De heilige boeken van het oude verbond. Deel 3. De boeken Paralipomenon. De boeken Esdras, Het boek Tobias. Het boek Judith. Het boek Esther. Het boek Job
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XIV.
|
1. Misit quoque Hiram rex Tyri nuntios ad David, et ligna cedrina, et artifices parietum, lignorumque: ut aedificarent ei domum. II Reg. V 11. | 1. En Hiram, de koning van Tyrus, zond afgezanten tot David, en cederhout en metselaars en timmerlieden, om hem een huis te bouwenGa naar voetnoot1) |
2. Cognovitque David quod confirmasset eum Dominus in regem super Israel, et sublevatum esset regnum suum super populum ejus Israel. | 2. En David erkende, dat God hem bevestigd had als koning over Israël en dat zijn koningschap verheven was over diens volk Israël. |
3. Accepit quoque David alias uxores in Jerusalem: genuitque filios, et filias. II Reg. V 13. | 3. Ook nam David te Jerusalem nog andere vrouwen en hij gewon zonen en dochters. |
4. Et haec nomina eorum, qui nati sunt ei in Jerusalem: Samua, et Sobad, Nathan, et Salomon, | 4. En dit zijn de namen dergenen, welke hem te Jerusalem geboren werden: Samua en Sobad, Nathan en Salomon, |
[pagina 69]
5. Jebahar, et Elisua, et Eliphalet, | 5. Jebahar en Elisua en Eliphalet, |
6. Noga quoque, et Napheg, et Japhia, | 6. alsook Noga en Napheg en Japhia, |
7. Elisama, et Baaliada, et Eliphalet. | 7. Elisama en Baäliada en Eliphalet. |
8. Audientes autem Philisthiim eo quod unctus esset David in regem super universum Israel, ascenderunt omnes ut quaererent eum: quod cum audisset David, egressus est obviam eis. | 8. Als echter de Philistijnen vernamen, dat David tot koning gezalfd was over geheel Israël, trokken zij allen op om hem te zoeken; en toen David dit hoorde, toog hij hun te gemoet. |
9. Porro Philisthiim venientes, diffusi sunt in Valle Raphaim. | 9. En de Philistijnen kwamen en verspreidden zich in het Dal Raphaïm. |
10. Consuluitque David Dominum, dicens: Si ascendam ad Philisthaeos, et si trades eos in manu mea? Et dixit ei Dominus: Ascende, et tradam eos in manu tua. | 10. En David raadpleegde den Heer en zeide: Zal ik optrekken tegen de Philistijnen en zult Gij hen overleveren in mijne hand? En de Heer zeide hem: Trek op, en Ik zal hen overleveren in uwe hand. |
11. Cumque illi ascendissent in Baalpharasim, percussit eos ibi David, et dixit: Divisit Deus inimicos meos per manum meam, sicut dividuntur aquae: et idcirco vocatum est nomen illius Baalpharasim. | 11. En toen zij waren opgetrokken tegen Baälpharasim, versloeg hen David aldaar en zeide: God heeft mijne vijanden door mijne hand verdeeld gelijk de wateren zich verdeelen, en daarom werd de naam dier plaats BaälpharasimGa naar voetnoot2) genoemd. |
12. Dereliqueruntque ibi deos suos, quos David jussit exuri. | 12. En zij lieten daar hunne goden achter, welke David gelastte te verbranden. |
13. Alia etiam vice Philisthiim irruerunt, et diffusi sunt in valle. | 13. Nog een ander maal deden de Philistijnen een inval en verspreidden zich in het dal. |
14. Consuluitque rursum David Deum, et dixit ei Deus: Non ascendas post eos, recede ab eis, et venies contra illos ex adverso pyrorum. | 14. En David raadpleegde opnieuw God, en God zeide hem: Trek niet achter hen opGa naar voetnoot3), wend u van hen af en ruk op hen los van de zijde der pereboomen. |
15. Cumque audieris sonitum gradientis in cacumine pyrorum, tunc egredieris ad bellum. Egressus est enim Deus ante te, ut percutiat castra Philisthiim. | 15. En als gij het gedruisch zult vernemen van iemand, die voortschrijdt in de toppen der pereboomen, ruk dan uit ten strijd. Want God is voor u uitgegaan, om het leger der Philistijnen te verslaan. |
16. Fecit ergo David sicut praeceperat ei Deus, et percussit castra | 16. David deed dan gelijk God hem had voorgeschreven en hij |
[pagina 70]
Philisthinorum, de Gabaon usque Gazera. | versloeg het leger der Philistijnen van Gabaon tot Gazera. |
17. Divulgatumque est nomen David in universis regionibus, et Dominus dedit pavorem ejus super omnes gentes. | 17. En de naam van David werd ruchtbaar in alle landen, en de Heer deed de vrees voor hem over alle volken komen. |
- voetnoot1)
- In afwijking van II Reg. lascht de schrijver tusschen het verhaal van de eerste en dat van de tweede verplaatsing der Ark eenige mededeelingen in, welke zijn voorganger vóór de geschiedenis van de eerste verplaatsing bijna gelijkluidend gaf. Zie II Reg. V 11 volg. met de aanteekeningen. Bedoelde gebeurtenissen vielen echter niet in de drie maanden, welke tusschen de eerste en de tweede verplaatsing der Ark verliepen.
- voetnoot2)
- Baäl-pharasim beteekent ‘Oord der scheiding of vernieling’. De vergelijking, door David gebezigd, is deze: God verdeelde of vernietigde (paraz) mijne vijanden als een aanstormende vloed (perez) van water.
- voetnoot3)
- Ruk niet recht op hen af, maar streef hun ter zijde. Zie II Reg. V 23.