De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XVIII.
|
1. Factum est autem post haec, ut percuteret David Philisthiim, et humiliaret eos, et tolleret Geth, et filias ejus de manu Philisthiim, II Reg. VIII 1. | 1. Daarna nu geschiedde het, dat David de Philistijnen versloeg en hen vernederde, en Geth en zijne dochterenGa naar voetnoot1) aan de handen der Philistijnen ontrukteGa naar voetnoot2), |
2. Percuteretque Moab, et fierent Moabitae servi David, offerentes ei munera. | 2. en Moab versloeg, en de Moabieten aan David onderdanig werden an hem geschenken brachtenGa naar voetnoot3). |
[pagina 81]
3. Eo tempore percussit David etiam Adarezer regem Soba regionis Hemath, quando perrexit ut dilataret imperium suum usque ad flumen Euphraten. | 3. Te dien tijde versloeg David ook Adarezer, den koning van Soba, van het land Hemath, toen hij uittoog, om zijne heerschappij uit te breiden tot aan de rivier de Euphraat. |
4. Cepit ergo David mille quadrigas ejus, et septem millia equitum, ac viginti millia virorum peditum, subnervavitque omnes equos curruum, exceptis centum quadrigis, quas reservavit sibi. | 4. David maakte dan van hem duizend wagens buit en zeven duizend ruitersGa naar voetnoot4) en twintig duizend voetknechten, en hij verlamde de pezen van alle wagenpaarden met uitzondering van honderd gespannen, welke hij voor zich behield. |
5. Supervenit autem et Syrus Damascenus, ut auxilium praeberet Adarezer regi Soba: sed et hujus percussit David viginti duo millia virorum. | 5. Ook de Syriër van Damascus nu snelde toe om hulp te brengen aan Adarezer, den koning van Soba; maar ook van hem versloeg David twee en twintig duizend man. |
6. Et posuit milites in Damasco, ut Syria quoque serviret sibi, et offerret munera. Adjuvitque eum Dominus in cunctis, ad quae perrexerat. | 6. En hij legde krijgslieden in Damascus, opdat ook Syrië hem zoude onderdanig zijn en geschenken brengen En de Heer stond hem bij in alles wat hij ondernam. |
7. Tulit quoque David pharetras aureas, quas habuerant servi Adarezer, et attulit eas in Jerusalem; | 7. Ook maakte David de gouden pijlkokersGa naar voetnoot5) buit, welke de knechten van Adarezer hadden, en bracht ze naar Jerusalem; |
8. Necnon de Thebath, et Chun urbibus Adarezer aeris plurimum, de quo fecit Salomon mare aeneum, et columnas, et vasa aenea. | 8. alsmede uit Thebath en ChunGa naar voetnoot6), de steden van Adarezer, een groote hoeveelheid koper, waarvan Salomon de koperen zee en de kolommen en het koperen vaatwerk maakteGa naar voetnoot7). |
9. Quod cum audisset Thou rex Hemath, percussisse videlicet David omnem exercitum Adarezer regis Soba, | 9. Toen nu Thoü, de koning van Hemath, zulks vernomen had, te weten, dat David geheel het leger van Adarezer, den koning van Soba, verslagen had, |
10. Misit Adoram filium suum ad regem David, ut postularet ab eo pacem, et congratularetur ei quod percussisset, et expugnasset Adarezer: adversarius quippe erat Thou Adarezer. | 10. zond hij zijn zoon Adoram tot koning David, om vrede van hem te vragen en hem geluk te wenschen, dat hij Adarezer verslagen en verwonnen had; want Thoü was een vijand van Adarezer. |
[pagina 82]
11. Sed et omnia vasa aurea, et argentea, et aenea consecravit David rex Domino, cum argento et auro, quod tulerat ex universis gentibus, tam de Idumaea, et Moab, et filiis Ammon, quam de Philisthiim et Amalec. | 11. Maar ook al het gouden en zilveren en koperen vaatwerk wijdde koning David aan den Heer, alsmede het zilver en het goud, dat hij had buit gemaakt op al de volken, zoowel op Idumea en Moab en de kinderen van Ammon, als op de Philistijnen en Amalec. |
12. Abisai vero filius Sarviae percussit Edom in Valle Salinarum, decem et octo millia: | 12. En Abisaï, de zoon van Sarvia, versloeg Edom in het Dal der Zoutmijnen, achttien duizend man. |
13. Et constituit in Edom praesidium, ut serviret Idumaea David: salvavitque Dominus David in cunctis, ad quae perrexerat. | 13. En hij legde eene bezetting in Edom, opdat Idumea aan David onderdanig zoude zijn; en de Heer behoedde David in alles wat hij ondernam. |
14. Regnavit ergo David super universum Israel, et faciebat judicium atque justitiam cuncto populo suo. | 14. Zoo dan regeerde David over geheel Israël en hij oefende recht en gerechtigheid aan geheel zijn volk. |
15. Porro Joab filius Sarviae erat super exercitum, et Josaphat filius Ahilud a commentariis. | 15. Joab nu, de zoon van Sarvia, was over het leger, en Josaphat, de zoon van Ahilud, was kanselier, |
16. Sadoc autem filius Achitob, et Ahimelec, filius Abiathar, sacerdotes: et Susa, scriba. | 16. en Sadoc, de zoon van Achitob, en Ahimelec, de zoon van Abiathar, waren priesters, en SusaGa naar voetnoot8) was schrijver, |
17. Banaias quoque filius Joiadae super legiones Cerethi, et Phelethi: porro filii David, primi ad manum regis. | 17. en Banaias, de zoon van Joiada, was overste over de troepen der Cerethers en PhelethersGa naar voetnoot9), maar de zonen van David waren de eersten aan 's konings hand. |
- voetnoot1)
- De stad met de haar omgevende kleinere plaatsen.
- voetnoot2)
- Over de oorlogen van David zie het in hoofd zaak gelijkluidend verhaal II Reg. VIII 1-18.
- voetnoot3)
- De schrijver gewaagt niet van de harde behandeling, welke David de overwonnen Edomieten deed ondergaan; zie II Reg. VIII 2.
- voetnoot4)
- Volgens II Reg. VIII 4 slechts zeventienhonderd ruiters.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘schilden’.
- voetnoot6)
- Voor Thebath, vermoedelijk Thebach (zie Gen. XXII 24 Hebr.), staat II Reg. VIII 8 Bete (Hebr. Betach), voor Chun staat Beroth, dat bij Ezech. XLVII 16 genoemd wordt. Chun kan een schrijffout zijn.
- voetnoot7)
- Van dezen buit en de bestemming, door David daaraan gegeven, wordt II Reg. VIII niet gewaagd.
- voetnoot8)
- II Reg. VIII 17, wordt Saraias als schrijver genoemd.
- voetnoot9)
- De Cerethers en Pheleters vormden de lijfwacht des konings.