De heilige boeken van het oude verbond. Deel 2. Het boek Josue. Het boek Rechters. Het boek Ruth. Het eerste en tweede boek der Koningen. Het derde en vierde boek der Koningen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput III.
|
1. Puer autem Samuel ministrabat Domino coram Heli, et sermo Domini erat pretiosus in diebus illis, non erat visio manifesta. | 1. De knaap Samuel nu diende den Heer onder het oog van HeliGa naar voetnoot1); en het woord des Heeren was kostbaar in die dagen, er werd geen gezicht openbaarGa naar voetnoot2). |
2. Factum est ergo in die quadam, Heli jacebat in loco suo, et oculi ejus caligaverant, nec poterat videre: | 2. En het geschiedde op zekeren dag, dat Heli lag op zijne plaatsGa naar voetnoot3), en zijne oogen waren verduisterd, en hij kon niet zienGa naar voetnoot4). |
3. Lucerna Dei antequam exstin- | 3. Alvorens de lampGa naar voetnoot5) Gods was |
[pagina 367]
gueretur, Samuel dormiebat in templo Domini, ubi erat arca Dei. | uitgebrand, sliep Samuel in den tempel des Heeren, waar de ark Gods wasGa naar voetnoot6). |
4. Et vocavit Dominus Samuel. Qui respondens, ait: Ecce ego. | 4. En de Heer riep Samuel. En deze antwoordde en zeide: Hier ben ik. |
5. Et cucurrit ad Heli, et dixit: Ecce ego: vocasti enim me. Qui dixit: Non vocavi: revertere, et dormi. Et abiit, et dormivit. | 5. En hij liep naar Heli en zeide: Hier ben ik. Gij hebt mij immers geroepen. En deze zeide: Ik heb niet geroepen; keer terug en slaapGa naar voetnoot7). En hij ging heen en sliep. |
6. Et adjecit Dominus rursum vocare Samuelem. Consurgensque Samuel, abiit ad Heli, et dixit: Ecce ego: quia vocasti me. Qui respondit: Non vocavi te fili mi: revertere, et dormi. | 6. En de Heer riep Samuel andermaal. En opstaande ging Samuel naar Heli en zeide: Hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Deze echter antwoordde: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer terug en slaap. |
7. Porro Samuel necdum sciebat Dominum, neque revelatus fuerat ei sermo Domini. | 7. Samuel nu had den Heer nog niet leeren kennen, en nog was hem het woord des Heeren niet geopenbaard. |
8. Et adjecit Dominus, et vocavit adhuc Samuelem tertio. Qui consurgens abiit ad Heli, | 8. En de Heer riep opnieuw Samuel nog een derde maal. En deze stond op en begaf zich naar HeliGa naar voetnoot8) |
9. Et ait: Ecce ego: quia vocasti me. Intellexit ergo Heli quia Dominus vocaret puerum: et ait ad Samuelem: Vade, et dormi: et si deinceps vocaverit te, dices: Loquere Domine, quia audit servus tuus. Abiit ergo Samuel, et dormivit in loco suo. | 9. en zeide: Hier ben ik, want Gij hebt mij geroepen. Nu begreep Heli, dat de Heer den knaap riep, en hij zeide tot Samuel: Ga heen en slaap, en zoo men u nogmaals roept, zeg dan: Spreek, Heer, want uw dienaar luistert. Samuel ging dan heen en sliep op zijn leger. |
10. Et venit Dominus, et stetit: et vocavit, sicut vocaverat secundo, Samuel, Samuel. Et ait Samuel: Loquere Domine, quia audit servus tuus. | 10. En de Heer kwam en ging staan en riep, gelijk Hij geroepen had de tweede maalGa naar voetnoot9): Samuel, Samuel. En Samuel zeide: Spreek, Heer, want Uw dienaar luistert. |
[pagina 368]
11. Et dixit Dominus ad Samuelem: Ecce ego facio verbum in Israel: quod quicumque audierit, tinnient ambae aures ejus | 11. En de Heer zeide tot Samuel: Zie, Ik volbreng een woord in Israël; en al wie het hooren zal, dien zullen beide ooren tuitenGa naar voetnoot10). |
12. In die illa suscitabo adversum Heli omnia quae locutus sum super domum ejus: incipiam, et complebo. | 12. Op dien dag zal Ik tegen Heli alles gestand doen wat Ik over zijn huis gezegd heb; Ik zal beginnen en voltooienGa naar voetnoot11). |
13. Praedixi enim ei quod judicaturus essem domum ejus in aeternum, propter iniquitatem, ec quod noverat indigne agere filios suos, et non corripuerit eos. | 13. Ik heb hem immers voorzegd, dat Ik zijn huis zou richten tot in eeuwigheidGa naar voetnoot12) om de ongerechtigheid, naardien hij wist, dat zijne zonen zich onwaardig gedroegen en hij hen niet bestrafte. |
14. Idcirco juravi domui Heli quod non expietur iniquitas domus ejus victimis et muneribus usque in aeternum. | 14. Daarom heb Ik aan het huis van Heli gezworen, dat de ongerechtigheid van zijn huis door slachtoffers en geschenken niet zal worden verzoend tot in eeuwigheid. |
15 Dormivit autem Samuel usque mane, aperuitque ostia domus Domini. Et Samuel timebat indicare visionem Heli. | 15. En Samuel sliepGa naar voetnoot13) tot den morgen; toen opende hij de deuren van het huis des HeerenGa naar voetnoot14). Samuel nu vreesde het gezicht aan Heli mede te deelen. |
16. Vocavit ergo Heli Samuelem, et dixit: Samuel fili mi? Qui respondens, ait: Praesto sum. | 16. Maar Heli riep Samuel en zeide: Samuel, mijn zoon. En deze antwoordde en zeide: Hier ben ik. |
17. Et interrogavit eum: Quis est sermo, quem locutus est Dominus ad te? oro te ne celaveris me: haec faciat tibi Deus, et haec addat, si absconderis a me sermonem ex omnibus verbis, quae dicta sunt tibi. | 17. En hij ondervroeg hem: Wat is het woord, dat de Heer tot u gesproken heeft? Ik bid u, verheel het mij niet. Dit moge u de Heer doen en dat er nog bij voegenGa naar voetnoot15), indien gij mij een woord verzwijgt van al de woorden, die tot u gesproken werden. |
18. Indicavit itaque ei Samuel universos sermones, et non abscon- | 18. Samuel deelde hem dan al de woorden mede en verheelde ze hem |
[pagina 369]
dit ab eo. Et ille respondit: Dominus est: quod bonum est in oculis suis faciat. | niet. En deze antwoordde: Hij is de Heer; Hij doe wat goed is in zijn oogenGa naar voetnoot16). |
19. Crevit autem Samuel, et Dominus erat cum eo, et non cecidit ex omnibus verbis ejus in terram. | 19. En Samuel groeide op, en de Heer was met hem, en er viel van al zijne woorden geen ter aardeGa naar voetnoot17). |
20. Et cognovit universus Israel a Dan, usque Bersabee, quod fidelis Samuel propheta esset Domini. | 20. En geheel Israël van Dan tot BersabeëGa naar voetnoot18) begreep, dat Samuel een vertrouwbaar profeet des Heeren was. |
21. Et addidit Dominus ut appareret in Silo, quoniam revelatus fuerat Dominus Samueli in Silo, juxta verbum Domini. Et evenit sermo Samuelis universo Israeli. | 21. En de Heer ging voort met te verschijnen te Silo, omdat de Heer zich te Silo aan Samuel geopenbaard had, volgens het woord des HeerenGa naar voetnoot19). Zoo kwam het woord van Samuel tot gansch IsraëlGa naar voetnoot20). |
- voetnoot1)
- De grondtekst leest in v. 2 niet op zekeren dag, maar te dien dage. Bedoeld is derhalve: ‘Toen nu Samuel eens den dienst des Heeren verrichtte onder het oog van Heli.... geschiedde het te dien dage....’ Er waren meer knapen gelijk Samuel, en deze had niet steeds onder Heli's toezicht dienst.
- voetnoot2)
- Kostbaar, d.i. zeldzaam. Er werd geen gezicht openbaar, d.w.z. goddelijke openbaringen of visioenen kwamen niet voor. Hiermede wordt het jongste verleden gesteld tegenover het tijdperk van rijker openbaring Gods, dat met Samuel begint.
- voetnoot3)
- Gelijk uit het volgende valt op te maken, sliepen Heli en Samuel wel in elkanders nabijheid, maar niet in één vertrek.
- voetnoot4)
- Heli's oogen waren verduisterd, d.i. zwaar van den slaap. Gelijk XIV 19 het ophelderen der oogen herleving beteekent, zoo hier het duister worden slaperig zijn, sluimeren. Van Heli's blindheid, gevolg zijner hooge jaren, is eerst veel later (IV 15) spraak.
- voetnoot5)
- De kandelaar met zeven armen, waarvan de lampen, 's morgens gevuld en 's avonds aangestoken, den nacht doorbrandden, totdat de olie verteerd was. Vgl. XXV 31, XXXVII 17; voorts Ex. XXVII 20, 21 en XXXI 8 met de aanteekeningen. Het was dus nacht.
- voetnoot6)
- Niet in het Heilige, veel minder in het Heilige der heiligen, maar in een der wachtvertrekken van het heiligdom. De Chaldeeuwsche omschrijving zegt dit dan ook uitdrukkelijk. Omdat God zich aan Samuel ging openbaren, vestigt de schrijver de aandacht op de ark, Gods woonstede.
- voetnoot7)
- D.i. ga slapen, of, gelijk het Hebr. ook telkens in het vervolg zegt: ‘leg u neder’.
- voetnoot8)
- De groote bereidvaardigheid, waarmede Samuel telkens opnieuw gehoor gaf aan den vermeenden roep van Heli, maakte hem, naar de H. Ephrem opmerkt, waardig Gods stem te vernemen. In den zoo gehoorzamen knaap herkent men reeds den lateren rechter en profeet, wiens meest sprekende karaktertrek de volkomen gehoorzaamheid aan God is.
- voetnoot9)
- Hebr.: ‘als de andere malen’. Uit de woorden de Heer kwam en ging staan volgt, dat Samuel den engel, die in 's Heeren naam sprak (vgl. Ex. XXIII met noot 20 en Judic. II noot 1), bij zijn ontwaken in eene zichtbare gedaante aanschouwde, wat de twee eerste malen niet het geval geweest was.
- voetnoot10)
- Geijkte uitdrukking voor de uitwerking van een ongelukstijding, Vgl. IV Reg. XXI 12; Jer. XIX 3.
- voetnoot11)
- Verre van overvloedig en hinderlijk te zijn, naar de modernen zeggen, verschijnt deze nieuwe bedreiging integendeel als eene laatste waarschuwing voor den schuldigen hoogepriester, welke te meer indruk op hem had moeten maken, omdat zij hem gewerd door den mond van een kind. En die laatste omstandigheid dient tevens om reeds nu de groote en verheven roeping in het verschiet te stellen, welke dat kind weldra gaat vervullen.
- voetnoot12)
- Van geslacht tot geslacht.
- voetnoot13)
- Hebr.: ‘hij lag’ of ‘bleef liggen’.
- voetnoot14)
- Den hoofdingang van de gebouwen, die den tabernakel omringden.
- voetnoot15)
- Vgl. XIV 4, XXV 22; II Reg. III 9, 35, XIX 3; Ruth I 17 met de noot. Men gist, dat het afleggen van een eed vroeger gepaard ging met het slachten van een offerdier, en dat de woorden dit moge de Heer u doen daaraan herinneren. Met die woorden zou dan hij, die den eed afnam, den ander, zoo hij zich aan meineed schuldig maakte, het lot van het offerdier hebben toegewenscht.
- voetnoot16)
- Schoon woorden van gelatenheid getuigen zij toch, naar de H. Gregorius de Groote opmerkt, niet van de ware nederigheid, welke beterschap en herstel belooft. De vrome en goedhartige, maar zwakke Heli vermant zich ook nu niet; de zwakheid van zijn karakter is blijkbaar naar het leven geteekend.
- voetnoot17)
- Daar de Heer met hem was, d.w.z. voortging met zich aan en door hem te openbaren, vond Samuel in geheel Israël voor zijne woorden gewillig gehoor.
- voetnoot18)
- Vgl. Judic. XX 1.
- voetnoot19)
- Geen der oude vertalingen trof den juisten zin dezer plaats. Men kan en moet den grondtekst als volgt vertalen: ‘En de Heer ging voort bezocht te worden (d.i. werd weder bezocht) te Silo, omdat de Heer zich aan Samuel te Silo geopenbaard had, van wege het woord des Heeren. Het laatste geeft de reden aan, waarom de Israëlieten het heiligdom van Silo weder in grooter getal kwamen bezoeken: zij konden daar 's Heeren woord vernemen door Samuel, dien God als zijn profeet had doen kennen.
- voetnoot20)
- Deze zinsnede, in den grondtekst ten onrechte bij het volgende hoofdstuk getrokken, besluit passend het korte bericht over den grooten en zegenrijken invloed, dien Samuel in den loop der jaren in Israël verkreeg. Als deze VII 3 volg. opnieuw handelend optreedt, is hij reeds de algemeen erkende en geachte rechter en profeet, die niet gelijk Samson door enkele stoute daden de blinde vrees van Israël voor de Philistijnen tracht te breken, maar het volk door ernstige vermaningen afschrikt van den afgodendienst en tot inkeer brengt en zoodoende zijne bevrijding bewerkstelligt.