Caput XX.
Hoofdstuk XX.
Afzondering van vrijsteden voor onvrijwillige moordenaars, drie aan deze, drie aan gene zijde van den Jordaan (v. 1-9).
1. Et locutus est Dominus ad Josue, dicens: Loquere filiis Israel, et dic eis: |
1. En de Heer sprak tot Josue, zeggende: Spreek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: |
2. Separate urbes fugitivorum, de quibus locutus sum ad vos per manum Moysi; Num. XXXV 10; Deut. XIX 2. |
2. Zondert de steden voor vruchtelingen af, waarover Ik tot u gesproken heb door Moses, |
3. Ut confugiat ad eas quicumque animam percusserit nescius: et possit evadere iram proximi, qui ultor est sanguinis: |
3. opdat daarheen vluchte alwie onbedachtelijk eene zielGa naar voetnoot1) verslagen heeft, en opdat hij den toorn kunne ontgaan van den naaste, die de wreker des bloeds is. |
4. Cum ad unam harum confugerit civitatum, stabit ante portam civitatis, et loquetur senioribus urbis illius ea, quae se comprobent innocentem: sicque suscipient eum, et dabunt ei locum ad habitandum. |
4. Is hij naar eene dezer steden gevlucht, dan zal hij staan vóór de poort der stad, en hij zal tot de oudsten dier stad datgene zeggen wat zijne onschuld kan bewijzen; en zoo zullen zij hem opnemen en hem plaats geven, waar hij wonen kan. |
5. Cumque ultor sanguinis eum fuerit persecutus, non tradent in manus ejus: quia ignorans percussit proximum ejus, nec ante biduum triduumve ejus probatur inimicus. |
5. En wanneer de wreker des bloeds hem vervolgt, zullen zij hem niet in diens handen overleveren; want onwetend versloeg hij zijnen naaste, en het blijkt niet, dat hij sinds gisteren of eergisteren zijn vijand is geweestGa naar voetnoot2). |
| |
6. Et habitabit in civitate illa, donec stet ante judicium causam reddens facti sui, et moriatur sacerdos magnus, qui fuerit in illo tempore: tunc revertetur homicida, et ingredietur civitatem et domum suam de qua fugerat. |
6. En hij zal in die stad wonen, totdat hij voor het gerecht gestaan en zich verantwoord heeft over zijne daad, en totdat de hoogepriester sterft, die er te dien tijde isGa naar voetnoot3). Alsdan zal de doodslager terugkeeren en naar zijne stad en in zijn huis gaan, waaruit hij gevlucht was. |
7. Decreveruntque Cedes in Galilaea montis Nephthali, et Sichem in monte Ephraim, et Cariatharbe, ipsa est Hebron in monte Juda. |
7. Zij bestemden dan daarvoor: Cedes in GalileaGa naar voetnoot4), in het gebergte van Nephthali, en Sichem, in het gebergte van Ephraïm, en Cariatharbe, dat is Hebron, in het gebergte van Juda. |
8. Et trans Jordanem contra orientalem plagam Jericho, statuerunt Bosor, quae sita est in campestri solitudine de tribu Ruben, et Ramoth in Galaad de tribu Gad, et Gaulon in Basan de tribu Manasse. Deut. IV 43. |
8. En over den Jordaan, ten oosten van JerichoGa naar voetnoot5), bepaalden zij Bosor, dat gelegen is in de woestijn der vlakteGa naar voetnoot6), van den stam Ruben, en Ramoth in Galaäd, van den stam Gad, en Gaulon in Basan, van den stam ManassesGa naar voetnoot7). |
9. Hae civitates constitutae sunt cunctis filiis Israel, et advenis, qui habitabant inter eos: ut fugeret ad eas qui animam nescius percussisset, et non moreretur in manu proximi, effusum sanguinem vindicare cupientis, donec staret ante populum expositurus causam suam. |
9. Deze steden zijn vastgesteld voor alle kinderen van Israël en voor de aankomelingen, die onder hen woonden, opdat daarheen zoude vluchten alwie onbedachtelijk eene ziel zou verslaan, en opdat hij niet zoude sterven door de hand van den naaste, die het vergoten bloed begeert te wreken, totdat hij zoude staan voor het volk om aangaande zijne zaak verklaring af te leggen. |
|
-
voetnoot1)
- d.i. Eenen mensch. Zie Exod. XXI 13; Num. XXXV 9-15, 22-33; Deut. XIX 1-13 en de aanteekeningen.
-
voetnoot4)
- Vgl. XII 22; XIX 37; Judic. IV 6; IV Reg. XV 29; I Mach. XI 63, 73. Thans Kedes, 7 kilom. ten N.W. van het meer van Merom, met eene menigte oudheden en sarcophagen en twee ruïnen van groote gebouwen. Sichem en Hebron zijn de bekende steden.
-
voetnoot5)
- Deze nadere bepaling ontbreekt in de Septuagint en schijnt niet oorspronkelijk te zijn.
-
voetnoot6)
- De vlakte (Misor) tusschen Medaba en Dibon; zie XIII 9 (noot), 16, 21. Vgl. XXI 36 (noot 22); Deut. IV 43.
-
voetnoot7)
- Deze drie steden waren reeds door Moses aangewezen, Deut. IV 43. Hare juiste ligging is niet met zekerheid bekend. - De vrijsteden waren tevens Levietensteden (Num. XXXV 6; Jos. XXI 32, 21, 11, 36, 37, 27).
|