De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XXVIII.
|
1. Convocavit igitur David omnes principes Israel, duces tribuum, et | 1. En David riep al de vorsten van Israël bijeenGa naar voetnoot1), de hoofden der |
[pagina 113]
praepositos turmarum, qui ministrabant regi: tribunos quoque et centuriones, et qui praeerant substantiae et possessionibus regis, filiosque suos cum eunuchis, et potentes, et robustissimos quosque in exercitu Jerusalem. | stammenGa naar voetnoot2) en de bevelhebbers der afdeelingenGa naar voetnoot3), welke den koning dienden, alsook de regimentsoversten en de honderdmannen en die gesteld waren over de goederen en bezittingen van den koning en zijne zonenGa naar voetnoot4) met de hofbeambten en de machtigen en al de dappersten in het legerGa naar voetnoot5) - in Jerusalem. |
2. Cumque surrexisset rex, et stetisset, ait: Audite me fratres mei, et populus meus: Cogitavi ut aedificarem domum, in qua requiesceret arca foederis Domini, et scabellum pedum Dei nostri: et ad aedificandum, omnia praeparavi. | 2. En toen de koning was opgerezen en was gaan staanGa naar voetnoot6), sprak hij: Hoort mij, mijne broeders en mijn volkGa naar voetnoot7). Ik had gedacht een huis te bouwen, waarin zou rusten de verbondsark des Heeren en de voetschemel van onzen GodGa naar voetnoot8), en voor den bouw heb ik alles voorbereid. |
3. Deus autem dixit mihi: Non aedificabis domum nomini meo, eo quod sis vir bellator, et sanguinem fuderis. II Reg. VII 13; Supra XXII 8. | 3. God echter zeide tot mij: Gij zult geen huis bouwen voor mijnen naam, omdat gij een krijgsman zijt en bloed vergoten hebt. |
4. Sed elegit Dominus Deus Israel me de universa domo patris mei, ut essem rex super Israel in sempiternum: de Juda enim elegit principes: porro de domo Juda, domum patris mei: et de filiis patris mei, placuit ei ut me eligeret regem super cunctum Israel. | 4. Maar de Heer, de God van Israël, heeft mij uit geheel het huis mijns vaders uitgekozen om koning te zijn over Israël voor altoos; want uit Juda heeft Hij vorsten gekozen, en uit het huis van Juda het huis mijns vaders, en uit de zonen mijns vaders behaagde het Hem mij uit te kiezen tot koning over geheel Israël. |
5. Sed et de filiis meis (filios enim mihi multos dedit Dominus) elegit Salomonem filium meum, ut sederet; in throno regni Domini super Israel, Sap. IX 7. | 5. Maar ook uit mijne zonen (want vele zonen heeft mij de Heer gegeven) koos Hij Salomon, mijnen zoon, om te zitten op den troon van het rijk des Heeren over IsraëlGa naar voetnoot9). |
6. Dixitque mihi: Salomon filius tuus aedificabit domum meam, et atria mea: ipsum enim elegi mihi in filium, et ego ero ei in patrem. | 6. En Hij zeide tot mij: Salomon, uw zoon, zal mijn huis bouwen en mijne voorhoven; hem toch heb Ik Mij ten zoon gekozen, en Ik zal hem ten vader zijn. |
[pagina 114]
7. Et firmabo regnum ejus usque in aeternum, si perseveraverit facere praecepta mea, et judicia, sicut et hodie. | 7. En Ik zal zijn rijk bevestigen tot in eeuwigheid, indien hij volhardt met mijne voorschriften en wetten te onderhouden als op heden. |
8. Nunc ergo coram universo coetu Israel audiente Deo nostro, custodite, et perquirite cuncta mandata Domini Dei nostri: ut possideatis terram bonam, et relinquatis eam filiis vestris post vos usque in sempiternum. | 8. Nu dan, ten aanschouwen van geheel de vergadering van Israël, ten aanhooren van onzen God, onderhoudt en streeft na al de geboden van den Heer, onzen God, opdat gij het goede land moogt bezitten en het nalaten aan uwe zonen na u tot in eeuwigheidGa naar voetnoot10). |
9. Tu autem Salomon fili mi, scito Deum patris tui, et servito ei corde perfecto, et animo voluntario: omnia enim corda scrutatur Dominus, et universas mentium cogitationes intelligit. Si quaesieris eum, invenies: si autem dereliqueris eum, projiciet te in aeternum. Ps. VII 10. | 9. Gij echter, Salomon mijn zoon, erken den God uws vaders en dien Hem met een volmaakt hart en een gewillige ziel: want al de harten doorgrondt de Heer en al de gepeinzen der gedachten kent Hij. Indien gij Hem zoekt, zult gij Hem vinden; maar indien gij Hem verlaat, zal Hij u verwerpen voor altoos. |
10. Nunc ergo quia elegit te Dominus ut aedificares domum Sanctuarii, confortare, et perfice. | 10. Nu dan, daar de Heer u heeft uitgekozen om het huis van het Heiligdom te bouwen, schep moed en voltooi het. |
11. Dedit autem David Salomoni filio suo descriptionem porticus, et templi, et cellariorum, et coenaculi, et cubiculorum in adytis, et domus propitiationis, | 11. En David gaf aan zijnen zoon Salomon de beschrijvingGa naar voetnoot11) van het voorportaal en van den tempel en van de cellen en van de spijszaal en van de binnenkamers en van het huis der verzoening, |
12. Necnon et omnium quae cogitaverat atriorum, et exedrarum per circuitum in thesauros domus Domini, et in thesauros sanctorum, | 12. alsook van alles wat hij in den geest had, van de voorhoven, en van de kamers rondom voor de schatten van het huis des Heeren en voor de schatten van het heiligdomGa naar voetnoot12), |
13. Divisionumque sacerdotalium et Leviticarum, in omnia opera | 13. en van de afdeelingen der priesters en Levieten voor al de verrichtingen van het huis des Hee- |
[pagina 115]
domus Domini, et in universa vasa ministerii templi Domini. | ren en voor al de heilige vaten voor den dienst van den tempel des HeerenGa naar voetnoot13), |
14. Aurum in pondere per singula vasa ministerii. Argenti quoque pondus pro vasorum et operum diversitate. | 14. goud in het gewicht voor de verschillende vaten van den dienst, ook van zilver het gewicht voor de verschillende vaten en werkenGa naar voetnoot14), |
15. Sed et in candelabra aurea, et ad lucernas eorum, aurum pro mensura uniuscujusque candelabri et lucernarum. Similiter et in candelabra argentea, et in lucernas eorum, pro diversitate mensurae, pondus argenti tradidit. | 15. alsookGa naar voetnoot15) voor de gouden kandelaars en hunne lampen, goud volgens het gewicht van elken kandelaar en van de lampen. Op gelijke wijze gaf hij ook voor de zilveren kandelaars en voor hunne lampen naar de verschillende afmetingen gewicht van zilver. |
16. Aurum quoque dedit in mensas propositionis pro diversitate mensarum: similiter et argentum in alias mensas argenteas. | 16. Ook gaf hij goud voor de toontafelsGa naar voetnoot16), voor elke tafel afzonderlijk, eveneens ook zilver voor de andere zilveren tafelsGa naar voetnoot17), |
17. Ad fuscinulas quoque, et phialas, et thuribula ex auro purissimo, et leunculos aureos pro qualitate mensurae pondus distribuit in leunculum, et leunculum. Similiter et in leones argenteos diversum argenti pondus separavit. | 17. alsmede voor de vorken en de schalen en de wierookvaten van het zuiverste goud, en voor de gouden leeuwtjes wees hij naar de verhouding der afmeting, voor leeuwtje en leeuwtje, het gewicht aan. Eveneens zonderde hij ook voor de zilveren leeuwen een ander gewicht van zilver afGa naar voetnoot18). |
18. Altari autem, in quo adoletur incensum, aurum purissimum dedit: ut ex ipso fieret similitudo quadri- | 18. En voor het altaar, waarop gereukofferd wordt, gaf hij het zuiverste goud, om daarvan te |
[pagina 116]
gae cherubim extendentium alas, et velantium arcam foederis Domini. | vervaardigen het beeld van den wagen der cherubijnenGa naar voetnoot19), welke de vleugelen uitstrekken en de verbondsark des Heeren bedekken. |
19. Omnia, inquit, venerunt scripta manu Domini ad me, ut intelligerem universa opera exemplaris. | 19. Alles, zeide hij, is tot mij gekomen geschreven door de hand des HeerenGa naar voetnoot20), opdat ik al de werken van het voorbeeld zoude begrijpen. |
20. Dixit quoque David Salomoni filio suo: Viriliter age, et confortare, et fac: ne timeas, et ne paveas: Dominus enim Deus meus tecum erit, et non dimittet te, nec derelinquet donec perficias omne opus ministerii domus Domini. | 20. En David zeide ook tot zijnen zoon Salomon: Handel als man en schep moed en voer het uit; vrees niet en versaag niet; want de Heer, mijn God, zal met u zijn en zal u niet verstooten en u niet verlaten, totdat gij al het werk volbracht hebt voor den dienst van het huis des Heeren. |
21. Ecce divisiones Sacerdotum et Levitarum, in omne ministerium domus Domini assistunt tibi, et parati sunt, et noverunt tam principes quam populus facere omnia praecepta tua. | 21. Zie, de afdeelingen der Priesters en der Levieten staan u voor geheel den dienst van het huis des Heeren ter zijde en zijn bereid, en zoowel de vorsten als het volk weten al uwe voorschriften te volbrengen. |
- voetnoot1)
- De Boeken der Koningen zwijgen over hetgeen in dit en het volgende Hoofdstuk wordt bericht; wij weten echter uit II Reg. VII, dat David den Heer een tempel wilde bouwen. Toen hem door God werd beteekend, dat niet hij, maar Salomon was uitverkoren om dat te doen, viel het te verwachten, dat de vrome koning het groote werk ging voorbereiden. Salomon zoude ook het werk niet reeds in zijn vierde regeeringsjaar hebben kunnen beginnen en in zoo korten tijd voltooien, indien niet door zijn vader op zoo uitnemende wijze te voren ware gezorgd.
- voetnoot2)
- De XXVII 16-22 genoemden.
- voetnoot3)
- De XXVII 1-15 genoemden.
- voetnoot4)
- Zie XXVII 25-31. Naar het Hebr. moet het luiden: ‘en van zijne zonen’. De goederen des konings waren ook goederen zijner zonen.
- voetnoot5)
- Uitnemende krijgsoversten onder de voorafgaanden niet begrepen.
- voetnoot6)
- Wegens zijn hoogen ouderdom kon hij zich niet dan met moeite van zijn zetel verheffen.
- voetnoot7)
- Vgl. XXII 7-13.
- voetnoot8)
- De Ark wordt zoo genoemd, omdat God daar tegenwoordig was op de cherubijnen. Zie Exod. XXV 22.
- voetnoot9)
- Zoodat Salomon met goddelijk gezag, als plaatsbekleeder van God, den waren koning van Israël, regeert.
- voetnoot10)
- Vgl. Deut. IV 21 volg.; Levit. XXV 46.
- voetnoot11)
- Zeker een plan of model van den geheelen tempel. Als hoofddeelen worden in v. 11 genoemd: het voorportaal van het eigenlijke tempelhuis, de tempel, d.i. genoemd tempelhuis in zijn geheel of het Heilige en het Heilige er heiligen, de cellen of magazijnen in de drie verdiepingen van de buitenzijde van het tempelhuis, de spijszaal (Hebr. alioth, opperzalen) boven het Heilige der heiligen, de binnenkamers, d.i. het inwendige van het voorportaal en van het Heilige, en het huis der verzoening of het Heilige der heiligen.
- voetnoot12)
- De zin is: Ook gaf hij het volledig plan van de voorhoven en van de kamers langs de vier zijden der voorhoven. Die kamers waren bestemd ter bewaring van de twee soorten van schatten, waarvan XXVI 20 sprake was.
- voetnoot13)
- Hebr.: ‘en met betrekking tot de afdeelingen der priesters en Levieten en met betrekking tot....’. Er wordt dus de verdere bestemming aangewezen van de in v. 12 genoemde kamers. De verschillende priester- en Levietenklassen moesten daar, elke op hare beurt, zich bevinden, het door den dienst gevorderde werk, als het bereiden der toonbrooden en het koken van het offervleesch, verrichten en de daarvoor benoodigde gereedschappen bergen.
- voetnoot14)
- Hebr.: ‘Met betrekking tot het goudwerk, naar het gewicht des gouds voor alle vaten van elken dienst, met betrekking tot het zilverwerk, naar het gewicht van alle vaten voor elken dienst’. Ook hier nog wordt de in v. 11 begonnen zin voortgezet. De zin is derhalve: David deelde ook mede wat hij in den geest had omtrent het gewicht van de verschillende gouden en zilveren voorwerpen voor den dienst benoodigd.
- voetnoot15)
- Ter verduidelijking van v. 15 zal men uit het voorafgaande den zin moeten aanvullen als volgt: Ook deelde hij mede wat hij in den geest had omtrent het gewicht der gouden kandelaars....
- voetnoot16)
- III Reg. VII 48 en II Par. XXIX 18 wordt slechts één toonbroodtafel genoemd; daarentegen is er ook II Par. IV 19 van meerdere zoodanige tafels sprake. Wellicht was er ééne tafel de toonbroodtafel bij uitnemendheid.
- voetnoot17)
- Van deze tafels is elders geen sprake. Maar nergens in de H. Schrift vindt men een volledige opsomming van de in den tempel aanwezige voorwerpen.
- voetnoot18)
- Naar het Hebr. zijn de thuribula eenvoudige kannen, de leunculi en de leones kannen met deksels.
- voetnoot19)
- Hebr.: ‘En voor het reukaltaar (de bepaling van het) zuiver goud naar het gewicht, en het model van den wagen (d.i.) van de cherubijnen, van goud’. De cherubijnen zelf zijn de wagen, waarop God gedacht wordt te zetelen. Zie Ezech. I 15 volg.
- voetnoot20)
- De zin van het Hebr. schijnt te zijn: Alles (is) naar (eig. in) de beschrijving, gemaakt naar de openbaring, die ik in geestverrukking van God heb ontvangen. Ook vroeger had God soortgelijke openbaringen gegeven. Vgl. Exod. XXV 40.