderen van Israël echter, die in de steden van Juda woonden, was Roboam koning. |
18. Misitque rex Roboam Aduram, qui praeerat tributis, et lapidaverunt eum filii Israel, et mortuus est: porro rex Roboam currum festinavit ascendere, et fugit in Jerusalem. | 18. En koning Roboam zond Aduram, die over de belastingen was; en de kinderen van Israël steenigden hem en hij stierf; toen haastte zich koning Roboam een wagen te beklimmen en vluchtte naar Jerusalem. |
19. Recessitque Israel a domo David, usque ad diem hanc. | 19. En Israël viel af van het huis van David, tot op dezen dag. |
- voetnoot1)
- Naar inhoud en, afgezien van eenige afwijkingen, ook naar vorm stemt het verhaal van den afval der tien stam men overeen met III Reg. XII 1-19.
- voetnoot2)
- Waarom hij voor Salomon gevlucht was, wordt III Reg. XI 26-40 bericht. De schrijver van Par. gewaagde er in het voorafgaande niet van.