De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XXIII.
|
1. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 1. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
2. Loquere filiis Israel, et dices ad eos: Hae sunt feriae Domini, quas vocabitis sanctas. | 2. Spreek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: Dit zijn de feesten des Heeren, welke gij heilig zult noemenGa naar voetnoot1). |
[pagina 487]
3. Sex diebus facietis opus: dies septimus, quia sabbati requies est, vocabitur sanctus: omne opus non facietis in eo: sabbatum Domini est in cunctis habitationibus vestris. | 3. Zes dagen zult gij werken; de zevende dag zal, omdat het de rust van den sabbat is, heilig genoemd wordenGa naar voetnoot2); geenerlei werk zult gij daarop doen; het is de sabbat des Heeren in al uwe woonsteden. |
4. Hae sunt ergo feriae Domini sanctae, quas celebrare debetis temporibus suis. | 4. Dit zijn dan de heilige feesten des Heeren, welke gij vieren moetGa naar voetnoot3) op hunne tijden. |
5. Mense primo, quartadecima die mensis ad vesperum, Phase Domini est: Exod. XII 18; Num. XXVIII 16. | 5. In de eerste maand, den veertienden dag der maand, tegen den avond, is het Paschen des HeerenGa naar voetnoot4); |
6. Et quintadecima die mensis hujus, solemnitas azymorum Domini est. Septem diebus azyma comedetis. | 6. en den vijftienden dag dier maand is het hoogfeest der ongedeesemde brooden des Heeren. Zeven dagen zult gij ongedeesemd brood eten. |
7. Dies primus erit vobis celeberrimus, sanctusque: omne opus servile non facietis in eo: | 7. De eerste dag zal u allerplechtigst en heilig zijn; geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doen, |
8. Sed offeretis sacrificium in igne Domino septem diebus: dies autem septimus erit celebrior et sanctior: nullumque servile opus facietis in eo. | 8. maar gij zult den Heer een vuuroffer opdragen zeven dagen lang; de zevende dag nu zal plechtiger en heiliger zijn, en geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doenGa naar voetnoot5). |
9. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 9. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
10. Loquere filiis Israel, et dices ad eos: Cum ingressi fueritis terram, quam ego dabo vobis, et messueritis segetem, feretis manipulos spicarum, primitias messis vestrae ad sacerdotem: | 10. Spreek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: Wanneer gij in het land komt, dat Ik u zal geven, en het gewas inoogst, zult gij samengebonden korenaren, de eerstelingen van uwen oogstGa naar voetnoot6), naar den priester brengen; |
11. Qui elevabit fasciculum coram Domino, ut acceptabile sit pro vobis, altero die sabbati, et sanctificabit illum. | 11. en deze zal de schoof opheffen voor den Heer, opdat het welgevallig zij te uwer gunste, daags na den sabbat, en hij zal ze heiligenGa naar voetnoot7). |
[pagina 488]
12. Atque in eodem die quo manipulus consecratur, caedetur agnus immaculatus anniculus in holocaustum Domini. | 12. En op denzelfden dag, dat de garf wordt toegewijd, zal een smetteloos, éénjarig lam geslacht worden ten brandoffer des Heeren. |
13. Et libamenta offerentur cum eo, duae decimae similae conspersae oleo in incensum Domini, odoremque suavissimum: liba quoque vini, quarta pars hin. | 13. En als bijoffers zullen daarbij worden opgedragen twee tienden tarwebloem, met olie beslagenGa naar voetnoot8), ten vuuroffer des Heeren en ten allerwelriekendsten geur, ook een plengoffer van wijn, het vierde deel van eene hinmaat. |
14. Panem, et polentam, et pultes non comedetis ex segete, usque ad diem qua offeretis ex ea Deo vestro. Praeceptum est sempiternum in generationibus, cunctisque habitaculis vestris. | 14. Brood en geroosterdGa naar voetnoot9) en kooksel zult gij van het gewas niet eten tot op den dag, dat gij daarvan aan uwen God zult offeren. Een altijddurend gebod is het in uwe geslachten en in al uwe woonplaatsen. |
15. Numerabitis ergo ab altero die sabbati, in quo obtulistis manipulum primitiarum, septem hebdomadas plenas, Deut. XVI 9. | 15. Gij zult voorts van daags na den sabbat, waarop gij de schoof der eerstelingen hebt aangeboden, zeven volle wekenGa naar voetnoot10) tellen |
16. Usque ad alteram diem expletionis hebdomadae septimae, id est quinquaginta dies: et sic offeretis sacrificium novum Domino | 16. tot daags na de voleinding der zevende week, te weten vijftig dagen; en aldus zult gij den Heer een nieuw spijsoffer opdragen |
17. Ex omnibus habitaculis vestris, panes primitiarum duos de duabus decimis similae fermentatae, quos coquetis in primitias Domini. | 17. uit al uwe woonplaatsen, twee brooden der eerstelingenGa naar voetnoot11) uit twee tienden gedeesemde tarwebloem, welke gij bakken zult tot eerstelingen des Heeren. |
18. Offeretisque cum panibus septem agnos immaculatos anniculos, et vitulum de armento unum, et | 18. En bij de brooden zult gij zeven smettelooze, éénjarige lammeren aanbieden alsook één var uit |
[pagina 489]
arietes duos, et erunt in holocaustum cum libamentis suis, in odorem suavissimum Domino. | de runderkudde en twee rammen, en zij zullen tot brandoffer strekken met hunne bijoffersGa naar voetnoot12) ten allerwelriekendsten geur voor den Heer. |
19. Facietis et hircum pro peccato, duosque agnos anniculos hostias pacificorum. | 19. Gij zult ook eenen bok offeren voor de zonde en twee éénjarige lammeren als vredeoffers. |
20. Cumque elevaverit eos sacerdos cum panibus primitiarum coram Domino, cedent in usum ejus. | 20. En wanneer de priester die met de brooden der eerstelingen opgeheven heeft voor den Heer, zullen zij hem ten gebruik toebehoorenGa naar voetnoot13). |
21. Et vocabitis hunc diem celeberrimum, atque sanctissimum: omne opus servile non facietis in eo. Legitimum sempiternum erit in cunctis habitaculis, et generationibus vestris. | 21. En gij zult dien dag allerplechtigst en allerheiligst noemenGa naar voetnoot14); geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doen. Een altoosdurende wet zal het zijn in al uwe woonplaatsen en geslachten. |
22. Postquam autem messueritis segetem terrae vestrae, non secabitis eam usque ad solum: nec remanentes spicas colligetis, sed pauperibus et peregrinis dimittetis eas. Ego sum Dominus Deus vester. | 22. Wanneer gij nu het gewas van uw land inoogst, zult gij dit niet tot den grond toe afsnijden; en de overblijvende aren zult gij niet verzamelen, maar die aan de armen en vreemdelingen overlatenGa naar voetnoot15). Ik ben de Heer, uw God. |
23. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 23. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
24. Loquere filiis Israel: Mense septimo, prima die mensis, erit vobis sabbatum, memoriale, clan- | 24. Spreek tot de kinderen van Israël: In de zevende maand, den eersten dag der maandGa naar voetnoot16), zal u een |
[pagina 490]
gentibus tubis, et vocabitur sanctum: Num. XXIX 1. | sabbat zijn, een gedenkdag met bazuingeschal, en die zal heilig genoemd wordenGa naar voetnoot17); |
25. Omne opus servile non facietis in eo, et offeretis holocaustum Domino. | 25. Geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doen en gij zult den Heer een brandofferGa naar voetnoot18) opdragen. |
26. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 26. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
27. Decimo die mensis hujus septimi, dies expiationum erit celeberrimus, et vocabitur sanctus: affligetisque animas vestras in eo, et offeretis holocaustum Domino. Supra XVI 29; Num. XXIX 7. | 27. Den tienden dag van die zevende maand zal de verzoendag zijn, allerplechtigst zal hij zijn en heilig genoemd wordenGa naar voetnoot19); en daarop zult gij uwe zielen kastijden en den Heer een brandoffer opdragenGa naar voetnoot20). |
28. Omne opus servile non facietis in tempore diei hujus: quia dies propitiationis est, ut propitietur vobis Dominus Deus vester. | 28. Geenerlei slaafsch werk zult gij gedurende dien dag doen, want het is de verzoendag, ten einde aan u verzoening schenke de Heer, uw God. |
29. Omnis anima, quae afflicta non fuerit die hac, peribit de populis suis: | 29. Al wie zich niet kastijdt op dien dag, zal vergaan uit zijne volksgenooten; |
30. Et quae operis quippiam fecerit delebo eam de populo suo. | 30. en wie eenig werk doet, dien zal Ik verdelgen uit zijn volk. |
31. Nihil ergo operis facietis in eo: legitimum sempiternum erit vobis in cunctis generationibus, et habitationibus vestris. | 31. Geenerlei werk dan zult gij daarop doen; een altijddurende wet zal het voor u zijn in al uwe geslachten en woonsteden. |
32. Sabbatum requietionis est, et affligetis animas vestras die nono mensis: A vespera usque ad vesperam celebrabitis sabbata vestra. | 32. Een sabbat van rust is het en gij zult uwe zielen kastijden den negenden dag der maandGa naar voetnoot21); van den avond tot den avond zult gij uwe sabbatdagen vieren. |
33. Et locutus est Dominus ad Moysen, dicens: | 33. En de Heer sprak tot Moses, zeggende: |
34. Loquere filiis Israel: A quintodecimo die mensis hujus septimi, | 34. Spreek tot de kinderen van Israël: Van den vijftienden dag |
[pagina 491]
erunt feriae tabernaculorum septem diebus Domino. | dezer zevende maand zal het hoogfeest der tenten zijn, zeven dagen voor den Heer. |
35. Dies primus vocabitur celeberrimus atque sanctissimus: omne opus servile non facietis in eo. | 35. De eerste dag zal allerplechtigst en allerheiligst genoemd wordenGa naar voetnoot22); geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doen. |
36. Et septem diebus offeretis holocausta Domino: dies quoque octavus erit celeberrimus atque sanctissimus, et offeretis holocaustum Domino: est enim coetus atque collectae: omne opus servile non facietis in eo. Joann. VII 37. | 36. En zeven dagen zult gij den Heer brandoffersGa naar voetnoot23) opdragen; ook de achtste dag zal allerplechtigst en allerheiligst zijn en gij zult den Heer een brandoffer opdragenGa naar voetnoot24), want het is bijeenkomst en verzamelingGa naar voetnoot25); geenerlei slaafsch werk zult gij daarop doen. |
37. Hae sunt feriae Domini, quas vocabitis celeberrimas atque sanctissimas, offeretisque in eis oblationes Domino, holocausta et libamenta juxta ritum uniuscujusque diei: | 37. Dat zijn de feesten des Heeren, welke gij allerplechtigst en allerheiligst zult noemen, en gij zult daarop den Heer offeranden opdragen, brandoffers en bijoffers overeenkomstig het voorschrift van elken dagGa naar voetnoot26), |
38. Exceptis sabbatis Domini, donisque vestris, et quae offeretis ex voto, vel quae sponte tribuetis Domino. | 38. buiten de sabbatdagen des Heeren en uwe gaven en wat gij wegens gelofte zult offeren of wat gij vrijwillig den Heer zult schenkenGa naar voetnoot27). |
39. A quintodecimo ergo die mensis septimi, quando congregaveritis omnes fructus terrae vestrae, celebrabitis ferias Domini septem diebus: die primo et die octavo erit sabbatum, id est requies. | 39. Van den vijftienden dag dan der zevende maand, wanneer gij alle vruchten van uw land hebt ingezameld, zult gij het feest des Heeren zeven dagen vieren; den eersten en den achtsten dag zal het sabbat zijn, dat is rust. |
40. Sumetisque vobis die primo fructus arboris pulcherrimae, spa- | 40. En gij zult u den eersten dag vruchten nemen van allerschoonst |
[pagina 492]
tulasque palmarum, et ramos ligni densarum frondium, et salices de torrente, et laetabimini coram Domino Deo vestro. | geboomte en palmtakken en meien van boomen met dicht gebladerte en van beekwilgen, en gij zult u verblijden voor den Heer, uwen GodGa naar voetnoot28). |
41. Celebrabitisque solemnitatem ejus septem diebus per annum: legitimum sempiternum erit in generationibus vestris. Mense septimo festa celebrabitis, | 41. En gij zult zijn hoogfeest vieren zeven dagen in het jaar; een altijddurende wet zal het zijn in uwe geslachten. In de zevende maand zult gij het feest vieren, |
42. Et habitabitis in umbraculis septem diebus: omnis, qui de genere est Israel, manebit in tabernaculis: | 42. en gij zult zeven dagen in loofhutten wonen; een ieder, die van Israël's geslacht is, zal in tenten verblijven, |
43. Ut discant posteri vestri quod in tabernaculis habitare fecerim filios Israel, cum educerem eos de terra AEgypti. Ego Dominus Deus vester. | 43. opdat uwe nakomelingen leeren, dat Ik de kinderen van Israël in tenten heb doen wonen, toen Ik hen voerde uit het land EgypteGa naar voetnoot29). Ik ben de Heer, uw God. |
44. Locutusque est Moyses super solemnitatibus Domini ad filios Israel. | 44. En Moses sprak aangaande de hoogfeesten des Heeren tot de kinderen van Israël. |
- voetnoot1)
- Veelal wordt het Hebr. vertaald: ‘welke gij als heilige bijeenkomsten zult uitroepen’ of ‘afkondigen’. Dezelfde zegswijze wordt in v. 4 met celebrare, vieren, vertaald. In plechtige bijeen komst moest Israël zijn kerkelijke feesten vieren.
- voetnoot2)
- Hebr.: ‘den zevenden dag is het de rust van den sabbat (of: volledige rust), heilige bijeenkomst’. Hoewel duidelijk onderscheiden van de jaarlijksche feesten des Heeren (zie het volgende vers), opent hier de sabbat als de dag des Heeren bij uitnemendheid hunne reeks en staat hij ook te dezer plaatse voor de eerste maal uitdrukkelijk aangewezen als een dag, waarop het volk, God ter eere, bijeen zal komen. Vgl. verder Exod. XX 8-11; XXIII 12 en XXXI 13-17.
- voetnoot3)
- Hebr.: ‘feesten des Heeren, heilige bijeenkomsten, welke gij zult uitroepen’ enz.
- voetnoot4)
- Vgl. Exod. XII 2, 6 en 11 en de aanteekeningen.
- voetnoot5)
- Vgl. voor v. 6-8 Exod. XII 15, 16 en de aanteekeningen. Voor allerplechtigst en heilig (v. 7) en plechtiger en heiliger (v. 8) heeft het Hebr.: ‘heilige bijeenkomst’. Vgl. noot 1.
- voetnoot6)
- Welke oogst bedoeld wordt, is duidelijk. Omstreeks den tijd van Paschen, in April, werd met het oogsten der gerst een begin gemaakt, terwijl eerst twee of drie weken later de tarwe rijp werd.
- voetnoot7)
- Opheffen, Hebr. ‘bewegen’. Vgl. Exod. XXIX noot 17. Daags na den sabbat beteekent daags na den feestdag der ongedeesemde brooden of m.a.w. is de zestiende dag der maand Abib (Nisan). Voor deze meest gewone en aloude verklaring pleit, dat ook de groote verzoendag (v. 32 en XVI 31) sabbat genoemd wordt. - In het Hebr. luidt de tweede helft van het vers: ‘daags na den sabbat zal de priester ze bewegen’.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘En zijn spijsoffer (nl. als bijoffer van het brandoffer) twee tienden meelbloem (vanzelf hier gerstemeel) met olie gemengd’ enz. Twee tienden, dubbel zooveel als gewoonlijk (Exod. XXIX 40), werden verordend, want het paste bij een oogstfeest overvloediger nog dan anders van Gods gaven aan God terug te geven. Vgl. verder Lev. XIX noot 24 en II noot 2.
- voetnoot9)
- Vgl. voor gerooste aren II noot 10.
- voetnoot10)
- Vandaar de naam van hoogfeest der Weken. Zie Exod. XXXIV 22 en XXIII noot 13.
- voetnoot11)
- Hebr.: ‘twee brooden ter beweging’. Twee gewone en daarom ook gedeesemde brooden, zooals Israël die in zijne woonplaatsen at, tarwebrooden (Exod. XXIV 22), werden dan, als eerstelingen van den geëindigden tarwenoogst, door de plechtigheid der beweging (Ex. XXIX noot 17) aan God aangeboden. Evenmin als de schoof der eerste aren (v. 11) kwamen zij op het altaar, waarop ook nooit iets gedeesemds geofferd werd. Vgl. v. 20 en II 11 en 12.
- voetnoot12)
- Vgl. Num. XXVIII 26-31, waar een klem verschil in de getallen (hier één var en twee rammen, daar twee varren en één ram) bestaat, dat waarschijnlijk aan eene vergissing van afschrijvers te wijten is. - In plaats van met hunne bijoffers heeft het Hebr.: ‘en hun spijsoffer en hunne drankoffers’.
- voetnoot13)
- Die, d.i. de twee lammeren. Na opgeheven, d.i. na door de plechtigheid der beweging den Heer aangeboden en als vredeoffers geslacht te zijn, werden hunne offerstukken (III 9-11) op het altaar verbrand en behoorden zij overigens, niet enkel voor het priesterlijke gedeelte (VII 34), maar in hun geheel aan den priester als vertegenwoordiger van het volk. - Het vleesch van het zondoffer des volks (v. 19) werd verbrand volgens de wet van IV 21. Vgl. aldaar noot 9.
- voetnoot14)
- Het Hebr. spreekt hier wederom van een heilige bijeenkomst.
- voetnoot15)
- De dank aan God moet zich ook in de werken der naastenliefde toonen. Vandaar deze herhaling van XIX 9. Vgl. Deut. XXIV 19-22.
- voetnoot16)
- De eerste dag der maand Tischri, thans de Joodsche nieuwjaarsdag. Hoewel de Hebreërs naast het kerkelijke ook een burgerlijk of juister een huishoudelijk jaar hadden, dat met de inzameling der vruchten eindigde (Exod. XXIII 16) en met het toebereiden en bezaaien der akkers aanving, schijnt toch de vaststelling van dezen burgerlijken nieuwjaarsdag uit lateren tijd te zijn, daar volgens Exod. t.a.p. het Loofhuttenfeest van den vijftienden Tischri op het einde des jaars gevierd wordt. Ook maakt het Oude Testament nergens van een burgerlijk nieuwjaarsfeest melding. Wellicht dagteekent de eerste Tischri als nieuwjaarsdag uit den tijd der Syrische overheersching, toen de Seleuciedische tijdrekening, welke omstreeks de nachtevening van September het jaar begint, bij de Joden in gebruik kwam.
- voetnoot17)
- Hebr.: ‘een rustdag, een herinnering van (door) geschal, een heilige bijeenkomst’. Het plechtige bazuingeschal herinnerde er aan, dat de zevende maand, de sabbatmaand, begon en geheiligd moest worden.
- voetnoot18)
- Hebr. ‘een vuuroffer’, verzamelwoord voor ‘vuuroffers’. Vgl. voor de buitengewone offers van dien dag Num. XXIX 2-6.
- voetnoot19)
- De grondtekst spreekt wederom van een heilige bijeenkomst.
- voetnoot20)
- Vgl. XVI noot 22. Vgl. voor brandoffer noot 18.
- voetnoot21)
- Vgl. voor sabbat van rust XVI noot 24. Duidelijker nog stelt de grondtekst den aanvang der zelfkastijding of onthouding op den negenden dag ‘des avonds’, nl. bij zonsondergang.
- voetnoot22)
- Hebr.: ‘Op den eersten dag heilige bijeenkomst’.
- voetnoot23)
- Hebr.: ‘vuuroffer’. Dat niet alleen brandoffers werden opgedragen, leert Num. XXIX 12-39.
- voetnoot24)
- Vgl. de twee vorige noten.
- voetnoot25)
- Anderen vertalen: ‘een sluitdag is deze’. Ook de Septuagint heeft hier en elders (Num. XXIX 35; Deut. XVI 8; II Par. VII 9; II Esdr. VIII 18), waar hetzelfde Hebreeuwsche woord voorkomt, ‘exodion’, d.i. ‘slot’ of ‘einde’.
- voetnoot26)
- Hebr.: ‘Dat zijn de feesten van Jehova, welke gij zult uitroepen als heilige bijeenkomsten om Jehova een vuuroffer op te dragen, brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en drankoffers, het werk van elken dag op zijnen dag’. Deze woorden vormen het slot van de reeks der hoogfeesten, welke met v. 4 begon.
- voetnoot27)
- Een uitdrukkelijke vermelding, dat in het voorafgaande niet begrepen is de wekelijksche sabbatsviering met hare offeranden (Num. XXVIII 9), alsook het brengen van gaven, eerstelingen en tienden, en gewone offeranden (XXII 18, 21). Na die tusschenrede (v. 37 en 38) wordt nogmaals van het Loofhuttenfeest gesproken en deszelfs beteekenis en wijze van feestviering nader verklaard.
- voetnoot28)
- Volgens eenigen zijn vruchten letterlijk te verstaan van een soort citroenappelen, volgens anderen zijn daarmede bedoeld de palmtakken en meien, welke de Israëlieten bij de feestvreugde, Jehova lof zingend, in de hand hielden (II Mach. X 6 en 7). Zoo groot was de blijdschap van het Loofhuttenfeest, dat het meermalen (III Reg. VIII 2; XII 32; II Par. VII 8; II Esdr. VIII 14; Ez. XLV 25) eenvoudig ‘feest’ als het feest bij uitnemendheid genoemd wordt.
- voetnoot29)
- Ziedaar de historische beteekenis van dit meest plechtige hoogfeest. Israël moest zoo de herinnering levendig houden aan Gods wondervolle bescherming gedurende het woestijnleven der vaderen. Te gelijk behield het als feest der inzameling (zie v. 39, vgl. Exod. XXIII 16; XXXIV 22) zijn natuurlijke beteekenis. Alle gewas van het vruchtbare land, ooft, olijfolie en wijn was opgeborgen, en in zijn prachtige loofhutten (II Esdr. VIII 15, 16) het verleden met het heden vergelijkend, bracht Israël dank aan God voor zijn rijke zegeningen. Vandaar de groote, de dubbele vreugde op het Loofhuttenfeest, dat dan ook nog een dag langer dan zelfs het Paaschfeest (vgl. v. 36) duren moest.