De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 789]
| |||||||||||||||||
Caput XXX.
|
1. Cum ergo venerint super te omnes sermones isti, benedictio, sive maledictio, quam proposui in conspectu tuo: et ductus poenitudine cordis tui in universis gentibus, in quas disperserit te Dominus Deus tuus, | 1. Wanneer dan al deze woorden over u komen, de zegening of de vervloeking, welke ik voor uw aangezicht heb gesteld; en gij door boetvaardigheid uws harten bewogen wordt onder al de volken, onder welke de Heer, uw God, u verstrooid zal hebben, |
2. Et reversus fueris ad eum, et obedieris ejus imperiis, sicut ego hodie praecipio tibi, cum filiis tuis, in toto corde tuo, et in tota anima tua: | 2. en gij tot Hem terugkeert en aan zijne bevelen gehoorzaamt, gelijk ik u heden gebied, gij met uwe kinderen, uit geheel uw hart en uit geheel uwe ziel, |
3. Reducet Dominus Deus tuus captivitatem tuam, ac miserebitur tui, et rursum congregabit te de cunctis populis, in quos te ante dispersit. | 3. dan zal de Heer, uw God, uwe gevangenschapGa naar voetnoot1) terugvoeren en zich over u ontfermen, en Hij zal u wederom verzamelen uit al de volken, onder welke Hij u te voren verstrooid heeft. |
4. Si ad cardines coeli fueris dissipatus, inde te retrahet Dominus Deus tuus, | 4. Al waart gij tot aan de grenzen des hemelsGa naar voetnoot2) weggestrooid, van daar zal de Heer, uw God, u terughalen, |
5. Et assumet, atque introducet in terram, quam possederunt patres tui, et obtinebis eam: et benedicens tibi, majoris numeri te esse faciet quam fuerunt patres tui. II Mach. I 29. | 5. en Hij zal u aannemen en in het land voeren, dat uwe vaderen bezeten hebben, en gij zult het verkrijgen; en u zegenend, zal Hij u grooter in getal maken dan uwe vaderen geweest zijn. |
6. Circumcidet Dominus Deus tuus cor tuum, et cor seminis tui: ut diligas Dominum Deum tuum in toto corde tuo, et in tota anima tua, ut possis vivere. | 6. De Heer, uw God, zal uw hart en het hart van uw zaad besnijdenGa naar voetnoot3), om den Heer, uwen God, lief te hebben met geheel uw hart en met geheel uwe ziel, opdat gij moogt leven. |
7. Omnes autem maledictiones has convertet super inimicos tuos, et eos, qui oderunt te et persequuntur. | 7. En al deze vervloekingen zal Hij keeren op uwe vijanden en op hen, die u haten en vervolgen. |
8. Tu autem reverteris, et audies vocem Domini Dei tui: faciesque | 8. Gij echter zult terugkeeren en naar de stem van den Heer, uwen |
[pagina 790]
universa mandata quae ego praecipio tibi hodie: | God, luisterenGa naar voetnoot4); en gij zult al de geboden vervullen, welke ik u heden gelast; |
9. Et abundare te faciet Dominus Deus tuus in cunctis operibus manuum tuarum, in sobole uteri tui, et in fructu jumentorum tuorum, in ubertate terrae tuae, et in rerum omnium largitate. Revertetur enim Dominus, ut gaudeat super te in omnibus bonis, sicut gavisus est in patribus tuis: | 9. en overvloed zal de Heer, uw God, u schenken in al de werken uwer handen, in het kroost van uwen schoot en in de vrucht van uw vee, in de vruchtbaarheid van uw land en in de ruimte van alle dingen. Want de Heer zal terugkeeren om vreugde aan u te hebben in alle goedGa naar voetnoot5), gelijk Hij vreugde gehad heeft aan uwe vaderen; |
10. Si tamen audieris vocem Domini Dei tui, et custodieris praecepta ejus et ceremonias, quae in hac lege conscripta sunt: et revertaris ad Dominum Deum tuum in toto corde tuo, et in tota anima tua. | 10. als gij althans naar de stem van den Heer, uwen God, luistert en zijne geboden en plechtgebruiken onderhoudt, welke in deze wet geschreven zijn; en als gij terugkeert tot den Heer, uwen God, met geheel uw hart en met geheel uwe zielGa naar voetnoot6). |
11. Mandatum hoc, quod ego praecipio tibi hodie, non supra te est, neque procul positum, | 11. Dit gebodGa naar voetnoot7), dat ik u heden gelast, is niet boven u, noch in de verte geplaatst, |
12. Nec in coelo situm, ut possis dicere: Quis nostrum valet ad coelum ascendere, ut deferat illud ad nos, et audiamus atque opere compleamus? Rom. X 6. | 12. noch in den hemel gelegen, zoodat gij zoudt kunnen zeggen: Wie onzer is in staat ten hemel te klimmen om het tot ons te brengen, opdat wij het hooren en metterdaad volbrengen? |
13. Neque trans mare positum: ut causeris, et dicas: Quis ex nobis poterit transfretare mare, et illud ad nos usque deferre: ut possimus audire, et facere quod praeceptum est? | 13. Ook ligt het niet over de zee, zoodat gij zoudt voorwenden en zeggen: Wie van ons kan de zee oversteken en het tot ons herwaarts brengen, opdat wij kunnen hooren en doen wat bevolen is? |
14. Sed juxta te est sermo valde, in ore tuo, et in corde tuo, ut facias illum. | 14. Maar u zeer nabij is het woord, in uwen mond en in uw hart, om het te vervullenGa naar voetnoot8). |
[pagina 791]
15. Considera quod hodie proposuerim in conspectu tuo vitam et bonum, et e contrario mortem et malum: | 15. Geef acht, dat ik heden voor uw aangezicht gesteld heb het leven en het goede en daartegenover den dood en het kwade; |
16. Ut diligas Dominum Deum tuum, et ambules in viis ejus, et custodias mandata illius ac ceremonias atque judicia: et vivas, atque multiplicet te, benedicatque tibi in terra, ad quam ingredieris possidendam. | 16. opdat gij den Heer, uwen God, liefhebben en op zijne wegen wandelen en zijne geboden en plechtgebruiken en rechten onderhouden zoudt; en opdat gij moogt leven, en Hij u vermenigvuldige en u zegene in het land, dat gij zult binnengaan om het in bezit te nemen. |
17. Si autem aversum fuerit cor tuum, et audire nolueris, atque errore deceptus adoraveris deos alienos, et servieris eis: | 17. Maar als uw hart zich afwendt en gij niet hooren wilt en gij, door dwaling misleid, vreemde goden aanbidt en hen dient, |
18. Praedico tibi hodie quod pereas, et parvo tempore moreris in terra, ad quam, Jordane transmisso, ingredieris possidendam. | 18. dan kondig ik u heden aan, dat gij omkomen en korten tijd in het land wonen zult, hetwelk gij, na den Jordaan te zijn overgetrokken, zult binnengaan om het in bezit te nemen. |
19. Testes invoco hodie coelum et terram, quod proposuerim vobis vitam et mortem, benedictionem et maledictionem. Elige ergo vitam, ut et tu vivas, et semen tuum: | 19. Ik roep heden hemel en aarde tot getuigen, dat ik u het leven en den dood, de zegening en de vervloeking heb voorgesteld. KiesGa naar voetnoot9) dan het leven, opdat gij moogt leven, en gij en uw zaad; |
20. Et diligas Dominum Deum tuum, atque obedias voci ejus, et illi adhaereas (ipse est enim vita tua, et longitudo dierum tuorum) ut habites in terra, pro qua juravit Dominus patribus tuis, Abraham, Isaac, et Jacob, ut daret eam illis. | 20. en heb den Heer, uwen God, liefGa naar voetnoot10) en gehoorzaam aan zijne stem en hang Hem aan (want Hij is uw leven en de lengte uwer dagen), opdat gij wonen moogt in het land, aangaande hetwelk de Heer aan uwe vaderen, Abraham, Isaäc en Jacob, gezworen heeft het hun te zullen geven. |
- voetnoot1)
- d.i. Uwe gevangenen.
- voetnoot2)
- Een menschelijke spreekwijze om de verste verte aan te duiden. Schijnbaar eindigt de hemel, als op de aarde rustend, aan den gezichteinder.
- voetnoot3)
- Besnijden beteekent hier in overdrachtelijken zin ‘reinigen van de zonde en heiligen’; vgl. Gen. XVII noot 5.
- voetnoot4)
- Terugkeeren en luisteren, een Hebreeuwsche zegswijze voor ‘wederom luisteren’.
- voetnoot5)
- Zie voor terugkeeren de vorige noot.
- voetnoot6)
- Op wat wijze de v. 1-10 beschreven goddelijke belofte van vergiffenis na afval en van zegening na kastijding vervuld is geworden, leert de gansche geschiedenis van Israël en bijzonder de terugkeer uit de Babylonische gevangenschap.
- voetnoot7)
- Dit gebod om God lief te hebben en die liefde door onderhouding van Gods Wet metterdaad te bewijzen; vgl. v. 10 en v. 16.
- voetnoot8)
- De kennis van het woord, d.i. van het in v. 11 genoemde gebod, wel verre van onbereikbaar voor u te zijn (v. 11-13), is integendeel u zeer nabij of gemakkelijk te verkrijgen. Dat gebod is in uwen mond en in uw hart, gij bezit die kennis ten volle, zoodat bij veronachtzaming der Wet onwetendheid niet ter verontschuldiging dienen kan.
- voetnoot9)
- De gehoorzaamheid aan Gods Wet zal Israël leiden tot het gelukkige leven, voorbeduiding en belofte van het eeuwige leven. De ongehoorzaamheid zal tot het tegenovergestelde voeren. Aan een ieder staat, krachtens de menschelijke vrijheid, de keuze.
- voetnoot10)
- Het verband tusschen dit en het vorige vers is in het Hebr. duidelijker uitgedrukt: Kies dan het leven... door den Heer, uwen God, lief te hebben enz.