De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XVI.
|
1. Observa mensem novarum frugum, et verni primum temporis, ut facias Phase Domino Deo tuo: quoniam in isto mense eduxit te Dominus Deus tuus de AEgypto nocte. | 1. Onderhoud de maand der nieuwe vruchten, te weten de eerste van den lentetijdGa naar voetnoot1), om het Paschen te houden voor den Heer, uwen God; want in die maand heeft de Heer, uw God, u uitgevoerd uit Egypte in den nachtGa naar voetnoot2). |
2. Immolabisque Phase Domino Deo tuo de ovibus, et de bobus in loco, quem elegerit Dominus Deus tuus, ut habitet nomen ejus ibi. | 2. En gij zult den Heer, uwen God, het Paschen slachten van schapen en runderen ter plaatse, welke de Heer, uw God, zal uitkiezen, opdat zijn naam daar woneGa naar voetnoot3). |
[pagina 736]
3. Non comedes in eo panem fermentatum: Septem diebus comedes absque fermento, afflictionis panem, quoniam in pavore egressus es de AEgypto: ut memineris diei egressionis tuae de AEgypto, omnibus diebus vitae tuae. | 3. Gij zult daarbij geen gedeesemd brood eten; zeven dagen zult gij het ongedeesemde, het brood der verdrukking, eten, daar gij met angst uit Egypte zijt gegaan; opdat gij den dag van uwen uittocht uit Egypte gedenken moogt alle dagen van uw levenGa naar voetnoot4). |
4. Non apparebit fermentum in omnibus terminis tuis septem diebus, et non remanebit de carnibus ejus quod immolatum est vespere in die primo usque mane. | 4. Geen zuurdeesem zal er binnen al uwe landpalen gezien worden gedurende zeven dagen, en er zal niets overblijven van het vleesch van hetgeen des avonds op den eersten dag geslacht is, tot den morgenGa naar voetnoot5). |
5. Non poteris immolare Phase in qualibet urbium tuarum, quas Dominus Deus tuus daturus est tibi: | 5. Gij zult het PaschenGa naar voetnoot6) niet kunnen slachten in elke van uwe steden, welke de Heer, uw God, u zal geven; |
6. Sed in loco, quem elegerit Dominus Deus tuus, ut habitet nomen ejus ibi: immolabis Phase vespere ad solis occasum, quando egressus es de AEgypto. | 6. maar ter plaatse, welke de Heer, uw God, zal uitkiezen, opdat zijn naam daar wone, zult gij het Paschen slachten des avonds, bij zonsondergang, toen gij uit Egypte zijt getrokken. |
7. Et coques, et comedes in loco, quem elegerit Dominus Deus tuus, maneque consurgens vades in tabernacula tua. | 7. En gij zult het koken en eten ter plaatse, welke de Heer, uw God, zal uitkiezen, en des morgens zult gij opstaan en naar uwe tenten gaanGa naar voetnoot7). |
[pagina 737]
8. Sex diebus comedes azyma: et in die septima, quia collecta est Domini Dei tui, non facies opus. | 8. Zes dagen zult gij ongedeesemd brood eten; en op den zevenden dag zult gij, omdat het dan feestvergadering is voor den Heer, uwen God, geen arbeid verrichtenGa naar voetnoot8). |
9. Septem hebdomadas numerabis tibi ab ea die qua falcem in segetem miseris. | 9. Zeven weken zult gij u tellen van den dag af, dat gij de sikkel in het koren slaatGa naar voetnoot9). |
10. Et celebrabis diem festum hebdomadarum Domino Deo tuo, oblationem spontaneam manus tuae, quam offeres juxta benedictionem Domini Dei tui: | 10. En gij zult het feest der Weken vieren voor den Heer, uwen God; met een vrijwillige offergave uwer hand, welke gij zult aanbieden overeenkomstig den zegen van den Heer uwen GodGa naar voetnoot10); |
11. Et epulaberis coram Domino Deo tuo, tu, filius tuus, et filia tua, servus tuus, et ancilla tua, et Levites qui est intra portas tuas, advena ac pupillus et vidua, qui morantur vobiscum: in loco quem elegerit Dominus Deus tuus, ut habitet nomen ejus ibi: | 11. en gij zult feestmaal houden voor den Heer, uwen God, gij, uw zoon en uwe dochter, uw dienstknecht en uwe dienstmaagd en de leviet, die binnen uwe poorten woont, de aankomeling en de wees en de weduwe, die met u leven, ter plaatse, welke de Heer, uw God, zal uitkiezen, opdat zijn naam daar woneGa naar voetnoot11); |
12. Et recordaberis quoniam servus fueris in AEgypto: custodiesque ac facies quae praecepta sunt. | 12. en gij zult gedenken, dat gij dienstbaar geweest zijt in Egypte; en gij zult onderhouden en doen hetgeen geboden is. |
13. Solemnitatem quoque tabernaculorum celebrabis per septem dies, quando collegeris de area et torculari fruges tuas: | 13. Ook het hoogfeest der TentenGa naar voetnoot12) zult gij gedurende zeven dagen vieren, wanneer gij van dorschvloer en wijnpers uwe vruchten hebt ingezameld; |
[pagina 738]
14. Et epulaberis in festivitate tua, tu, filius tuus, et filia, servus tuus et ancilla, Levites quoque et advena, pupillus ac vidua qui intra portas tuas sunt. | 14. en gij zult feestmaal houden op uw feestgetijde, gij, uw zoon en uwe dochter, uw dienstknecht en uwe dienstmaagd, ook de leviet en de aankomeling, de wees en de weduwe, die binnen uwe poorten zijn. |
15. Septem diebus Domino Deo tuo festa celebrabis in loco, quem elegerit Dominus: benedicetque tibi Dominus Deus tuus in cunctis frugibus tuis, et in omni opere manuum tuarum, erisque in laetitia. | 15. Zeven dagen zult gij voor den Heer, uwen God, feestvieren ter plaatse, welke de Heer zal uitkiezen; en de Heer, uw God, zal u zegenen in al uwe oogsten en in al het werk uwer handen, en gij zult in blijdschap zijn. |
16. Tribus vicibus per annum apparebit omne masculinum tuum in conspectu Domini Dei tui in loco quem elegerit: in solemnitate azymorum, in solemnitate hebdomadarum, et in solemnitate tabernaculorum. Non apparebit ante Dominum vacuus: Exod. XXIII 15 et XXXIV 20; Eccli. XXXV 6. | 16. Driemaal in het jaar zal al het mannelijke onder u voor het aanschijn van den Heer, uwen God, verschijnen ter plaatse, welke Hij zal uitkiezen: op het hoogfeest der Ongedeesemde Brooden, op het hoogfeest der Weken en op het hoogfeest der Tenten. Men zal voor den Heer niet met ledige handen verschijnenGa naar voetnoot13); |
17. Sed offeret unusquisque secundum quod habuerit juxta benedictionem Domini Dei sui, quam dederit ei. | 17. maar een ieder zal aanbrengen naarmate hij bezit, overeenkomstig den zegen van den Heer, zijnen God, dien Deze hem gegeven heeft. |
18. Judices et magistros constitues in omnibus portis tuis, quas Dominus Deus tuus dederit tibi, per singulas tribus tuas: ut judicent populum justo judicio, | 18. Rechters en overheden zult gij aanstellen in al uwe poorten, welke de Heer, uw God, u zal geven, bij elken uwer stammen, opdat zij het volk richten met rechtvaardig gerichtGa naar voetnoot14) |
19. Nec in alteram partem declinent. Non accipies personam, nec munera: quia munera excaecant oculos sapientum, et mutant verba justorum. Exod. XXIII 8; Lev. XIX 15; Supra I 17; Eccli. XX 31. | 19. en niet naar de eene zijde afwijken. Gij zult geen acht geven op den persoon noch op geschenken; want de geschenken maken de oogen der wijzen blind en verdraaien de woorden der rechtvaardigenGa naar voetnoot15). |
[pagina 739]
20. Juste quod justum est persequeris: ut vivas et possideas terram, quam Dominus Deus tuus dederit tibi. | 20. Rechtvaardig zult gij wat rechtvaardig is nastreven, opdat gij leven moogt en het land bezitten, dat de Heer, uw God, u zal geven. |
21. Non plantabis lucum, et omnem arborem juxta altare Domini Dei tui. | 21. Gij zult geen bosch noch eenig geboomteGa naar voetnoot16) planten nabij het altaar van den Heer, uwen God. |
22. Nec facies tibi, neque constitues statuam: quae odit Dominus Deus tuus. | 22. Gij zult u geen beeldGa naar voetnoot17) maken noch oprichten, welke dingen de Heer, uw God, haat. |
- voetnoot1)
- Te weten enz. is eene bijvoeging der Vulgaat. Het Hebr. heeft alleen: ‘Onderhoud de maand Abib’; vgl. Exod. XII noot 2.
- voetnoot2)
- De wet betreffende het houden van het Paschen, het slachten en eten van het paaschlam (Exod. XII 1-28; Lev. XXIII 5-8; Num. IX 2-5; XXVIII 16, 17), alsook de groote gebeurtenis van den Uittocht na de eerste paaschfeestviering was bekend. Vandaar die beknoptheid. Hoofdbedoeling is hier en bij hetgeen aangaande de twee andere hoogfeesten tot v. 17 nog volgt, den bij het ééne heiligdom verplichten eeredienst nadrukkelijk af te kondigen.
- voetnoot3)
- Paschen heeft hier blijkbaar een wijderen zin en beteekent de verschillende offeranden van groot en klein vee in de paaschweek, welke door de rabbijnen ‘chagiga’ genoemd werden. Vgl. voor de offers gedurende de paaschweek van de gemeente en van bijzondere personen Num. XXVIII 19-24 en XXIX 39; vgl. ook II Paral. XXX 21, 22 en XXXV 7-9, op welke laatste plaats de verschillende paaschoffers van klein en groot vee, evenals het paaschlam ‘pesach’, den naam ‘pesachim’ dragen.
- voetnoot4)
- Daarbij, te weten bij die offeranden der paaschweek, mocht geen gedeesemd brood, hoewel anders (Lev. VII 13) bij den maaltijd der blijde vredeoffers passend, gegeten worden. Ongedeesemd brood, het brood, dat aan de verdrukking van Egypte herinnerde, was voorgeschreven overeenkomstig de wet van Exod. XII 15-20; XIII 6, 7. Met angst, Hebr. ‘met angstige haast’. Vgl. verder Exod. XII 33, 34, 39.
- voetnoot5)
- In het tweede verslid is blijkbaar van het paaschlam sprake, dat immers des avonds (Exod. XII 6) geslacht werd en waarvan ook (vgl. daar v. 10) niets tot den morgen mocht overblijven. Wel gebeurde dat slachten op den veertienden Nisan, des avonds vóór den eersten dag van het zevendaagsche hoogfeest der ongedeesemde brooden (Lev. XXIII 5 en 6), maar de Hebreërs rekenden den dag van zijnen vooravond tot den volgenden avond. Op eenzelfde wijze wordt in Num. XXXIII 3 de nacht vóór den vijftienden Nisan (Exod. XII 42) met dien dag vereenzelvigd.
- voetnoot6)
- Het paaschlam, gelijk uit het zinverband, zie het volgende vers, duidelijk is.
- voetnoot7)
- Koken of ‘braden’; vgl. Exod. XII 9. Het hier gebezigde Hebreeuwsche woord ‘basjal’ kan zoowel ‘koken’ beteekenen (zie Exod. XII 9, waar die beteekenis door de bijvoeging ‘in het water’ nader bepaald is) als ‘braden’ (zie II Paral. XXXV 13, waar in den grondtekst dit begrip door de bijvoeging ‘in het vuur’ eveneens nader wordt aangegeven). - Des morgens op den vijftienden Nisan moesten de van heinde en ver bij de plaats van het heiligdom (ten tijde des tempels binnen Jerusalem) verzamelde Israëlieten van daar terugkeeren naar hunne tenten in de nabuurschap van het heiligdom (ten tijde des tempels in den omtrek van Jerusalem), welke hun gedurende de paaschweek tot woning strekten. Vgl. voor de overeenstemming tusschen dit nieuwe, op den toestand in Chanaän passende voorschrift en de oude bepaling Exod. XII 22.
- voetnoot8)
- Ook op den zevenden dag, vgl. v. 3 en 4, moest het brood ongedeesemd zijn, maar als feestelijke rustdag staat hij hier afzonderlijk. Feestvergadering, of ‘sluitdag’; zie Lev. XXIII noot 25. - Vgl. verder Exod. XII 16; XIII 6; Lev. XXIII 8.
- voetnoot9)
- Van den dag, waarop de eerste schoof van de gerst plechtig voor den Heer werd bewogen, van den zestienden Nisan. Vgl. Lev. XXIII 10, 11 15, 16 en de aanteekeningen.
- voetnoot10)
- Zie voor feest der Weken Exod. XXIII noot 13. Een vrijwillige offergave, vredeoffers (zie het volgende vers), moesten zij, een ieder, overeenkomstig den zegen enz. aanbieden. Van de openbare offeranden der gemeente (Lev. XXIII 15-20; Num. XXVIII 27-31) wordt hier gezwegen.
- voetnoot11)
- Feestmaal houden, Hebr. ‘u verheugen’. De Vulgaat vertaalt naar den zin. Van den blijden maaltijd der vredeoffers is sprake, gelijk het zinverband aanwijst. Vgl. XII noot 5 en v. 18 en 19.
- voetnoot12)
- Vgl. voor het Loofhuttenfeest Exod. XXIII noot 14; Lev. XXIII 34-36 en Num. XXIX 12-38, waar ook de achtste dag, de dag na de zeven dagen van het hoogfeest, als feestdag is aangewezen. Hoewel op een zelfde wijze door het volk gevierd als de eerste der zeven dagen, staat die sluitdag (vgl. Lev. XXIII noot 25) afzonderlijk, en eenigermate, vgl. de offeranden op dien dag en de vorige dagen, buiten de orde van het zevendaagsche hoogfeest.
- voetnoot13)
- Vgl. Exod. XXIII 14-17; XXXIV 23.
- voetnoot14)
- Overheden, Hebr. ‘sjoterim’, vgl. Deut. I noot 9. Wellicht hadden zij de uitvoerende macht, zoodat op hun bevel het vonnis der rechters in werking trad. Zie voor de vroegere regeling der rechterlijke macht Exod. XVIII 21-26. - In al uwe poorten, d.i. steden of wel, wat op hetzelfde neerkomt, gerechtshoven. In de poort der stad, de verzamelplaats des volks, vgl. Gen. XIX noot 1, zetelde het gerecht; vgl. XXI 19; XXII 15; XXV 7.
- voetnoot15)
- Niet naar de eene zijde afwijken, d.w.z. niet partijdig zijn. Vgl. voor de woorden des rechtvaardigen Exod. XXIII noot 7.
- voetnoot16)
- Hebr. ‘geen asjera van eenig hout’. Zie Exod. XXXIV noot 10.
- voetnoot17)
- De Vulgaat vertaalt hetzelfde woord Lev. XXVI 1 ‘titulus’, gedenksteen’. Vgl. daar noot 1.