De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Liber Numeri
|
LOCUTUSQUE est Dominus ad Moysen in deserto Sinai in tabernaculo foederis, prima die mensis secundi, anno altero egressionis eorum ex AEgypto, dicens: | ENGa naar voetnoot1) de Heer sprak tot Moses in de woestijn van Sinaï, in den tabernakel des verbondsGa naar voetnoot2), op den eersten dag der tweede maandGa naar voetnoot3), in het tweede jaar van hunnen uittocht uit EgypteGa naar voetnoot4), zeggende: |
2. Tollite summam universae congregationis filiorum Israel per cognationes et domos suas, et nomina singulorum, quidquid sexus est masculini Exod. XXX 12. | 2. Neemt het getal op van de gansche verzameling der kinderen van Israël volgens hunne geslachten en huizenGa naar voetnoot5) en volgens de namen van ieder hunner - alles wat van het mannelijk geslacht is, |
3. A vigesimo anno et supra, omnium virorum fortium ex Israel, et numerabitis eos per turmas suas, tu et Aaron. | 3. van het twintigste jaar en daarboven - van al de weerbare mannen in Israël; en gij zult hen tellen volgens hunne afdeelingen, gij en Aäron. |
4. Eruntque vobiscum principes tribuum ac domorum in cognationibus suis, | 4. En bij ulieden zullen zijn de vorsten der stammen en der huizen in hunne geslachtenGa naar voetnoot6); |
5. Quorum ista sunt nomina: De Ruben, Elisur filius Sedeur: | 5. en dit zijn hunne namen: Uit Ruben Elisur, de zoon van Sedeür; |
[pagina 519]
6. De Simeon, Salamiel filius Surisaddai: | 6. uit Simeon Salamiël, de zoon van Surisaddaï; |
7. De Juda, Nahasson filius Aminadab: | 7. uit Juda Nahasson, de zoon van Aminadab; |
8. De Issachar, Nathanael filius Suar: | 8. uit Issachar Nathanaël, de zoon van Suar; |
9. De Zabulon, Eliab filius Helon. | 9. uit Zabulon Eliab, de zoon van Helon; |
10. Filiorum autem Joseph, de Ephraim, Elisama filius Ammiud: de Manasse, Gamaliel filius Phadassur: | 10. en van de zonen van Joseph, uit Ephraïm Elisama, de zoon van Ammiud; uit Manasses Gamaliël, de zoon van Phadassur; |
11. De Benjamin, Abidan filius Gedeonis: | 11. uit Benjamin Abidan, de zoon van Gedeon; |
12. De Dan, Ahiezer filius Ammisaddai: | 12. uit Dan Ahiëzer, de zoon van Amisaddaï; |
13. De Aser, Phegiel filius Ochran: | 13. uit Aser Phegiël, de zoon van Ochran; |
14. De Gad, Eliasaph filius Duel: | 14. uit Gad Eliasaph, de zoon van Duel; |
15. De Nephthali, Ahira filius Enan. | 15. uit Nephthali Ahira, de zoon van Enan. |
16. Hi nobilissimi principes multitudinis per tribus et cognationes suas, et capita exercitus Israel: | 16. Dat zijn de zeer aanzienlijke vorsten der menigte volgens hunne stammen en geslachten, en de hoofden van het leger van Israël; |
17. Quos tulerunt Moyses et Aaron cum omni vulgi multitudine: | 17. en hen namen Moses en Aäron met geheel de menigte des volks; |
18. Et congregaverunt primo die mensis secundi, recensentes eos per cognationes, et domos, ac familias, et capita, et nomina singulorum a vigesimo anno et supra, | 18. en zij verzameldenGa naar voetnoot7) hen op den eersten dag der tweede maand en telden hen volgens de geslachten en de huizen en de familiën en hoofd voor hoofd en een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, |
19. Sicut praeceperat Dominus Moysi. Numeratique sunt in deserto Sinai. | 19. gelijk de Heer aan Moses bevolen had. En zij werden geteld in de woestijn van Sinaï. |
20. De Ruben primogenito Israelis per generationes et familias ac domos suas, et nomina capitum singulorum, omne quod sexus est masculini a vigesimo anno et supra, procedentium ad bellum, | 20. Van Ruben, den eerstgeborene van Israël, waren er volgens hunne geslachten en familiën en huizen en een ieder, hoofd voor hoofd, bij zijnen naam - alles wat van het mannelijk geslacht was, van het twintigste jaar en daarboven - van hen, die ten oorlog konden uittrekken, |
[pagina 520]
21. Quadraginta sex millia quingenti. | 21. zes en veertig duizend vijfhonderd. |
22. De filiis Simeon per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina et capita singulorum, omne quod sexus est masculini a vigesimo anno et supra, procedentium ad bellum, | 22. Van de kinderen van Simeon werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, hoofd voor hoofd, - alles wat van het mannelijk geslacht was, van het twintigste jaar en daarboven - van hen, die ten oorlog konden uittrekken, |
23. Quinquaginta novem millia trecenti. | 23. negen en vijftig duizend driehonderd. |
24. De filiis Gad per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina singulorum a viginti annis et supra, omnes qui ad bella procederent, | 24. Van de kinderen van Gad werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van twintig jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
25. Quadraginta quinque millia sexcenti quinquaginta. | 25. vijf en veertig duizend zeshonderd en vijftig. |
26. De filiis Juda per generationes et familias ac domos cognationum suarum, per nomina singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 26. Van de kinderen van Juda werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming, een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
27. Recensiti sunt septuaginta quatuor millia sexcenti. | 27. vier en zeventig duizend zeshonderd geteld. |
28. De filiis Issachar, per generationes et familias ac domos cognationum suarum, per nomina singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui ad bella procederent, | 28. Van de kinderen van Issachar werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming, een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
29. Recensiti sunt quinquaginta quatuor millia quadringenti. | 29. vier en vijftig duizend vierhonderd geteld. |
30. De filiis Zabulon per generationes, et familias, ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 30. Van de kinderen van Zabulon werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
31. Quinquaginta septem millia quadringenti. | 31. zeven en vijftig duizend vierhonderd. |
32. De filiis Joseph, filiorum Ephraim per generationes, et familias, ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina singulorum a vigesimo anno et supra, | 32. Wat de kinderen van Joseph betreft, werden van de kinderen van Ephraïm volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij |
[pagina 521]
omnes qui poterant ad bella procedere, | zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
33. Quadraginta millia quingenti. | 33. veertig duizend vijfhonderd. |
34. Porro filiorum Manasse per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina singulorum a viginti annis et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 34. Voorts van de kinderen van Manasses werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van twintig jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
35. Triginta duo millia ducenti. | 35. twee en dertig duizend twee honderd. |
36. De filiis Benjamin per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt nominibus singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 36. Van de kinderen van Benjamin werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
37. Triginta quinque millia quadringenti. | 37. vijf en dertig duizend vierhonderd. |
38. De filiis Dan per generationes, et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt nominibus singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 38. Van de kinderen van Dan werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van het twintigste jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
39. Sexaginta duo millia septingenti. | 39. twee en zestig duizend zevenhonderd. |
40. De filiis Aser per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt per nomina singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 40. Van de kinderen van Aser werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam, van twintig jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
41. Quadraginta millia et mille quingenti. | 41. een en veertig duizend vijfhonderd. |
42. De filiis Nephthali per generationes et familias ac domos cognationum suarum recensiti sunt nominibus singulorum a vigesimo anno et supra, omnes qui poterant ad bella procedere, | 42. Van de kinderen van Nephthali werden volgens de geslachten en familiën en huizen hunner afstamming geteld, een ieder bij zijnen naam van twintig jaar en daarboven, allen, die ten oorlog konden uittrekken, |
43. Quinquaginta tria millia quadringenti. | 43. drie en vijftig duizend vierhonderd. |
44. Hi sunt, quos numeraverunt Moyses et Aaron, et duodecim principes Israel, singulos per domos cognationum suarum. | 44. Dat zijn degenen, die Moses en Aäron en de twaalf vorsten van Israël hebben geteld, een ieder volgens de huizen hunner afstamming. |
[pagina 522]
45. Fueruntque omnis numerus filiorum Israel per domos et familias suas a vigesimo anno et supra, qui poterant ad bella procedere, | 45. En het gansche getal der kinderen van Israël volgens hunne huizen en familiën, van twintig jaar en daarboven, die ten oorlog konden uittrekken, bedroeg |
46. Sexcenta tria millia virorum quingenti quinquaginta. | 46. zeshonderd- en drie duizend vijfhonderd en vijftig mannenGa naar voetnoot8). |
47. Levitae autem in tribu familiarum suarum non sunt numerati cum eis. | 47. De Levieten echter werden naar den stam hunner familiën niet met hen geteld. |
48. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 48. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
49. Tribum Levi noli numerare, neque pones summam eorum cum filiis Israel: | 49. Den stam Levi zult gij niet tellen en hun getal niet voegen bij de kinderen van Israël, |
50. Sed constitue eos super tabernaculum testimonii et cuncta vasa ejus, et quidquid ad ceremonias pertinet. Ipsi portabunt tabernaculum et omnia utensilia ejus: et erunt in ministerio, ac per gyrum tabernaculi metabuntur. | 50. maar stel hen aan over den tabernakel der getuigenis en over al het gereedschap daarvan en over alles wat tot den heiligen dienst behoort. Zij zullen den tabernakel en al zijne benoodigdheden dragen, en zij zullen dien bedienen en zich rondom den tabernakel legeren. |
51. Cum proficiscendum fuerit, deponent Levitae tabernaculum: cum castrametandum, erigent: quisquis externorum accesserit, occidetur. | 51. Wanneer men moet optrekken, zullen de Levieten den tabernakel uit elkander nemen; wanneer men moet legeren, zullen zij hem oprichten. Iedere vreemdeGa naar voetnoot9), die toetreedt, zal gedood worden. |
52. Metabuntur autem castra filii Israel unusquisque per turmas et cuneos atque exercitum suum. | 52. De kinderen van Israël nu zullen zich legeren, een ieder volgens zijne afdeelingen en gelederen en legerschaarGa naar voetnoot10). |
53. Porro Levitae per gyrum tabernaculi figent tentoria, ne fiat indignatio super multitudinem filiorum Israel, et excubabunt in custodiis tabernaculi testimonii. | 53. Doch de Levieten zullen rondom den tabernakel hunne tenten plaatsen, opdat er geen toorn kome over de menigte der kinderen van Israël, en zij zullen de wacht houden ter bewaking van den tabernakel der getuigenis. |
54. Fecerunt ergo filii Israel juxta omnia quae praeceperat Dominus Moysi. | 54. De kinderen van Israël deden dan overeenkomstig al wat de Heer aan Moses geboden had. |
- voetnoot1)
- Vgl. Exod. I noot 1.
- voetnoot2)
- Hebr.: ‘tabernakel der samenkomst’. Vgl. Exod. XXVII noot 18 in het midden.
- voetnoot3)
- Der maand Ziv (Vulg. ‘Zio’, zie III Reg. VI 1) of Ijar, welke op de paaschmaand volgde.
- voetnoot4)
- Derhalve ééne maand na de oprichting des tabernakels. Vgl. Exod. XL 15.
- voetnoot5)
- Elke stam was verdeeld in geslachten (zie Gen. XLVI noot 14) en wederom elk geslacht in verschillende familiën of ‘vaderlijke huizen’, gelijk de grondtekst heeft. - De stam Levi bleef buiten telling. Zie v. 47.
- voetnoot6)
- De vorsten der stammen, die, een ieder in zijnen stam, het hoog bewind voerden over de geslachten en huizen, zouden bij die telling hunne hulp verleenen.
- voetnoot7)
- Hebr.: v. 17 ‘En Moses en Aäron namen (nl. om de volkstelling te houden) deze mannen, die met (hunne) namen zijn opgeteekend; v. 18 en zij verzamelden de gansche gemeente’ enz.
- voetnoot8)
- Exod. XXXVIII 25 geeft hetzelfde getal. Daar en hier is dus eigenlijk eenzelfde telling bedoeld. De geringe wijziging in de getalsterkte tijdens de weinige maanden na de betaling van het hoofdgeld kwam, bij deze opschrijving voor den krijgsdienst, niet in aanmerking. Vgl. Exod. t.a.p. noot 8 aan het einde. Uit de ronde cijfers der opgave blijkt overigens genoeg, dat niet juist de uiterste nauwkeurigheid hier gezocht moet worden.
- voetnoot9)
- Ieder, die niet tot den stam Levi behoort.
- voetnoot10)
- Hebr.: ‘een ieder bij zijne legerafdeeling en een ieder bij zijne banier volgens hunne scharen’.