De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput IX.
|
1. Regina quoque Saba, cum audisset famam Salomonis, venit ut tentaret eum in aenigmatibus in | 1. En toen de koningin van Saba de faam van Salomon vernomen had, kwam zijGa naar voetnoot1), om hem met raad- |
[pagina 148]
Jerusalem, cum magnis opibus et camelis, qui portabant aromata, et auri plurimum, gemmasque pretiosas. Cumque venisset ad Salomonem, locuta est ei quaecumque erant in corde suo. III Reg. X 1; Matth. XII 42; Luc. XI 31. | selen te beproeven, naar Jerusalem met groote schatten en kameelen, die specerijen droegen en zeer veel goud en kostbare steenen. En toen zij bij Salomon gekomen was, besprak zij met hem alles, wat zij in haar harte had. |
2. Et exposuit ei Salomon omnia quae proposuerat: nec quidquam fuit, quod non perspicuum ei fecerit. | 2. En Salomon verklaarde haar alles wat zij hem had voorgesteld, en er was niets, dat hij haar niet duidelijk maakte. |
3. Quae postquam vidit, sapientiam scilicet Salomonis, et domum quam aedificaverat, | 3. En nadat zij dit gezien had, te weten de wijsheid van Salomon en het huis, dat hij gebouwd had, |
4. Necnon et cibaria mensae ejus, et habitacula servorum, et officia ministrorum ejus, et vestimenta eorum, pincernas quoque et vestes eorum, et victimas quas immolabat in domo Domini: non erat prae stupore ultra in ea spiritus. | 4. alsook de spijzen zijner tafel en de woningen zijner dienstknechten en de ambtsverrichtingen zijner dienaren en hunne kleedij en de schenkers en hunne kleeding, en de offeranden, die hij opdroeg in het huis des Heeren: toen bleef haar van verbazing geen adem meer. |
5. Dixitque ad regem: Verus est sermo, quem audieram in terra mea de virtutibus et sapientia tua. | 5. En zij sprak tot den koning: Waarheid is het woord, dat ik in mijn land had vernomen over uwe deugdenGa naar voetnoot2) en uwe wijsheid. |
6. Non credebam narrantibus donec ipsa venissem, et vidissent oculi mei, et probassem vix medietatem sapientiae tuae mihi fuisse narratam: vicisti famam virtutibus tuis. | 6. Ik geloofde hen niet, die het verhaalden, totdat ik zelf ben gekomen en mijne oogen gezien hebben en ik ondervonden heb, dat mij nauwelijks de helft uwer wijsheid verhaald werd; gij hebt de faam door uwe deugden overtroffenGa naar voetnoot3). |
7. Beati viri tui, et beati servi tui, qui assistunt coram te omni tempore, et audiunt sapientiam tuam. | 7. Gelukkig uwe mannen en gelukkig uwe dienstknechten, die voor u staan te allen tijde en uwe wijsheid vernemen! |
8. Sit Dominus Deus tuus benedictus, qui voluit te ordinare super thronum suum, regem Domini Dei tui. Quia diligit Deus Israel, et vult servare eum in aeternum, idcirco posuit te super eum regem ut facias judicia atque justitiam. | 8. Geprezen zij de Heer, uw God, die u wilde plaatsen op zijnen troon als koning van den Heer, uwen GodGa naar voetnoot4)! Omdat God Israël liefheeft en het behouden wil in eeuwigheid, daarom heeft Hij u tot koning over hetzelve gesteld, opdat gij recht en gerechtigheid zoudt oefenen. |
9. Dedit autem regi centum viginti talenta auri, et aromata multa nimis, et gemmas pretiosissimas: non | 9. En zij gaf aan den koning honderd en twintig talenten goud en uitermate vele specerijen en zeer kostbare steenen; er waren geene |
[pagina 149]
fuerunt aromata talia ut haec, quae dedit regina Saba regi Salomoni. | zoodanige specerijen als die, welke de koningin van Saba gaf aan koning Salomon. |
10. Sed et servi Hiram cum servis Salomonis attulerunt aurum de Ophir, et ligna thyina, et gemmas pretiosissimas: | 10. Maar ook de dienstknechten van Hiram brachtenGa naar voetnoot5) met de dienstknechten van Salomon goud van Ophir aan en thyjahout en zeer kostbare steenen; |
11. De quibus fecit rex, de lignis scilicet thyinis, gradus in domo Domini, et in domo regia, citharas quoque, et psalteria cantoribus: nunquam visa sunt in terra Juda ligna talia. | 11. en hiervan, te weten van het thyjahout, maakte de koning trappenGa naar voetnoot6) in het huis des Heeren en in het koningshuis, alsmede citers en psalters voor de zangers; nooit zag men in het land Juda zoodanig hout. |
12. Rex autem Salomon dedit reginae Saba cuncta quae voluit, et quae postulavit, et multo plura quam attulerat ad eum: quae reversa, abiit in terram suam cum servis suis. | 12. Koning Salomon daarentegen gaf aan de koningin van Saba alles wat zij wilde en wat zij begeerde en veel meer dan zij aan hem had gebrachtGa naar voetnoot7). En zij keerde terug en ging heen naar haar land met hare dienstknechten. |
13. Erat autem pondus auri, quod afferebatur Salomoni per singulos annos, sexcenta sexaginta sex talenta auri: | 13. Het gewicht nu van het goud, dat men telken jare aan Salomon brachtGa naar voetnoot8), bedroeg zeshonderd zes en zestig talenten goud, |
14. Excepta ea summa, quam legati diversarum gentium, et negotiatores afferre consueverant, omnesque reges Arabiae, et satrapae terrarum, qui comportabant aurum, et argentum Salomoni. | 14. afgezien van de som, welke de afgezanten van de verschillende volken en de kooplieden plachten aan te brengen en al de koningen van Arabië en de stadhouders der landstreken, die goud en zilver aan Salomon brachten. |
15. Fecit igitur rex Salomon ducentas hastas aureas de summa sexcentorum aureorum, qui in singulis hastis expendebantur: | 15. Koning Salomon maakte dan tweehonderd gouden lansenGa naar voetnoot9) van de som van zeshonderd goudstukken, die voor elke lans besteed werden; |
16. Trecenta quoque scuta aurea trecentorum aureorum, quibus tegebantur singula scuta: posuitque | 16. alsmede driehonderd gouden schilden van driehonderd goudstukken, waarmede elk schild overtrok- |
[pagina 150]
ea rex in armamentario, quod erat consitum nemore. | ken werd; en de koning plaatste ze in het tuighuis, dat met geboomte omzoomd wasGa naar voetnoot10). |
17. Fecit quoque rex solium eburneum grande, et vestivit illud auro mundissimo. | 17. Ook maakte de koning een grooten ivoren troon en overtrok dien met zeer zuiver goud, |
18. Sex quoque gradus, quibus ascendebatur ad solium, et scabellum aureum, et brachiola duo altrinsecus, et duos leones stantes juxta brachiola, | 18. en zes trappen, waarop men tot den troon opklom, en een gouden voetbank en twee armleuningen, aan elke zijde een, en twee leeuwen, die naast de armleuningen stonden, |
19. Sed et alios duodecim leunculos stantes super sex gradus ex utraque parte: non fuit tale solium in universis regnis. | 19. alsook twaalf andere kleine leeuwen, die op de zes trappen stonden aan weerszijden; zulk een troon was er niet in al de koninkrijken. |
20. Omnia quoque vasa convivii regis erant aurea, et vasa domus saltus Libani ex auro purissimo. Argentum enim in diebus illis pro nihilo reputabatur. | 20. Ook al het tafelgereedschap des konings was van goud en het vaatwerk van het huis van het Libanonwoud was uit het zuiverste goud. Het zilver toch werd in die dagen voor niets geacht. |
21. Siquidem naves regis ibant in Tharsis cum servis Hiram, semel in annis tribus: et deferebant inde aurum et argentum, et ebur, et simias, et pavos. | 21. Want de schepen des konings voeren naar TharsisGa naar voetnoot11) met de dienstknechten van Hiram éénmaal om de drie jaren, en brachten van daar mede goud en zilver en ivoor en apen en pauwenGa naar voetnoot12). |
22. Magnificatus est igitur Salomon super omnes reges terrae prae divitiis et gloria. | 22. Aldus werd Salomon grooter dan al de koningen der aarde in rijkdom en roemGa naar voetnoot13). |
23. Omnesque reges terrarum desiderabant videre faciem Salomonis, ut audirent sapientiam, quam dederat Deus in corde ejus: | 23. En al de koningen der aarde verlangden het aangezicht van Salomon te aanschouwen, om de wijsheid te vernemen, welke God hem in het hart had gegeven; |
24. Et deferebant ei munera, vasa argentea, et aurea, et vestes, et arma, et aromata, equos, et mulos, per singulos annos. | 24. en zij brachten hem geschenken, zilveren en gouden sieraden en kleedingstukken en wapenen en specerijen, paarden en muildieren, jaar op jaar. |
25. Habuit quoque Salomon quadraginta millia equorum in stabu- | 25. Ook had Salomon veertig duizend paarden in zijne stallen en |
[pagina 151]
lis, et curruum, equitumque duodecim millia, constituitque eos in urbibus quadrigarum, et ubi erat rex in Jerusalem. | wagensGa naar voetnoot14) en twaalf duizend ruiters, en hij legde ze in de wagensteden en waar de koning was, in Jerusalem. |
26. Exercuit etiam potestatem super cunctos reges a flumine Euphra te usque ad terram Philisthinorum, et usque ad terminos AEgypti. | 26. Hij oefende ook heerschappij uit over al de koningen, van de rivier den Euphraat tot aan het land der Philistijnen en tot aan de grenzen van Egypte. |
27. Tantamque copiam praebuit argenti in Jerusalem quasi lapidum: et cedrorum tantam multitudinem velut sycomororum, quae gignuntur in campestribus. | 27. En zoo groot maakte hij den voorraad van zilver te Jerusalem als van de steenen, en zoo groot de menigte der ceders als van de wilde vijgeboomen, die in de vlakten groeien. |
28. Adducebantur autem ei equi de AEgypto, cunctisque regionibus. | 28. En hem werden paarden aangevoerd uit Egypte en uit alle gewesten. |
29. Reliqua autem operum Salomonis priorum et novissimorum scripta sunt in verbis Nathan Prophetae, et in libris Ahiae Silonitis, in visione quoque Addo Videntis, contra Jeroboam filium Nabat. | 29. Het overige nu van de daden van Salomon, van de eerste en de laatste, is beschreven in de woorden van den profeet Nathan en in de boeken van Ahias, den Siloniet, alsook in het gezicht van Addo, den Ziener, betreffende Jeroboam, den zoon van NabatGa naar voetnoot15). |
30. Regnavit autem Salomon in Jerusalem super omnem Israël quadraginta annis. | 30. Salomon dan regeerde te JerusalemGa naar voetnoot16) over geheel Israël veertig jaren. |
31. Dormivitque cum patribus suis, et sepelierunt eum in Civitate David: regnavitque Roboam filius ejus pro eo. | 31. En hij ontsliep met zijne vaderen en men begroef hem in de Stad van David, en zijn zoon Roboam werd koning in zijne plaats. |
- voetnoot1)
- Over het bezoek der koningin van Saba zie de noten op III Reg. X 1-10.
- voetnoot2)
- Hebr. ‘uwe woorden’.
- voetnoot3)
- Hebr.: ‘Gij hebt het gerucht overtroffen, dat ik gehoord heb’.
- voetnoot4)
- De koning van Israël is op bijzondere en eenige wijze de koning Gods. Zie Ps. II 6.
- voetnoot5)
- Vgl. III Reg. X 11 en 12.
- voetnoot6)
- Het Hebr. mesilloth, door de Vulgaat in navolging der Septuagint met gradus vertaald, beteekent eigenlijk ‘straten’, hier waarschijnlijk ‘galerijen’. III Reg. X 12 leest men misead, waarmede vermoedelijk de ‘leuning’, d.i. het hekwerk der galerij (balustrade) bedoeld wordt.
- voetnoot7)
- In den grondtekst: ‘behalve hetgeen zij den koning gebracht had’. De zin is blijkbaar: afgezien van hetgeen hij haar voor hare gaven terugschonk.
- voetnoot8)
- Voor v. 13-27 vgl. III Reg. X 14-28.
- voetnoot9)
- Hebr.: schilden. Gemeend zijn groote schilden, die den geheelen man dekten, in tegenstelling tot de kleine schilden der licht gewapenden, van welke v. 16 sprake is.
- voetnoot10)
- Hebr.: ‘in het huis van het Libanonwoud’. Zie III Reg. VII 2. Over de hier genoemde getallen zie aldaar X 16-17 en de aanteekening.
- voetnoot11)
- d.i. Tharsis-schepen (zie Isai II 16, noot 10) of, gelijk wij zouden zeggen, spaanschvaarders. Vgl. III Reg. X 22. Naar het Hebr. luidt dan ook de tweede helft van het vers: ‘eens in de drie jaren kwamen de Tharsisschepen, beladen met....’
- voetnoot12)
- De beteekenis der Hebr. woorden, welke de Vulgaat vertaalt met ebur, simiae en pavi, is onzeker.
- voetnoot13)
- In het Hebr. en III Reg. X 23: ‘aan rijkdom en wijsheid’.
- voetnoot14)
- Vgl. I noot 9 en III Reg. IV 26. Naar het Hebr.: ‘En Salomon had vier duizend paardestallen en wagens’. Sommigen meenen, dat dit moet zijn: ‘stallingen voor zijne vier duizend wagen-paarden’.
- voetnoot15)
- Zie de Inleiding bl. 12.
- voetnoot16)
- Voor de vv. 29 en 30 vgl. III Reg. XI 41 en volg.