De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 404]
| |||||||||||||||
Caput III.
|
1. Quod si hostia pacificorum fuerit ejus oblatio, et de bobus voluerit offerre, marem sive feminam, immaculata offeret coram Domino. | 1. Bijaldien een vredeofferGa naar voetnoot1) zijn offer is en hij uit de runderen hetzij een mannelijk hetzij een vrouwelijk dier wil offeren, zal hij zulke, die zonder smet zijn, offeren voor den HeerGa naar voetnoot2). |
2. Ponetque manum super caput victimae suae, quae immolabitur in introitu tabernaculi testimonii, fundentque filii Aaron sacerdotes, sanguinem per altaris circuitum. | 2. En hij zal de hand leggen op den kop van zijn offerdier, dat aan den ingang van den tabernakel der getuigenis geslacht zal worden, en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed plengen rondom het altaarGa naar voetnoot3). |
3. Et offerent de hostia pacificorum in oblationem Domino, adipem qui operit vitalia, et quidquid pinguedinis est intrinsecus: Exod. XXIX 13. | 3. En zij zullen van het vredeoffer ten offer voor den Heer opdragen het vet, dat de levensdeelen bedekt, en al het vet, dat daarbinnen isGa naar voetnoot4), |
4. Duos renes cum adipe quo teguntur ilia, et reticulum jecoris cum renunculis. | 4. de twee nieren met het vet, waarmede de weekdarmen gedekt zijnGa naar voetnoot5), en het net van de lever met de nierenGa naar voetnoot6). |
[pagina 405]
5. Adolebuntque ea super altare in holocaustum, lignis igne supposito: in oblationem suavissimi odoris Domino. | 5. En zij zullen dat op het altaar ontsteken ten brandofferGa naar voetnoot7), na vuur onder het hout te hebben gelegd, tot een offer van allerwelriekendsten geur voor den Heer. |
6. Si vero de ovibus fuerit ejus oblatio et pacificorum hostia, sive masculum obtulerit, sive feminam, immaculata erunt. | 6. En indien uit de schapenGa naar voetnoot8) zijn offer en een vredeoffer is, zal het, hetzij hij een mannelijk of een vrouwelijk dier offert, zonder smet zijn. |
7. Si agnum obtulerit coram Domino, | 7. Indien hij een lam voor den Heer offert, |
8. Ponet manum suam super caput victimae suae: quae immolabitur in vestibulo tabernaculi testimonii: fundentque filii Aaron sanguinem ejus per circuitum altaris. | 8. zal hij zijne hand leggen op den kop van zijn offerdier, en het zal geslacht worden in het voorhof van den tabernakel der getuigenis; en de zonen van Aäron zullen het bloed er van plengen rondom het altaar. |
9. Et offerent de pacificorum hostia sacrificium Domino: adipem et caudam totam | 9. En zij zullen van het vredeoffer als offer den Heer opdragen het vet en geheel den staart |
10. Cum renibus, et pinguedinem quae operit ventrem atque universa vitalia, et utrumque renunculum cum adipe qui est juxta ilia, reticulumque jecoris cum renunculis: | 10. met de nierenGa naar voetnoot9), en het vet, dat de ingewanden en al de levensdeelen bedekt, en de beide nieren met het vet, dat aan de weekdarmen is, en het net van de lever met de nierenGa naar voetnoot10); |
11. Et adolebit ea sacerdos super altare in pabulum ignis et oblationis Domini. | 11. en de priester zal dat op het altaar ontsteken tot voedsel voor het vuur en voor het offer des HeerenGa naar voetnoot11). |
[pagina 406]
12. Si capra fuerit ejus oblatio, et obtulerit eam Domino, | 12. Indien eene geit zijn offer is en hij deze den Heer opdraagt, |
13. Ponet manum suam super caput ejus: immolabitque eam in introitu tabernaculi testimonii. Et fundent filii Aaron sanguinem ejus per altaris circuitum. | 13. zal hij zijne hand op haren kop leggen; en hij zal ze slachten aan den ingang van den tabernakel der getuigenis. En de zonen van Aäron zullen haar bloed plengen rondom het altaar. |
14. Tollentque ex ea in pastum ignis dominici, adipem qui operit ventrem, et qui tegit universa vitalia: | 14. En zij zullen er van ten voedsel voor het vuur des Heeren nemen het vet, dat de ingewanden bedekt en dat al de levensdeelen bedekt, |
15. Duos renunculos cum reticulo, quod est super eos juxta ilia, et arvinam jecoris cum renunculis: | 15. de twee nieren met het net, dat daarover is aan de weekdarmen, en het vet van de lever met de nierenGa naar voetnoot12); |
16. Adolebitque ea super altare sacerdos in alimoniam ignis, et suavissimi odoris. Omnis adeps Domini erit | 16. en de priester zal dat op het altaar ontsteken tot spijs voor het vuur en van allerwelriekendsten geur. Alle vet zal den Heer toebehooren |
17. Jure perpetuo in generationibus, et cunctis habitaculis vestris: nec sanguinem nec adipem omnino comedetis. | 17. krachtens een eeuwig recht in uwe geslachten en in al uwe woonstedenGa naar voetnoot13); noch bloed noch vet zult gij ooit etenGa naar voetnoot14). |
- voetnoot1)
- Het vredeoffer heette dat bloedig offer, waardoor de staat van vrede met God, en bijgevolg van zegening en geluk, op bijzondere wijze beteekend en ook wel (zie Judic. XX 26; XXI 4; I Reg. XIII 9; II Reg. XXIV 25) afgesmeekt werd. Het was òf dankoffer voor ontvangen weldaden òf smeekoffer in dagen van onheil en kon ook gelofteoffer of wel geheel vrijwillig offer zijn. Het vredeoffer kenmerkte zich door den daarbij behoorenden maaltijd. Terwijl bij de andere offeranden alles aan Jehova of aan Jehova met zijne priesters toekwam, viel het grootste gedeelte des vredeoffers ten deel aan dengene, die het offer bracht, en strekte ten heiligen maaltijd, het teeken der levensgemeenschap met God.
- voetnoot2)
- Vgl. voor hetzij een vrouwelijk dier en zonder smet I noot 4.
- voetnoot3)
- Vgl. I 3-5, waar dezelfde voorschriften voor het brandoffer gegeven zijn.
- voetnoot4)
- Het vet, dat de levensdeelen, te weten de ingewanden (vgl. Exod. XXIX noot 15), bedekt, is het bij de herkauwende dieren dikwijls zeer vette net, dat het gedarmte bedekt. Met al het vet, dat daarbinnen is, Hebr. ‘dat aan de ingewanden is’, wordt bedoeld het vet van genoemd net, voor zoover het aan de ingewanden vastgegroeid is en daarvan gemakkelijk verwijderd kan worden.
- voetnoot5)
- De grondtekst heeft: ‘En de twee nieren en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is’. Met de laatste woorden is de plaats van dat vet aangewezen. Het wordt gevonden waar de nieren, achter in de lendenstreek, aan de weekdarmen met het net bevestigd zijn.
- voetnoot6)
- Het net van de lever is het zoogenaamde kleine net (omentum minus), dat de lever bedekt. Elders (zie v. 15) wordt vertaald: ‘het vet van de lever’, hetgeen wellicht verkieslijker is. De grondtekst toch heeft letterlijk: ‘het overige van de lever’, waarmede de vetaangroeiing bedoeld kan zijn, welke zich veelal onder het kleine net aan de lever bevindt en als een aanhangsel der lever gerekend mag worden. - De laatste woorden luiden in den grond tekst: ‘bij de nieren (te weten, waar het net of het vet aan de nieren reikt) zal hij het afscheiden’.
- voetnoot7)
- De grondtekst: ‘En de zonen van Aäron zullen het op het altaar ontsteken op het brandoffer’. Volgens zeer velen beteekent dit: op het dagelijksch brandoffer (VI 12; Exod. XXIX 38-42; Num. XXVIII 3, 4). Ook wanneer verschillende offers te zamen gebracht werden, kwam steeds het vredeoffer op de laatste plaats. Vgl. Lev. IX 15-13. Anderen verstaan het Hebr.: Zij zullen het ontsteken evenals het brandoffer, dat (ontstoken wordt) nadat er vuur onder het hout gelegd is.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘Uit het klein vee’. Vgl. v. 12 en I noot 2. Een enkele verordening van v. 9 uitgezonderd, zijn de bepalingen voor dit vredeoffer dezelfde als de vorige.
- voetnoot9)
- In plaats van met de nieren heeft de grondtekst: ‘bij het stuitbeen (os coccygis) zal hij dien afsnijden’. Geheel de vetstaart (vgl. Exod. XXIX noot 14 aan het einde), welke een gewicht van acht tot vijftien kilo kan hebben, moest geofferd worden.
- voetnoot10)
- Vgl. noot 4-6. De grondtekst heeft hier hetzelfde als in v. 3 en 4.
- voetnoot11)
- Hebr.: ontsteken ‘als vuurofferspijze voor Jehova’. Eveneens heet meermalen de offerande het brood van God en het altaar de tafel des Heeren. Daar de H. Schrift dikwijls en duidelijk genoeg het zuiver begrip van Gods geestelijk wezen uitspreekt, moet bij dergelijke zegswijzen, welke ook nog in het laatste der profetische Boeken (Mal. I 7, 12) voorkomen, noodzakelijk aan menschelijke beeldspraak gedacht worden. Die beeldspraak vond hierin haren grond, dat de offerande in het heilige vuur van het altaar des Heeren verteerd werd.
- voetnoot12)
- Vgl. noot 10.
- voetnoot13)
- Van het vleesch der vredeoffers mocht naar aloud recht (Exod. XX noot 19) gegeten worden. Overigens volgt dienaangaande de wettelijke regeling VII 15-21, 31-36. Alle vet echter, te weten dat der in v. 3, 4 en 9 genoemde offerstukken, was aan het gebruik onttrokken. Dit voorschrift betreft niet alleen de geslachte offerdieren, maar ook alle dieren (runderen, schapen en geiten), die geofferd konden worden. Zulks doet de toevoeging in al uwe woonsteden vermoeden. Ook ver van de offerplaats derhalve zou die wet verplichten. Vgl. verder VII 23-25.
- voetnoot14)
- Meer in bijzonderheden wordt dit verbod VII 23-27 herhaald. Ook daar is het, hoewel zelfs buiten den offerdienst en in het dagelijksch leven verplichtend, bij de bepalingen voor de vredeoffers gevoegd. Het staat er in tegenstelling met de toelating om van het vleesch dier offers te eten.