De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 589]
| |||||||||||||||
Caput XVII.
|
1. Et locutus est Dominus ad Moysen, dicens: | 1. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
2. Loquere ad filios Israel, et accipe ab eis virgas singulas per cognationes suas, a cunctis principibus tribuum, virgas duodecim, et uniuscujusque nomen superscribes virgae suae. | 2. Spreek tot de kinderen van Israël en neem van hen staven, éénen voor elk hunner geslachtenGa naar voetnoot1), van al de vorsten der stammen twaalf staven, en eens ieders naam zult gij op zijnen staf schrijven. |
3. Nomen autem Aaron erit in tribu Levi, et una virga cunctas seorsum familias continebit: | 3. De naam nu van Aäron zal op den stam van Levi zijn en één staf zal al de familiën afzonderlijk samenvattenGa naar voetnoot2); |
4. Ponesque eas in tabernaculo foederis coram testimonio, ubi loquar ad te. | 4. en gij zult ze leggen in den tabernakel des verbonds voor het getuigenisGa naar voetnoot3), waar Ik tot u zal spreken. |
5. Quem ex his elegero, germinabit virga ejus: et cohibebo a me querimonias filiorum Israel, quibus contra vos murmurant. | 5. En wien Ik uit hen verkiezen zal, diens staf zal bloeien; en Ik zal MijGa naar voetnoot4) vrijwaren voor de klachten der kinderen van Israël, waarmede zij tegen ulieden morren. |
6. Locutusque est Moyses ad filios Israel: et dederunt ei omnes principes virgas per singulas tribus: fueruntque virgae duodecim absque virga Aaron. | 6. En Moses sprak tot de kinderen van Israël; en alle vorsten gaven hem de staven, éénen voor elken stam; en er waren twaalf staven behalve den staf van AäronGa naar voetnoot5). |
7. Quas cum posuisset Moyses coram Domino in tabernaculo testimonii: | 7. En toen Moses die voor den Heer gelegd had in den tabernakel van het getuigenisGa naar voetnoot6), |
[pagina 590]
8. Sequenti die regressus invenit germinasse virgam Aaron in domo Levi: et turgentibus gemmis eruperant flores, qui, foliis dilatatis, in amygdalas deformati sunt. | 8. bevond hij, den volgenden dag teruggekeerd, dat de staf van Aäron in het huis van Levi bloeide; en uit de zwellende knoppen waren bloesems gebroken, die zich bij het ontplooien der bladeren tot amandelen ontwikkeld haddenGa naar voetnoot7). |
9. Protulit ergo Moyses omnes virgas de conspectu Domini ad cunctos filios Israel: videruntque et receperunt singuli virgas suas. | 9. Moses bracht dan alle staven van voor het aanschijn des Heeren bij al de kinderen van Israël; en zij zagen ze en ontvingen een ieder zijnen staf. |
10. Dixitque Dominus ad Moysen: Refer virgam Aaron in tabernaculum testimonii, ut servetur ibi in signum rebellium filiorum Israel, et quiescant querelae eorum a me, ne moriantur. Hebr. IX 4. | 10. En de Heer zeide tot Moses: Breng den staf van Aäron terug in den tabernakel van het getuigenisGa naar voetnoot8) om daar ten teeken voor de wederspannige kinderen van Israël bewaard te worden, en dat hunne klachten voor Mij ophouden, opdat zij niet sterven. |
11. Fecitque Moyses sicut praeceperat Dominus. | 11. En Moses deed gelijk de Heer had geboden. |
12. Dixerunt autem filii Israel ad Moysen: Ecce consumpti sumus, omnes perivimus. | 12. De kinderen van Israël nu zeiden tot Moses: Zie, wij vergaan, allen komen wij om. |
13. Quicumque accedit ad tabernaculum Domini, moritur: num usque ad internecionem cuncti delendi sumus? | 13. Al wie tot den tabernakel des Heeren nadert, sterftGa naar voetnoot9); moeten wij dan tot uitdelging toe allen vernietigd worden? |
- voetnoot1)
- Geslachten, Hebr.: ‘vaderlijk huis’, beteekent hier ‘stammen’, gelijk uit het zinverband blijkt.
- voetnoot2)
- Op den stam, d.i. op den staf. Het in den grondtekst gebruikte woord ‘matte’ (vgl. Exod. IV noot 2) beteekent wel overdrachtelijk stam, maar allereerst ‘staf’, welke beteekenis te dezer plaatse gevorderd wordt. - Voor en één staf enz. heeft het Hebr.: ‘want één staf (behoort) aan het hoofd hunner vaderlijke huizen’, m.a.w. voor elken stamvorst een eigen staf. Hiermede is de reden aangegeven, waarom Aäron's staf bij de twaalf staven (zie v. 6) gevoegd moest worden. Ook Levi behoorde vertegenwoordigd te zijn en als opperhoofd van dien stam trad Aäron op.
- voetnoot3)
- In het Heilige der heiligen, voor de ark. Vgl. Exod. XXV noot 12; XXVII noot 18 en XXVI 33.
- voetnoot4)
- Klagen tegen de door God gestelde overheid is klagen tegen God. God zal zich vrijwaren door dat klagen te doen ophouden.
- voetnoot5)
- Minder duidelijk heeft het Hebr.: ‘en de staf van Aäron was onder hunne staven’. Te zamen waren er dertien staven.
- voetnoot6)
- Zoo heet hier de tabernakel om de ark met de tafelen der Wet. Vgl. noot 3.
- voetnoot7)
- Op zinnebeeldige wijze teekende dit wonder den aard en de strekking van het Aäronietische priesterschap. Het dankte alleen aan den wil van God zijn ontstaan en zou, maar wederom door de kracht van God, vruchten van heiliging voortbrengen. - Volgens de H. Vaders is ook de eerst doode en later in een nieuw leven bloeiende staf eene afbeelding van den uit het graf verrezen Christus, eene afbeelding tevens van zijn kruis. Immers dat van nature nietswaardige, doode hout werd op Calvarië, de oneindig kostbare vrucht dragend, de boom des levens om voortaan in de harten der Christenen ontelbaar vele bloemen van zuiverheid en vruchten van allerlei deugden voort te brengen.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘Voor het getuigenis’, d.i. voor de ark. Vgl. noot 3.
- voetnoot9)
- Waarschijnlijk spreken zij zoo onder den indruk van het laatste wonder en van het te voren gehouden strafgericht. Zij zijn bevreesd om met hunne offers tot God in zijnen tabernakel te naderen. Lichtelijk zouden zij in hunne zondigheid misdoen en met den dood gestraft worden. Dit wordt hier vermeld ter inleiding op het volgende hoofdstuk, waar die bezorgdheid wordt weggenomen.