De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XVI.
|
1. Attulerunt igitur arcam Dei, et constituerunt eam in medio tabernaculi, quod tetenderat ei David: et obtulerunt holocausta, et pacifica coram Deo. II Reg. VI 17. | 1. Zoo dan vervoerden zij de Ark en plaatsten haar te midden van de tente, welke David voor haar gespannen had, en zij droegen brandoffers en vredeoffers op voor God. |
2. Cumque complesset David offerens holocausta, et pacifica, benedixit populo in nomine Domini. | 2. En toen David met het opdragen van brandoffers en vredeoffers geëindigd had, zegende hij het volk in den naam des Heeren. |
3. Et divisit universis per singulos, a viro usque ad mulierem tortam panis, et partem assae carnis bubalae, et frixam oleo similam. | 3. En hij deelde aan allen uit, aan een iegelijk, zoo mannen als vrouwen, een broodbol en een stuk gebraden rundvleesch en meelbloem met olie geroost. |
4. Constituitque coram arca Do- | 4. En hij stelde Levieten aanGa naar voetnoot1) |
[pagina 74]
mini de Levitis, qui ministrarent, et recordarentur operum ejus, et glorificarent, atque laudarent Dominum Deum Israel: | voor de Ark des Heeren, om de bediening te verrichten en zijne werken te gedenkenGa naar voetnoot2) en den Heer, den God van Israël, te verheerlijken en te prijzen: |
5. Asaph principem, et secundum ejus Zachariam: porro Jahiel et Semiramoth, et Jehiel, et Mathathiam, et Eliab, et Banaiam, et Obededom: Jehiel super organa psalterii, et lyras: Asaph autem ut cymbalis personaret; | 5. Asaph als vorstGa naar voetnoot3) en Zacharias als zijn tweeden; wijders Jahiël en Semiramoth en Jehiël en Mathathias en Eliab en Banaias en Obededom; Jehiël over de psalterinstrumenten en over de harpen, en Asaph om de cymbalen te roeren, |
6. Banaiam vero, et Jaziel sacerdotes, canere tuba jugiter coram arca foederis Domini. | 6. en Banaias en Jaziël de priesters, om gedurig op de trompet te blazen voor de Verbondsark des Heeren. |
7. In illo die fecit David principem ad confitendum Domino Asaph, et fratres ejus. | 7. Op dien dag stelde David Asaph, den vorst, en zijne broeders aan, om den Heer te prijzenGa naar voetnoot4): |
8. Confitemini Domino, et invocate nomen ejus: notas facite in populis adinventiones ejus. Ps. CIV 1; Is. XII 4. | 8. Looft den Heer en roept zijnen naam aan, verkondigt onder de volken zijne beschikkingen. |
9. Cantate ei, et psallite ei: et narrate omnia mirabilia ejus. | 9. Zingt Hem ter eere en prijst Hem op het psalter en verhaalt al zijne wonderen. |
10. Laudate nomen sanctum ejus: laetetur cor quaerentium Dominum. | 10. Prijst zijnen heiligen naam, verblijde zich het hart van die den Heer zoeken. |
11. Quaerite Dominum, et virtutem ejus: quaerite faciem ejus semper. | 11. Zoekt den Heer en zijne sterkte, zoekt zijn aangezicht ten allen tijde. |
12. Recordamini mirabilium ejus quae fecit: signorum illius, et judiciorum oris ejus. | 12. Gedenkt zijne wonderen, die Hij heeft gedaan, zijne teekenen en de gerichten van zijnen mond. |
13. Semen Israel servi ejus: filii Jacob electi ejus. | 13. Gij, zaad van IsraëlGa naar voetnoot5), zijne dienstknechten, gij, zonen van Jacob, zijne uitverkorenen. |
[pagina 75]
14. Ipse Dominus Deus noster: in universa terra judicia ejus. | 14. Hij, de Heer, is onze God; over de gansche aarde (gaan) zijne gerichten. |
15. Recordamini in sempiternum pacti ejus, sermonis, quem praecepit in mille generationes. | 15. Gedenkt in eeuwigheid zijn verbondGa naar voetnoot6), het woord dat Hij heeft vastgesteld voor duizend geslachten, |
16. Quem pepigit cum Abraham: et juramenti illius cum Isaac. | 16. dat Hij heeft gesloten met Abraham, en zijnen eed aan Isaäc. |
17. Et constituit illud Jacob in praeceptum: et Israel in pactum sempiternum, | 17. En Hij stelde hem aan Jacob tot een voorschrift, en aan Israël tot een eeuwigdurend verbond, |
18. Dicens: Tibi dabo terram Chanaan, funiculum hereditatis vestrae. | 18. zeggende: U geef ik het land Chanaän, het meetsnoer van uw erfdeel. |
19. Cum essent pauci numero, parvi et coloni ejus, | 19. Toen zij weinig in tal warenGa naar voetnoot7), gering en vreemdelingen daarin, |
20. Et transierunt de gente in gentem, et de regno ad populum alterum, | 20. en zij voorttrokken van volk tot volk, en van een rijk naar een ander volk, |
21. Non dimisit quemquam calumniari eos, sed increpavit pro eis reges. | 21. gedoogde Hij niet, dat iemand hen verdrukte, maar kastijdde Hij om hunnentwil koningen. |
22. Nolite tangere christos meos: et in prophetis meis nolite malignari. Ps. CIV 15. | 22. Raakt niet aan mijne gezalfden, en weest niet kwaadwillig tegen mijne profeten. |
23. Cantate Domino omnis terra, annunciate ex die in diem salutare ejus. Ps. XCV 1. | 23. Zingt den Heer, gij, gansche aarde, verkondigt van dag tot dag zijn heil. |
24. Narrate in gentibus gloriam ejus: in cunctis populis mirabilia ejus. | 24. Verhaalt onder de heidenen zijne heerlijkheid, onder alle volkeren zijne wonderen. |
25. Quia magnus Dominus, et laudabilis nimis: et horribilis super omnes deos. | 25. Want groot is de Heer en prijzenswaardig bovenmate, en te duchten boven alle goden. |
26. Omnes enim dii populorum, idola: Dominus autem coelos fecit. | 26. Want alle goden der volken zijn afgoden, maar de Heer heeft de hemelen geschapen. |
27. Confessio et magnificentia coram eo: fortitudo et gaudium in loco ejus. | 27. Lof en heerlijkheid zijn voor Hem, kracht en blijdschap in zijne woonplaatsGa naar voetnoot8). |
28. Afferte Domino familiae populorum: afferte Domino gloriam et imperium. | 28. Brengt den Heer, Gij, geslachten der volken, brengt den Heer roem en heerschappij. |
[pagina 76]
29. Date Domino gloriam, nomini ejus, levate sacrificium, et venite in conspectu ejus: et adorate Dominum in decore sancto. | 29. Geeft den Heer den roem van zijnen naam, draagt offeranden aan en verschijnt voor zijn aangezichtGa naar voetnoot9) en aanbidt den Heer in heiligen luister. |
30. Commoveatur a facie ejus omnis terra: ipse enim fundavit orbem immobilem. | 30. Beve voor zijn aangezicht geheel de aarde, want Hij heeft het wereldrond onwankelbaar gegrondvest. |
31. Laetentur coeli, et exsultet terra: et dicant in nationibus, Dominus regnavit. | 31. Verheugen zich de hemelen en jubele de aarde, en zegge men onder de heidenen: De Heer regeert. |
32. Tonet mare, et plenitudo ejus: exsultent agri, et omnia quae in eis sunt. | 32. Bruise de zee en hare volheidGa naar voetnoot10), jubelen de velden en alles wat zij bevatten. |
33. Tunc laudabunt ligna saltus coram Domino: quia venit judicare terram. | 33. Dan zullen lof verkondigen de boomen des wouds voor den Heer, omdat Hij komt om de aarde te richten. |
34. Confitemini Domino, quoniam bonus: quoniam in aeternum misericordia ejus. | 34. Looft den Heer, want Hij is goed, want eeuwigdurend is zijne barmhartigheid |
35. Et dicite: Salva nos Deus salvator noster: et congrega nos, et erue de gentibus, ut confiteamur nomini sancto tuo, et exsultemus in carminibus tuis. | 35. En zegt: Verlos ons, God, onze verlosser, en verzamel ons en red ons van de volken, opdat wij verheerlijken uwen heiligen naam en ons verblijden in uwe gezangenGa naar voetnoot11). |
36. Benedictus Dominus Deus Israël ab aeterno usque in aeternum: et dicat omnis populus: Amen, et hymnum Domino. | 36. Gezegend zij de Heer, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid, en zegge het gansche volk: Amen, en een lofzang den Heer. |
37. Reliquit itaque ibi coram arca foederis Domini Asaph, et fratres ejus, ut ministrarent in conspectu arcae jugiter per singulos dies, et vices suas. | 37. Hij liet dan aldaar, voor de Bondsark des Heeren, Asaph en zijne broeders, om gestadig te dienen voor de Ark naar de afzonderlijke dagen en naar hunne beurten. |
38. Porro Obededom, et fratres ejus sexaginta octo; et Obededom filium Idithun, et Hosa constituit janitores. | 38. Obededom voorts en zijne broeders, acht en zestig. En hij stelde ObededomGa naar voetnoot12), den zoon van Idithun, en Hosa tot deurwachters; |
39. Sadoc autem sacerdotem, et fratres ejus sacerdotes, coram ta- | 39. en Sadoc, den priester, en de priesters, zijne broeders, voor de |
[pagina 77]
bernaculo Domini in excelso, quod erat in Gabaon, | tent des Heeren op de hoogte, welke was te GabaonGa naar voetnoot13), |
40. Ut offerent holocausta Domino super altare holocautomatis jugiter, mane et vespere, juxta omnia quae scripta sunt in lege Domini, quam praecepit Israeli. | 40. om gestadig den Heer brandoffers op te dragen op het brandofferaltaar, des morgens en des avonds, overeenkomstig al hetgeen geschreven staat in de Wet des Heeren, welke Hij aan Israël had voorgeschreven. |
41. Et post eum Heman, et Idithun, et reliquos electos, unumquemque vocabulo suo ad confitendum Domino: Quoniam in aeternum misericordia ejus. | 41. En na hemGa naar voetnoot14) Heman en Idithun en de overige uitverkorenen, een iegelijk bij zijn naam om den Heer te prijzen, want zijne barmhartigheid is eeuwig. |
42. Heman quoque, et Idithun canentes tuba, et quatientes cymbala, et omnia musicorum organa ad canendum Deo; filios autem Idithun fecit esse portarios. | 42. En Heman en IdithunGa naar voetnoot15) bliezen de trompet en roerden de cymbalen en bespeelden al de speeltuigen om God te loven. En de zonen van Idithun maakte hij tot deurwachters. |
43. Reversusque est omnis populus in domum suam: et David, ut benediceret etiam domui suae. | 43. En geheel het volk keerde naar huis terug en David mede, om ook zijn huis te zegenen. |
- voetnoot1)
- Van hetgeen v. 4-41 wordt bericht, zwijgt II Reg.
- voetnoot2)
- Vgl. Ps. XXXVIII 1; LXX 1.
- voetnoot3)
- Vgl. XV 19-21.
- voetnoot4)
- Hebr.: ‘Op dien dag, toen voor het eerst, gaf David het “Den Heer te loven” in de hand van Asaph en zijn broeders’. De zin dier woorden schijnt te zijn, dat David zelf den volgenden lofzang, die met Looft den Heer begint, dichtte, en bij deze gelegenheid voor het eerst liet zingen. In net vervolg werd hij gestadig bij den heiligen dienst gebezigd; vandaar dat hij bijna woordelijk in het Psalmboek terugkeert. Behoudens geringe afwijkingen beantwoorden v. 8-22 aan Ps. CIV 1-15; v. 22-33 aan Ps. XCV; v. 34-36 aan Ps. CV 1, 47, 48. Zie de aanteekeningen op genoemde Psalmen. Of de lofzang oorspronkelijk uit deze Psalmen werd saamgesteld, dan wel, of bij het vervaardigen dier Psalmen stukken van den lofzang werden gebezigd, valt niet uit te maken. Overigens vermoedt men niet zonder reden, dat de schrijver der Boeken Par. den tekst, die, naar hij wist, bij de plaatsing der Ark op Sion gezongen was, aan het Psalmboek ontleende.
- voetnoot5)
- Voor zaad van Israël staat Ps. CIV 6 zaad van Abraham.
- voetnoot6)
- Voor Gedenkt, leest men Ps. CIV 8 Hij gedenkt.
- voetnoot7)
- Hebr.: ‘Toen Gij waart’. De dichter richt zich dus, gelijk het in dezen lofzang voegt, tot het volk.
- voetnoot8)
- Ps. XLV 6 naar het Hebr.: ‘sterkte en sieraad in zijn heiligdom’.
- voetnoot9)
- Ps. XCV 8: ‘en treedt binnen in zijne voorhoven’.
- voetnoot10)
- Al wat zij levends bevat.
- voetnoot11)
- Men beroept zich op v. 35 ten bewijze, dat deze lofzang, alsmede de Psalm, die hier gebruikt werd, eerst na de ballingschap zoude gedicht zijn. Maar gestadig, en niet het minst in David's tijd, stond het volk Gods aan de aanvallen der heidenen bloot.
- voetnoot12)
- Of in dit vers twee van dien naam bedoeld worden, is twijfelachtig.
- voetnoot13)
- Daar werd de oude offerdienst voorloopig nog voortgezet. Vgl. XXI 29. Zie verder I Reg. VI 21, VII 1 volg. en II Par. I 3 volg. met de aanteekeningen.
- voetnoot14)
- Hebr.: ‘en met hen’, d.i. met Sadoc en zijne broeders.
- voetnoot15)
- De twee namen zullen uit den aanhef van v. 41 herhaald zijn. De Septuagint heeft ze hier niet.