De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput V.
|
1. Si peccaverit anima, et audierit vocem jurantis, testisque fuerit quod aut ipse vidit, aut conscius est: nisi indicaverit, portabit iniquitatem suam. | 1. Indien iemand zondigt, te weten hij hoort de stem van den zweerder en is getuige, omdat hij zelf of het gezien heeft of er van weet: als hij het niet openbaart, zal hij zijne ongerechtigheid dragenGa naar voetnoot1). |
[pagina 412]
2. Anima quae tetfigerit aliquid immundum, sive quod occisum a bestia est, aut per se mortuum, aut quodlibet aliud reptile: et oblita fuerit immunditiae suae, rea est, et deliquit: | 2. Iemand, die iets onreins aanraakt, hetzij het door een wild dier gedood of vanzelf gestorven is of wel een of ander kruipend dier is, en hij vergeet zijne onreinheid, hij is schuldig en heeft misdrevenGa naar voetnoot2); |
3. Et si tetigerit quidquam de immunditia hominis juxta omnem impuritatem, qua pollui solet, oblitaque cognoverit postea, subjacebit delicto. | 3. en indien hij iets aanraakt van de onreinheid eens menschen, betreffende eenige onreinheid, waardoor men pleegt onrein te worden, en hij het vergeet en naderhand, begrijpt, zal hij aan misdrijf schuldig zijnGa naar voetnoot3). |
4. Anima, quae juraverit, et protulerit labiis suis ut vel male quid faceret, vel bene, et idipsum juramento et sermone firmaverit, oblitaque postea intellexerit delictum suum, | 4. Iemand, die zweert en met zijne lippen uitspreekt om of iets kwaads of iets goeds te doen, en dit met eede en met woorden bevestigt, en die het vergeet en naderhand zijn misdrijf inzietGa naar voetnoot4), |
5. Agat poenitentiam pro peccato, | 5. hij doe boete voor de zondeGa naar voetnoot5) |
6. Et offerat de gregibus agnam sive capram, orabitque pro ea sacerdos et pro peccato ejus: | 6. en offere uit de kudden een ooilam of eene geit, en de priester zal bidden voor hem en voor zijne zonde; |
7. Sin autem non potuerit offerre pecus, offerat duos turtures, vel duos pullos columbarum Domino, unum pro peccato, et alterum in holocaustum, Infra XII 8; Luc. II 24. | 7. als hij echter geen klein vee kan offeren, offere hij twee tortelduiven of twee jonge duiven den Heer, eene voor de zonde en eene ten brandofferGa naar voetnoot6), |
[pagina 413]
8. Dabitque eos sacerdoti: qui primum offerens pro peccato, retorquebit caput ejus ad pennulas, ita ut collo haereat, et non penitus abrumpatur. | 8. en hij zal ze aan den priester geven; en deze, de eerste voor de zonde offerend, zal haren kop omdraaien bij de vleugelen, zoodat die aan den hals blijve hangen en niet geheel en al worde afgescheurd. |
9. Et asperget de sanguine ejus parietem altaris: quidquid autem reliquum fuerit, faciet distillare ad fundamentum ejus, quia pro peccato est. | 9. En hij zal van haar bloed sprengen op den wand van het altaar; maar al wat er overblijft, zal hij aan den voet daarvan laten druipen, omdat het voor de zonde isGa naar voetnoot7). |
10. Alterum vero adolebit in holocaustum, ut fieri solet: rogabitque pro eo sacerdos et pro peccato ejus, et dimittetur ei. | 10. Maar de andere zal hij ontsteken ten brandoffer, zooals het pleegt te geschiedenGa naar voetnoot8); en de priester zal voor hem en voor zijne zonde bidden, en het zal hem vergeven worden. |
11. Quod si non quiverit manus ejus duos offerre turtures, aut duos pullos columbarum, offeret pro peccato suo similae partem ephi decimam: non mittet in eam oleum, nec thuris aliquid imponet, quia pro peccato est. | 11. En bijaldien zijne hand geen twee tortelduiven of twee jonge duiven vermag te offeren, zal hij voor zijne zonde een tiende deel van een ephi tarwebloem offeren; hij zal daarop geen olie doen noch eenigen wierook er bij leggen, omdat het voor de zonde isGa naar voetnoot9). |
12. Tradetque eam sacerdoti: qui plenum ex ea pugillum hauriens, cremabit super altare in monimentum ejus qui obtulerit, | 12. En hij zal dat den priester overreiken; en deze zal daarvan een handvol nemen en op het altaar verbranden tot gedenkgave van dengene, die geofferd heeftGa naar voetnoot10), |
13. Rogans pro illo et expians, reliquam vero partem ipse habebit in munere. | 13. en hij zal voor hem bidden en verzoenen, maar het overige deel zal hij zelfGa naar voetnoot11) als geschenk behouden. |
[pagina 414]
14. Locutusque est Dominus ad Moysen, dicens: | 14. En de Heer sprak tot Moses, zeggendeGa naar voetnoot12): |
15. Anima si praevaricans ceremonias, per errorem in his, quae Domino sunt sanctificata, peccaverit, offeret pro delicto suo arietem immaculatum de gregibus, qui emi potest duobus siclis, juxta pondus Sanctuarii: | 15. Indien iemand de godsdienstwetten overtreedt en door dwaling zondigt ten opzichte van die dingen, welke den Heer zijn toegeheiligd, zal hij voor zijne schuld eenen ram zonder smet uit de kudden offeren, die voor twee sikkels volgens het gewicht van het heiligdom gekocht kan wordenGa naar voetnoot13); |
16. Ipsumque quod intulit damni restituet, et quintam partem ponet supra, tradens sacerdoti, qui rogabit pro eo offerens arietem, et dimittetur ei. | 16. en de schade zelve, welke hij heeft toegebracht, zal hij herstellen, en het vijfde deel daaraan toevoegen en aan den priester geven, die, den ram offerendGa naar voetnoot14), voor hem bidden zal, en het zal hem vergeven worden. |
17. Anima si peccaverit per ignorantiam, feceritque unum ex his quae Domini lege prohibentur, et peccati rea intellexerit iniquitatem suam, | 17. Indien iemand door onwetendheid zondigt en iets doet van hetgeen door de wet des Heeren verboden wordt en, aan zonde schuldig, zijne ongerechtigheid inzietGa naar voetnoot15), |
18. Offeret arietem immaculatum | 18. zal hij eenen ram zonder smet |
[pagina 415]
de gregibus sacerdoti, juxta mensuram, aestimationemque peccati: qui orabit pro eo, quia nesciens fecerit: et dimittetur ei, | uit de kudden den priester brengen volgens de maat en de schatting der zonde; en deze zal voor hem bidden, omdat hij onwetend het deed; en het zal hem vergeven worden, |
19. Quia per errorem deliquit in Dominum. | 19. omdat hij door dwaling misdreven heeft tegen den HeerGa naar voetnoot16). |
- voetnoot1)
- Dat ook hier (v. 1-13) van zondoffers sprake is, bewijst de in den grondtekst achtmaal terugkeerende uitdrukking ‘chattaath’, welke ‘zonde’ en overdrachtelijk ‘zondoffer’ (zie IV noot 8) beteekent. Drie gevallen, welke een zondoffer vorderen, worden opgenoemd: het nalaten van plichtmatige getuigenis in gerechtszaken (v. 1), het verzuimen der zuiveringsvoorschriften na verontreiniging door aanraking (v. 2 en 3) en het uit vergetelheid niet vervullen der onder eede gedane belofte (v. 4). - Voor de stem van den zweerder heeft de grondtekst ‘de stem der bezwering’. Hiermede is bedoeld de vordering onder aanroeping van God (Prov. XXIX 24) om voor de rechtbank getuigenis af te leggen. Wie daaraan niet voldeed, verzuimde zijnen plicht jegens de maatschappij en was schuldig voor God, in wiens naam (Deut. I 17; II Par. XIX 6) de rechters vonnisten. Hij zou daarom, door de menschelijke of door de goddelijke gerechtigheid gestraft, de gevolgen van zijne ongerechtigheid dragen.
- voetnoot2)
- Als iets onreins wordt door den grondtekst aangewezen het doode aas van een onrein wild dier of van een onrein stuk vee of van een onrein kruipend dier. - Hij is schuldig enz. omdat hij zich in zijne onreinheid als een reine heeft gedragen. Er is hier geen spraak van eigenlijke zonde, maar van wettelijke schuld, doordat de zuiveringsvoorschriften der wet niet in acht zijn genomen, al gebeurde dit dan ook zonder kwaad opzet. Vgl. voor de reine en onreine dieren XI.
- voetnoot3)
- Zie de vorige noot. Over de hier bedoelde onreinheid handelt XII-XV.
- voetnoot4)
- Iets kwaads beteekent niet iets zondigs. Een natuurlijk kwaad, bijv. het rechtmatig bestraffen van een schuldige, is bedoeld.
- voetnoot5)
- Uitvoeriger zegt de grondtekst: ‘En indien iemand aangaande iets daarvan (van het v. 1-4 opgenoemde) schuldig is geworden, zal hij belijden waarin hij gezondigd heeft’. Waarschijnlijk gebeurde die schuldbekentenis bij het leggen der hand op den kop van het offerdier. Zie het volgende vers.
- voetnoot6)
- Van v. 7 tot 13 wordt bepaald, waarmede de armen voor hunne zondoffers kunnen volstaan. - Daar de duif een te klein dier was, dan dat haar vet afzonderlijk op het altaar, volgens de wet des zondoffers (IV 35), verbrand kon worden, kwam daarvoor in de plaats het brandoffer der tweede duif. Als het eigenlijke zondoffer diende de eerste voor de bloedsprenging (zie v. 8-10) en kwam zij verder waarschijnlijk (vgl. VI 26) den priester toe.
- voetnoot7)
- Bij het brandoffer der vogelen werd de kop van den romp gescheiden. Zie I 15. De geringe hoeveelheid bloed maakt begrijpelijk, waarom daarmede op minder plechtige wijze gehandeld werd dan met het bloed der viervoetige dieren. - In plaats van omdat het voor de zonde is heeft het Hebr.: ‘het is een zondoffer’. Hetzelfde geldt voor v. 11.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘naar het recht’. Bedoeld is het voorschrift I 14-17.
- voetnoot9)
- De ephi of epha (vgl. Exod. XVI noot 11) wordt berekend op ruim twintig liter. - Olie en wierook behoorden bij het spijsoffer (II 1), maar pasten niet bij dit spijsoffer, omdat het een zondoffer was. Bij het treuren over de aan God misvallige zonde voegde niet de olie, het zinnebeeld der vreugde, noch de aangenaam geurende wierook der aanbidding.
- voetnoot10)
- Van dengene enz. is een verklarende toevoeging der Vulgaat. Vgl. verder II noot 3. Nog voegt de grondtekst er bij: ‘op de vuuroffers van Jehova; het is een zondoffer’.
- voetnoot11)
- De priester, die het gewone zondoffer voltooide door er van te eten en zoo (X 17) verzoening bewerkte.
- voetnoot12)
- Hiermede begint de onderrichting aangaande de met de zondoffers wel verwante, maar daarvan toch onderscheiden schuldoffers. Zij werden gebracht voor die zonden, welke het karakter eener rechtsverkrachting hadden. Het begrip van zonde en rechtsverkrachting worde echter, waar het onmiddellijk Gods recht betreft, in den zin van louter wettelijke schuld en onbewuste (v. 17-19) of zelfs onvrijwillige rechtsschennis (XIV 12) genomen. Verder was het offerdier van het schuldoffer gewoonlijk een ram, somtijds (XIV 12, 21) een lam van het mannelijk geslacht. Een zeer opmerkelijk verschil tusschen de zondoffers en de schuldoffers bestond nog hierin, dat bij de eerste de verzoening door middel van het bloed (expiatio), bij de laatste de vergoeding der veroorzaakte schade, de voldoening (satisfactio), sterk op den voorgrond trad, waarom dan ook alleen bij de zondoffers de bloedsprenging aan de hoornen des altaars geschiedde.
- voetnoot13)
- Eenigszins anders heeft de grondtekst: ‘Indien iemand eene overtreding begaat en door dwaling - vgl. IV 1 “door onwetendheid” en de noot, (het Hebr. heeft op beide plaatsen hetzelfde woord) - zondigt betreffende het heilige van Jehova, dan brenge hij aan Jehova zijn schuldoffer, eenen ram zonder gebreken uit het klein vee, naar uwe schatting (in waarde van) zilveren sikkels volgens den sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer’. De hier bedoelde overtreding bestond in het niet volbrengen der verplichting om de eerstelingen, tienden en andere verordende offergaven (Num. XVIII 12-19) aan de priesters van Jehova te geven. Twee sikkels is meer verklaring dan vertaling. Misschien bleef ‘sikkels’ in den grondtekst opzettelijk zonder verdere bepaling, opdat de prijs van het offerdier, volgens de waardeering der priesters, evenredig zou zijn met de meerdere of mindere schuld. Vgl. verder Exod. XXX noot 9.
- voetnoot14)
- Vgl. VII 1-7.
- voetnoot15)
- Hoewel IV 27-28 tamelijk gelijkluidend is, moet hier, waar een ander offer gevorderd wordt, een andere zonde bedoeld zijn. Zeer waarschijnlijk bestond dit ‘misdrijf tegen den Heer’ (v. 19) hierin, dat iemand de rechten van Jehova als oppersten koning geschonden had, maar daarvan niet bewust was, toen hij zijn wederrechtelijke handeling stelde. Vgl. I Esdr. X 19.
- voetnoot16)
- De grondtekst: ‘Het is een schuldoffer; hij heeft zich schuldig gemaakt tegen Jehova’.