De heilige boeken van het oude verbond. Deel 2. Het boek Josue. Het boek Rechters. Het boek Ruth. Het eerste en tweede boek der Koningen. Het derde en vierde boek der Koningen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||
Caput XXIII.
|
1. Evoluto autem multo tempore, postquam pacem dederat Dominus Israeli, subjectis in gyro nationibus universis, et Josue jam longaevo, et persenilis aetatis: | 1. Toen er nu een lange tijd verloopen was, nadat de Heer vrede had gegeven aan Israël, terwijl alle volkeren in het rond onderworpen warenGa naar voetnoot1), en toen Josue reeds oud en hoogbejaard was, |
2. Vocavit Josue omnem Israelem, majoresque natu, et principes ac duces, et magistros, dixitque ad eos: Ego senui, et progressioris aetatis sum: | 2. beriep Josue geheel Israël enGa naar voetnoot2) de oudsten en hoofden en oversten en beambten, en sprak tot hen: Ik ben oud geworden en op vergevorderden leeftijd. |
3. Vosque cernitis omnia, quae fecerit Dominus Deus vester cunctis per circuitum nationibus, quo modo pro vobis ipse pugnaverit: | 3. En gij ziet alles, wat de Heer, uw God, gedaan heeft aan alle volken in het rond, hoe Hij zelf voor u heeft gestredenGa naar voetnoot3). |
4. Et nunc quia vobis sorte divisit omnem terram, ab orientali parte Jordanis usque ad mare magnum, multaeque adhuc supersunt nationes: | 4. En nu, dewijl Hij u door het lot geheel het land heeft toebedeeld, van de oostzijde van den Jordaan af tot de Groote Zee toe, en er nog vele volken overig zijnGa naar voetnoot4), |
5. Dominus Deus vester disperdet eas et auferet a facie vestra, et possidebitis terram, sicut vobis pollicitus est. | 5. zoo zal de Heer, uw God, hen verdelgen en wegvagen voor uw aangezicht; en gij zult het land bezitten, gelijk Hij u beloofd heeft. |
6. Tantum confortamini, et estote solliciti, ut custodiatis cuncta quae scripta sunt in volumine legis Moysi: et non declinetis ab eis neque ad dexteram neque ad sinistram: | 6. Weest slechts krachtdadig en bezorgdGa naar voetnoot5) om alles te volbrengen wat geschreven staat in het boek der wet van Moses, en om daarvan niet af te wijken, noch ter rechter- noch ter linkerzijde, |
7. Ne postquam intraveritis ad | 7. om, na te zijn ingegaanGa naar voetnoot6) tot |
[pagina 105]
gentes, quae inter vos futurae sunt, juretis in nomine deorum earum, et serviatis eis, et adoretis illos: | de volken, die bij u zullen zijn, niet te zweren in den naam hunner goden noch dezen te dienen en te aanbidden; |
8. Sed adhaereatis Domino Deo vestro: quod fecistis usque in diem hanc. | 8. maar hangt den Heer, uwen God, aan, gelijk gij gedaan hebt tot op dezen dag. |
9. Et tunc auferet Dominus Deus in conspectu vestro gentes magnas et robustissimas, et nullus vobis resistere poterit. | 9. En alsdan zalGa naar voetnoot7) de Heere God groote en zeer machtige volkeren voor uwe oogen wegnemen, en niemand zal u kunnen wederstaan. |
10. Unus e vobis persequetur hostium mille viros: quia Dominus Deus vester pro vobis ipse pugnabit, sicut pollicitus est. | 10. Eén van u zal duizend mannen van de vijanden vervolgen, want de Heer, uw God, zal zelf voor u strijden, gelijk Hij beloofd heeft. |
11. Hoc tantum diligentissime praecavete, ut diligatis Dominum Deum vestrum. | 11. Weest hiervoor alleen zeer ijverig bezorgd, dat gij den Heer, uwen God, liefhebt. |
12. Quod si volueritis gentium harum, quae inter vos habitant, erroribus adhaerere, et cum eis miscere connubia, atque amicitias copulare: | 12. Bijaldien gij de dwalingen wilt aankleven van deze volkeren, die onder u wonen, en met hen huwelijken sluiten en vriendschapsbanden aanknoopen, |
13. Jam nunc scitote quod Dominus Deus vester non eas deleat ante faciem vestram, sed sint vobis in foveam ac laqueum, et offendiculum ex latere vestro, et sudes in oculis vestris, donec vos auferat atque disperdat de terra hac optima, quam tradidit vobis. | 13. zoo weet reeds nu, dat de Heer, uw God, hen niet zal verdelgen voor uw aangezicht, maar dat zij u zullen zijn tot een kuil en een valstrik en een struikelblok aan uwe zijde en tot priemen in uwe oogenGa naar voetnoot8), totdat Hij u wegneemt en verdelgt van dit heerlijke land, dat Hij u geschonken heeft. |
14. En ego hodie ingredior viam universae terrae, et toto animo cognoscetis quod de omnibus verbis, quae se Dominus praestiturum vobis esse pollicitus est, unum non praeterierit incassum. III Reg. II 2. | 14. Zie, ik ga thans den weg op der gansche aardeGa naar voetnoot9), en gij zult wel met ganscher ziele erkennen, dat van alle woorden, die de Heer beloofd heeft u te zullen doenGa naar voetnoot10), geen enkel onvervuld is voorbijgegaan. |
15. Sicut ergo implevit opere quod promisit, et prospera cuncta venerunt: sic adducet super vos quid- | 15. Gelijk Hij dan metterdaad vervuld heeft, wat Hij beloofde, en alles ten goede is uitgekomen, evenzoo |
[pagina 106]
quid malorum comminatus est, donec vos auferat atque disperdat de terra hac optima, quam tradidit vobis, | zal Hij over u brengen al het kwade, waarmede Hij heeft gedreigd, totdat Hij u wegneemt en verdelgt van dit heerlijke land, dat Hij u geschonken heeft, |
16. Eo quod praeterieritis pactum Domini Dei vestri, quod pepigit vobiscum, et servieritis diis alienis, et adoraveritis eos: cito atque velociter consurget in vos furor Domini, et auferemini ab hac terra optima, quam tradidit vobis. | 16. deswege dat gij overtreedt het verbond van den Heer, uwen God, hetwelk Hij met u heeft gesloten, en vreemde goden dient en hen aanbidt; fluks en snel zal 's Heeren toorn tegen u oprijzen en zult gij weggenomen worden van dit heerlijke land, dat Hij u geschonken heeftGa naar voetnoot11). |
- voetnoot1)
- Hebr.: ‘En het geschiedde na vele dagen, nadat de Heer aan Israël rust gegeven had van al hunne vijanden in het rond’. - De vergadering, waarvan hierna (v. 2) gesproken wordt, is wellicht een voorbereiding geweest tot de in het volgende hoofdstuk beschreven groote volksvergadering te Sichem.
- voetnoot2)
- Het koppelteeken (en) ontbreekt in den grondtekst. Trouwens ook de Vulgaat behoort zoo opgevat te worden, dat geheel Israël in zijne oudsten, (geslachts)hoofden, oversten (Hebr.: ‘rechters’) en beambten (‘sjoterim’; vgl. I 10; III 2; VIII 33) werd opgeroepen. Vgl. XXIV 1.
- voetnoot3)
- Vgl. X 14, 42.
- voetnoot4)
- De grondtekst heeft: ‘ik (Josue) heb toebedeeld’. Verder wordt de zin van den grondtekst hier door de Vulgaat zeer vrij weergegeven.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘Beijvert u dan zeer’.
- voetnoot6)
- Hebr.: ‘om niet in te gaan’, d.i. om geen gemeenschap met hen te hebben. Vgl. v. 12.
- voetnoot7)
- Naar den grondtekst wordt hier en in het volgende vers op het verleden gewezen: ‘En Jehova verdreef voor uw aangezicht groote en machtige volkeren’ enz. De Septuagint heeft hier: ‘zal verdelgen’, doch vervolgens heeft ook zij den verleden tijd, terwijl zij achter v. 9 nog bijvoegt: ‘tot op dezen dag’.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘tot een vangnet en tot een valstrik en tot een geesel in uwe zijden en tot doornen in uwe oogen’. Vgl. Exod. XXIII 33; XXXIV 12; Num. XXXIII 55; Deut. VII 16.
- voetnoot9)
- Van alle aardbewoners, d.i.: ik ga sterven.
- voetnoot10)
- d.i. Van alle beloften, die de Heer u gedaan heeft.
- voetnoot11)
- Vgl. de strafbedreigingen tegen het afvallige Israël, Deut. XXVIII 15-68 en XXIX 24-28.