De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XII.
|
1. Locutaque est Maria et Aaron contra Moysen propter uxorem ejus AEthiopissam, | 1. En Maria en Aäron spraken tegen Moses wegens zijne Ethiopische huisvrouwGa naar voetnoot1), |
2. Et dixerunt: Num per solum Moysen locutus est Dominus? nonne et nobis similiter est locutus? Quod cum audisset Dominus, | 2. en zij zeiden: Heeft de Heer door Moses alleen gesproken? heeft Hij niet eveneens tot onsGa naar voetnoot2) gesproken? En toen de Heer dat gehoord had, |
[pagina 568]
3. (Erat enim Moyses vir mitissimus super omnes homines qui morabantur in terra) | 3. [Moses toch was een zeer zachtmoedig man, meer dan alle menschenGa naar voetnoot3), die op aarde woonden,] |
4. Statim locutus est ad eum, et ad Aaron et Mariam: Egredimini vos tantum tres ad tabernaculum foederis. Cumque fuissent egressi, | 4. sprak Hij terstond tot hem en tot Aäron en Maria: Gaat uit, gij drieën alleen, naar den tabernakel des verbonds. En toen zij uitgegaan waren, |
5. Descendit Dominus in columna nubis, et stetit in introitu tabernaculi vocans Aaron et Mariam. Qui cum issent, | 5. daalde de Heer in de wolkzuil neder en stelde zich aan den ingang van den tabernakel en riep Aäron en Maria. En toen zij gekomen waren, |
6. Dixit ad eos: Audite sermones meos: Si quis fuerit inter vos propheta Domini, in visione apparebo ei, vel per somnium loquar ad illum. | 6. zeide Hij tot hen: Luistert naar mijne woorden; indien iemand onder u een profeet des Heeren is, openbaar Ik mij in een gezicht aan hem of spreek Ik door een droom tot hemGa naar voetnoot4). |
7. At non talis servus meus Moyses, qui in omni domo mea fidelissimus est: Hebr. III 2. | 7. Maar niet een zoodanige is mijn dienaar Moses, die in geheel mijn huis allergetrouwst is; |
8. Ore enim ad os loquor ei: et palam, et non per aenigmata et figuras Dominum videt. Quare ergo non timuistis detrahere servo meo Moysi? Exod. XXXIII 11. | 8. immers van mond tot mond spreek Ik tot hem, en klaar en niet in raadselen en beelden ziet hij den HeerGa naar voetnoot5). Waarom dan hebt gij niet gevreesd van mijnen dienaar Moses kwaad te spreken? |
9. Iratusque contra eos, abiit: | 9. En Hij was vertoornd tegen hen en ging henen; |
10. Nubes quoque recessit quae erat super tabernaculum: et ecce Maria apparuit candens lepra quasi nix. Cumque respexisset eam Aaron, et vidisset perfusam lepra, Deut. XXIV 9. | 10. ook week de wolk, die boven den tabernakel was, en zie, Maria vertoonde zich wit van melaatschheid als sneeuw. En toen AäronGa naar voetnoot6) haar beschouwde en haar met melaatschheid overdekt zag, |
11. Ait ad Moysen: Obsecro domine mi, ne imponas nobis hoc | 11. zeide hij tot Moses: Ik smeek u, mijn heer, leg op ons deze zonde |
[pagina 569]
peccatum quod stulte commisimus, | nietGa naar voetnoot7), welke wij dwaselijk bedreven hebben |
12. Ne fiat haec quasi mortua, et ut abortivum quod projicitur de vulva matris suae: ecce jam medium carnis ejus devoratum est a lepra. | 13. En Moses riep tot den Heer, zeggende: o God, ik smeek U, genees haar. |
13. Clamavitque Moyses ad Dominum, dicens: Deus, obsecro, sana eam. | 12. opdat deze niet eene doode gelijk worde en als eene misgeboorte, welke van den schoot harer moeder wordt weggeworpen; zie, reeds voor de helft is haar vleesch door de melaatschheid verslonden. |
14. Cui respondit Dominus: Si pater ejus spuisset in faciem illius, nonne debuerat saltem septem diebus rubore suffundi? Separetur septem diebus extra castra, et postea revocabitur. | 14. En de Heer antwoordde hem: Als haar vader haar in het gelaat had gespuwdGa naar voetnoot8), moest zij dan niet zeven dagen ten minste schaamrood zijn? Zeven dagen worde zij afgezonderd buiten de legerplaats en daarna zal zij worden teruggeroepen. |
15. Exclusa est itaque Maria extra castra septem diebus: et populus non est motus de loco illo, donec revocata est Maria. | 15. Zoo werd dan Maria zeven dagen uitgesloten buiten de legerplaats; en het volk trok niet weg van die plaats, totdat Maria werd teruggeroepenGa naar voetnoot9). |
- voetnoot1)
- Maria was de hoofdschuldige. Dit blijkt hieruit, dat zij het eerst genoemd is, en wordt overigens door de Latijnsche vertaling locuta, in navolging van den grondtekst, genoegzaam aangeduid. Ook treft haar alleen (v. 10) de straf. - Niet weinigen meenen, dat met de Ethiopische huisvrouw een tweede in plaats der gestorven Sephora bedoeld wordt. Volgens aloude katholieke schriftverklaring echter zou Moses slechts ééne echtgenoote gehad hebben. Waarom dan deze hier de Ethiopische, Hebr. ‘de Koesjietische’, heet, is niet duidelijk. Sommigen wijzen ter verklaring er op, dat onder den naam van Ethiopië of ‘Koesj’ meermalen (II Paral. XIV 9; XXI 16) ook Arabië, waartoe Madian behoort, wordt aangewezen. Wellicht ook had zich de Madianietische stam, waaruit Sephora gesproten was, met eene Koesjietische volkplanting (vgl. Gen. X noot 8) vermengd. Hoe dat zij, de afstamming van Moses' echtgenoote uit een vreemd volk schijnt voor de oproerigen het voorwendsel te zijn geweest tot minachting van Moses en tot opstand tegen zijn gezag.
- voetnoot2)
- Op de hun geschonken genadegaven (Exod. XV 20; XXVIII 30) zich hoovaardig verheffend, wilden zij aan Moses zelf gelijk zijn.
- voetnoot3)
- Sommigen willen, dat deze lofspraak door een ander dan Moses, bijv. door Josue zal zijn ingevoegd. Volgens anderen zou de groote godsman zelf onder ingeving van den H. Geest dit geschreven hebben, niet om voor zich zelven, maar om van zich zelven, waar dit paste, te getuigen. Deze tusschenrede verklaart dan, waarom de schuldigen niet door Moses, maar door God zelf ter verantwoording worden geroepen.
- voetnoot4)
- De profeet ontvangt hetzij in wakenden toestand door middel van een gezicht, of wel in den slaap door middel van een droom, kennis van Gods openbaring.
- voetnoot5)
- Hij overtreft in dubbel opzicht andere profeten en vooreerst hierin (v. 7), dat hem geen beperkte lastgeving ten deel viel. Over geheel Israël gesteld, vervult hij, en met eere, gelijk God getuigt, een veel gewichtiger taak. Vgl. verder voor het tweede punt Exod. XXXIII 11 en noot 8.
- voetnoot6)
- Deze bleef ongedeerd, waarschijnlijk als de minst schuldige en ook, omdat hij, de hoogepriester, door geene onreinheid bezoedeld mocht worden.
- voetnoot7)
- Laat de zonde niet op ons blijven, zorg dat de straf worde weggenomen.
- voetnoot8)
- Gelijk eene door den vergramden vader ten diepste vernederde (Job. XXX 10) dochter minstens een week lang buiten het aangezicht des vaders moest blijven, zoo moest María, door den vergramden God zoo schrikkelijk vernederd, denzelfden tijd buiten het legerkamp, de woonplaats van God (Exod. XXV 8), hare straf dragen.
- voetnoot9)
- Volgens vele HH. Vaders verzinnebeeldt het huwelijk van Moses met de Ethiopische het huwelijk van Christus met de Kerk der heidensche volken, dat afgunst en haat verwekte bij het door Maria en Aäron vertegenwoordigde Joodsche volk. Gelijk Maria echter met melaatschheid en uitbanning een tijdlang gestraft werd, zoo blijft Israël nu in geestelijke ellende buiten het rijk Gods gebannen, totdat het eens, op den door God bepaalden tijd, wederom in de gemeenschap van het volk Gods zal worden opgenomen.