De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XXXIX.
|
1. De hyacintho vero et purpura, vermiculo ac bysso fecit vestes, quibus indueretur Aaron quando ministrabat in sanctis, sicut praecepit Dominus Moysi. Supra XXVIII 6. | 1. Van het donkerblauw nu en het purper, het karmozijn en het byssus maakte hij de kleederen, waarmede Aäron zich kleeden moest, wanneer hij dienst deed in het heiligdom, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
2. Fecit igitur superhumerale de auro, hyacintho, et purpura, coccoque bis tincto, et bysso retorta, | 2. Hij maakte dan het schouderkleedGa naar voetnoot1) van goud, donkerblauw en purper en tweemaal geverfd karmozijn en getwijnd byssus |
3. Opere polymitario, inciditque bracteas aureas, et extenuavit in | 3. in een veelkleurig weefsel; en hij sneed dunne gouden bladen en rekte |
[pagina 388]
fila, ut possent torqueri cum priorum colorum subtegmine, | ze tot draden, zoodat zij konden verwerkt worden met het draad der voornoemde kleuren, |
4. Duasque oras sibi invicem copulatas in utroque latere summitatum, | 4. alsook twee zoomen onderling verbonden aan weerszijden der einden |
5. Et balteum ex eisdem coloribus, sicut praeceperat Dominus Moysi. | 5. en eenen gordel van dezelfde kleuren, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
6. Paravit et duos lapides onychinos, adstrictos et inclusos auro, et sculptos arte gemmaria, nominibus filiorum Israel: | 6. Hij bewerkte ook de twee onyxsteenen, in goud gevat en besloten, en waarin met de kunst des zegelsnijders gesneden waren de namen der zonen van Israël; |
7. Posuitque eos in lateribus superhumeralis in monumentum filiorum Israel, sicut praeceperat Dominus Moysi. | 7. en hij zette ze op de zijden van het schouderkleed ter gedachtenis aan de kinderen van Israël, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
8. Fecit et rationale opere polymito juxta opus superhumeralis, ex auro, hyacintho, purpura, coccoque bis tincto, et bysso retorta: | 8. Hij maakte ook het borstschildGa naar voetnoot2) in een veelkleurig weefsel volgens het maaksel van het schouderkleed, van goud, donkerblauw, purper en tweemaal geverfd karmozijn en getwijnd byssus, |
9. Quadrangulum, duplex, mensurae palmi. | 9. vierkant, dubbel, van de maat eener spanne. |
10. Et posuit in eo gemmarum ordines quatuor. In primo versu erat sardius, topazius, smaragdus. | 10. En hij zette daarop vier rijen van gesteenten. Op de eerste rij was een cornalijn, een topaas, een smaragd; |
11. In secundo, carbunculus, sapphirus, et jaspis. | 11 op de tweede een karbonkel, een saffier en een jaspis; |
12. In tertio, ligurius, achates, et amethystus. | 12. op de derde een liguursteen, een agaat en een amethist; |
13. In quarto, chrysolithus, onychinus, et beryllus, circumdati et inclusi auro per ordines suos. | 13 op de vierde een chrysoliet, een onyx en een beril, rondom in goud gevat volgens hunne rijen. |
14. Ipsique lapides duodecim, sculpti erant nominibus duodecim tribuum Israel, singuli per nomina singulorum. | 14. En in die twaalf steenen waren de namen gesneden der twaalf stammen van Israël, in elken de naam van éénen. |
15. Fecerunt in rationali et catenulas sibi invicem cohaerentes, de auro purissimo: | 15. Zij maakten aan het borstschild ook kleine ketens, welke met elkander samenhingen, van allerzuiverst goud; |
16. Et duos uncinos, totidemque annulos aureos. Porro annulos posuerunt in utroque latere rationalis, | 16. en twee haken en even zoovele ringen van goud. Voorts zetten zij aan weerszijden van het borstschild de ringen. |
[pagina 389]
17. E quibus penderent duae catenae aureae, quas inseruerunt uncinis, qui in superhumeralis angulis eminebant. | 17. waaraan de twee gouden ketens hingen, welke zij aan de haken vastmaakten, die boven op de hoeken van het schouderkleed stonden. |
18. Haec et ante et retro ita conveniebant sibi, ut superhumerale et rationale mutuo necterentur, | 18. Dit paste en van voren en van achteren zoo bij elkander, dat het schouderkleed en het borstschild wederzijds aaneensloten, |
19. Stricta ad balteum et annulis fortius copulata, quos jungebat vitta hyacinthina, ne laxa fluerent, et a se invicem moverentur, sicut praecepit Dominus Moysi. | 19. bij den gordel vastgesnoerd en door de ringen, welke een donkerblauwe band samenhield, nog hechter verbonden, opdat zij niet los zouden nederhangen en niet van elkander zouden schuiven, gelijk de Heer aan Moses bevolen had. |
20. Fecerunt quoque tunicam superhumeralis totam hyacinthinam, | 20. Ook maakten zij het onderkleed van het schouderkleed geheel van donkerblauwGa naar voetnoot3); |
21. Et capitium in superiori parte contra medium, oramque per gyrum capitii textilem: | 21. en de opening voor het hoofd bovenaan in het midden, en rondom die opening voor het hoofd een geweven zoom; |
22. Deorsum autem ad pedes mala punica ex hyacintho, purpura, vermiculo, ac bysso retorta: | 22. en beneden aan de einden granaatappelen van donkerblauw, purper, karmozijn en getwijnd byssus; |
23. Et tintinnabula de auro purissimo, quae posuerunt inter malogranata in extrema parte tunicae per gyrum: | 23. en schelletjes van allerzuiverst goud, welke zij zetten tusschen de granaatappelen op den onderkant van het onderkleed in het rond, |
24. Tintinnabulum autem aureum, et malum punicum, quibus ornatus incedebat pontifex quando ministerio fungebatur sicut praeceperat Dominus Moysi | 24. te weten een gouden schelletje en dan een granaatappel, en daarmede gesierd trad de hoogepriester op, wanneer hij zijn dienstwerk verrichtte, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
25. Fecerunt et tunicas byssinas opere textili Aaron et filiis ejus: | 25. Zij maakten ook de lijfrokken van byssus van geweven werk voor Aäron en zijne zonen; |
26. Et mitras cum coronulis suis ex bysso: | 26. en de hoofdbedekkingen met hare kransen van byssus; |
27. Feminalia quoque linea, byssina: | 27. ook de linnen dijkleederen van byssusGa naar voetnoot4); |
28. Cingulum vero de bysso retorta, hyacintho, purpura, ac vermiculo bis tincto arte plumaria, sicut praeceperat Dominus Moysi. | 28. en den gordelGa naar voetnoot5) van getwijnd byssus, donkerblauw, purper en tweemaal geverfd karmozijn in borduurwerk, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
[pagina 390]
29. Fecerunt et laminam sacrae venerationis de auro purissimo, scripseruntque in ea opere gemmario, Sanctum Domini: | 29. Zij maakten ook de plaat der heilige eerbetooning van allerzuiverst goud en schreven daarin met werk van den zegelsnijder: Heilig den HeerGa naar voetnoot6). |
30. Et strinxerunt eam cum mitra vitta hyacinthina, sicut praeceperat Dominus Moysi. | 30. En zij bonden ze vast aan de hoofdbedekking met een donkerblauwen band, gelijk de Heer aan Moses geboden had. |
31. Perfectum est igitur omne opus tabernaculi et tecti testimonii: feceruntque filii Israel cuncta quae praeceperat Dominus Moysi. | 31. Voltooid werd dan het gansche werk van den tabernakel en van het dak der getuigenisGa naar voetnoot7); en de kinderen van Israël maakten alles, wat de Heer aan Moses geboden had. |
32. Et obtulerunt tabernaculum et tectum et universum supellectilem, annulos, tabulas, vectes, columnas ac bases, | 32. En zij brachten den tabernakelGa naar voetnoot8) en het dak en geheel zijn toebehooren, de ringen, de delen, de sluitboomen, de kolommen en de voetstukken, |
33. Opertorium de pellibus arietum rubricatis, et aliud operimentum de ianthinis pellibus, | 33. het dekkleed van roodgeverfde ramsvellen en de andere bedekking van violetblauwe vellen, |
34. Velum: arcam, vectes, propitiatorium, | 34. het voorhangsel, de ark, de draagboomen, het verzoendeksel, |
35. Mensam cum vasis suis et propositionis panibus: | 35. de tafel met haren toestel en met de toonbrooden; |
36. Candelabrum, lucernas, et utensilia earum cum oleo. | 36. den kandelaar, de lampen en haar gereedschap met de olie; |
37. Altare aureum, et unguentum, et thymiama ex aromatibus: | 37. het gouden altaar en de zalfolie en het reukwerk van specerijen; |
38. Et tentorium in introitu tabernaculi: | 38. en de gordijn voor den ingang van den tabernakel; |
39. Altare aeneum, retiaculum, vectes, et vasa ejus omnia: labrum cum basi sua: tentoria atrii, et columnas cum basibus suis: | 39. het koperen altaar, zijn netwerk, zijne draagboomen en al zijn gereedschap; het waschvat met zijn voetstuk; de gordijnen van het voorhof en de kolommen met hare voetstukken; |
40. Tentorium in introitu atrii, funiculosque illius et paxillos. Nihil ex vasis defuit, quae in ministerium tabernaculi, et in tectum foederis jussa sunt fieri. | 40. de gordijn voor den ingang van het voorhof en hare koorden en pinnen. Niets ontbrak er aan de benoodigdheden, welke ten dienste van den tabernakel en van het dak des verbonds naar het bevel gemaakt moesten worden. |
[pagina 391]
41. Vestes quoque, quibus sacerdotes utuntur in Sanctuario, Aaron scilicet et filii ejus, | 41. Ook de kleederen, welke de priesters, te weten Aäron en zijne zonen, in het heiligdom dragen, |
42. Obtulerunt filii Israel, sicut praeceperat Dominus. | 42. brachten de kinderen van Israël, gelijk de Heer geboden hadGa naar voetnoot9). |
43. Quae postquam Moyses cuncta vidit completa, benedixit eis. | 43. En nadat Moses gezien had dat alles voltooid was, zegende hij hen. |
- voetnoot1)
- Vgl. XXVIII 6-12.
- voetnoot2)
- Vgl. XXVIII 15-29. Alleen van de oerim en toemmim (XXVIII 30) wordt niet gesproken.
- voetnoot3)
- Vgl. XXVIII 31-35.
- voetnoot4)
- Vgl. XXVIII 40-43. Voor kransen heeft het Hebr. ‘versierselen’.
- voetnoot5)
- Waarschijnlijk waren ook de gewone priesters met zulke gordels gesierd en is gordel hier, evenals XXIX 8, verzamelwoord.
- voetnoot6)
- Vgl. XXVIII 36-38. Wat het opschrift der plaat betreft, heeft het Hebr. daar (v. 36) en hier volmaakt hetzelfde.
- voetnoot7)
- Vgl. voor tabernakel. Hebr. ‘woning’ en voor dak, Hebr. ‘tent’ XXVI noot 4 en 9. Dak of tent der getuigenis is geheel de tabernakel. Vgl. XXVII noot 18.
- voetnoot8)
- Hebr. ‘tot Moses’.
- voetnoot9)
- Gelet op de tweemaal veertig dagen, dat Moses op den Sinaï vertoefde, alsook op den tusschentijd, welke die twee afzonderingen van elkander scheidde, zal, bij vergelijking van XIX noot 1 en XL 2, geheel de bouw des tabernakels ruim zes maanden geduurd hebben.