De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XXI.
|
1. Haec sunt judicia quae propones eis. | 1. Dit zijn de rechtenGa naar voetnoot1), welke gij hun zult voorstellen: |
2. Si emeris servum Hebraeum, sex annis serviet tibi: in septimo egredietur liber gratis. Deut. XV 12; Jer. XXXIV 14. | 2. Als gij een Hebreeuwschen knechtGa naar voetnoot2) koopt, zal hij u zes jaren dienen; in het zevende zal hij vrij, om niet, heengaanGa naar voetnoot3). |
3. Cum quali veste intraverit, cum tali exeat: si habens uxorem, et uxor egredietur simul. | 3. Met het kleed, waarmede hij is ingekomen, vertrekke hijGa naar voetnoot4); als hij eene huisvrouw had, zal ook zijne huisvrouw te gelijk heengaan. |
4. Sin autem dominus dederit illi uxorem, et peperit filios et filias: mulier et liberi ejus erunt domini sui, ipse vero exibit cum vestitu suo. | 4. Maar indien zijn heer hem eene huisvrouw gegeven en zij zonen en dochters gebaard heeft, zullen de vrouw en hare kinderen haren heer toebehooren, en hij zal met zijne kleeding vertrekkenGa naar voetnoot5). |
[pagina 299]
5. Quod si dixerit servus: Diligo dominum meum et uxorem ac liberos, non egrediar liber: | 5. Bijaldien de knecht zal zeggen: Ik heb mijnen heer en mijne huisvrouw en mijne kinderen lief, ik wil niet vrij heengaanGa naar voetnoot6); |
6. Offeret eum dominus diis, et applicabitur ad ostium et postes, perforabitque aurem ejus subula: et erit ei servus in saeculum. | 6. dan zal hem zijn heer voor de godenGa naar voetnoot7) brengen en hem doen naderen tot de deur en de deurposten, en hij zal hem het oor met eene priem doorboren; en deze zal hem knecht zijn voor eeuwigGa naar voetnoot8). |
7. Si quis vendiderit filiam suam in famulam, non egredietur sicut ancillae exire consueverunt. | 7. Als iemand zijne dochter tot dienstmaagdGa naar voetnoot9) verkoopt, zal zij niet heengaan, gelijk de dienstmaagden plegen te vertrekkenGa naar voetnoot10). |
8. Si displicuerit oculis domini sui cui tradita fuerat, dimittet eam: populo autem alieno vendendi non habebit potestatem, si spreveriteam. | 8. Als zij mishaagt aan de oogen van haren heer, aan wien zij werd overgegeven, zal hij haar wegzendenGa naar voetnoot11), maar hij zal geen macht hebben haar aan een vreemd volk te verkoopen, als hij haar versmaadtGa naar voetnoot12). |
9. Sin autem filio suo desponderit | 9. En indien hij haar aan zijnen |
[pagina 300]
eam, juxta morem filiarum faciet illi. | zoon verlooft, zal hij met haar naar de wijze der dochters doenGa naar voetnoot13). |
10. Quod si alteram ei acceperit, providebit puellae nuptias, et vestimenta, et pretium pudicitiae non negabit. | 10. Bijaldien hij eene andere voor hem neemt, zal hij voor het huwelijk der jongedochter zorgen, en kleederen en den prijs der maagdelijkheid haar niet weigerenGa naar voetnoot14). |
11. Si tria ista non fecerit, egredietur gratis absque pecunia. | 11. Indien hij die drie dingen niet doet, zal zij heengaan om niet, zonder losgeldGa naar voetnoot15). |
12. Qui percusserit hominem volens occidere, morte moriatur. Lev. XXIV 17. | 12. Wie eenen mensch verslaat met den wil om te dooden, den dood zal hij sterven. |
13. Qui autem non est insidiatus, sed Deus illum tradidit in manus ejus: constituam tibi locum in quem fugere debeat. Deut. XIX 2, | 13. Deed hij echter geen aanslag, maar leverde God hem in zijne handen, dan zal Ik u eene plaats bepalen, werwaarts hij vluchten moetGa naar voetnoot16). |
14. Si quis per industriam occiderit proximum suum, et per insidias: ab altari meo evelles eum, ut moriatur. | 14. Indien iemand voorbedachtelijk en bij aanslag zijnen naaste gedood heeft, van mijn altaarGa naar voetnoot17) zult gij hem wegsleepen, opdat hij sterve. |
15. Qui percusserit patrem suum aut matrem, morte moriatur. | 15. Wie zijnen vader of zijne moeder slaatGa naar voetnoot18), den dood zal hij sterven. |
16. Qui furatus fuerit hominem, et vendiderit eum, convictus noxae, morte moriatur. | 16. Wie eenen mensch steelt en hem verkoopt, hij zal, van schuld overtuigd, den dood stervenGa naar voetnoot19). |
[pagina 301]
17. Qui maledixerit patri suo, vel matri, morte moriatur. Lev. XX 9; Prov. XX 20; Matth. XV 4; Marc. VII 10. | 17. Wie zijnen vader of zijne moeder verwenschtGa naar voetnoot20), den dood zal hij sterven. |
18. Si rixati fuerint viri, et percusserit alter proximum suum lapide vel pugno, et ille mortuus non fuerit, sed jacuerit in lectulo: | 18. Als mannen twisten en de een den ander met een steen of met de vuist slaat, en deze niet sterft, maar bedlegerig wordt: |
19. Si surrexerit, et ambulaverit foris super baculum suum, innocens erit qui percusserit, ita tamen ut operas ejus, et impensas in medicos restituat. | 19. als hij opstaat en buiten, op zijnen staf leunend, wandelt, zal degene, die geslagen heeft, onschuldig zijn, zoo nochtans, dat hij diens arbeid en de kosten voor de geneesheeren vergoedtGa naar voetnoot21). |
20. Qui percusserit servum suum, vel ancillam virga, et mortui fuerint in manibus ejus, criminis reus erit. | 20. Wie zijnen knecht of zijne dienstmaagd met eene roede slaat en zij sterven onder zijne handen, hij zal aan misdaad schuldig zijnGa naar voetnoot22). |
21. Sin autem uno die vel duobus supervixerit, non subjacebit poenae, quia pecunia illius est. | 21. Wanneer die echter nog één of twee dagen in leven is gebleven, zal hij niet aan straf onderworpen zijn, want hij is zijn geldGa naar voetnoot23). |
22. Si rixati fuerint viri, et percusserit quis mulierem praegnantem, et abortivum quidem fecerit, sed ipsa vixerit: subjacebit damno quan- | 22. Als mannen twist hebben en een slaat een zwangere vrouwGa naar voetnoot24) en veroorzaakt wel is waar eene misgeboorte, maar zij blijft in leven, |
[pagina 302]
tum maritus mulieris expetierit, et arbitri judicaverint. | dan zal hij de schade dragen, zooveel als de echtgenoot der vrouw vordert en de scheidslieden uitwijzenGa naar voetnoot25). |
23. Sin autem mors ejus fuerit subsecuta, reddet animam pro anima, | 23. Wanneer echter haar dood volgt, zal hij leven voor leven geven, |
24. Oculum pro oculo, dentem pro dente, manum pro manu, pedem pro pede, Lev. XXIV 20; Deut. XIX 21; Matth. V 38. | 24. oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, |
25. Adustionem pro adustione, vulnus pro vulnere, livorem pro livore. | 25. brandwond voor brandwond, kwetsuur voor kwetsuur, kneuzing voor kneuzingGa naar voetnoot26). |
26. Si percusserit quispiam oculum servi sui aut ancillae, et luscos eos fecerit, dimittet eos liberos pro oculo quem eruit. | 26. Als iemand het oog van zijnen knecht of van zijne dienstmaagd treft en hen eenoogig maakt, zal hij hen vrij wegzenden voor het oog, dat hij heeft uitgeslagen. |
27. Dentem quoque si excusserit servo vel ancillae suae, similiter dimittet eos liberos. | 27. Ook als hij zijnen knecht of zijne dienstmaagd een tand uitslaat, zal hij eveneens hen vrij wegzenden. |
28. Si bos cornu percusserit virum aut mulierem, et mortui fuerint, lapidibus obruetur: et non comedentur carnes ejus, dominus quoque bovis innocens erit. | 28. Als een rundGa naar voetnoot27) eenen man of eene vrouw stoot en zij sterven, zal het gesteenigd worden en zijn vleesch zal niet gegeten wordenGa naar voetnoot28); voorts zal de eigenaar van het rund onschuldig zijn. |
29. Quod si bos cornupeta fuerit ab heri et nudiustertius, et contestati sunt dominum ejus, nec recluserit eum, occideritque virum aut mulierem: et bos lapidibus obruetur, et dominum ejus occident. | 29. Bijaldien het rund sedert gisteren en eergisteren stootig was en men zijnen eigenaar gewaarschuwd heeft en hij het niet heeft opgesloten, en het heeft eenen man of eene vrouw gedood, dan zal èn het rund gesteenigd worden èn zijnen eigenaar zal men dooden. |
30. Quod si pretium fuerit ei im- | 30. Bijaldien hem een losprijs is |
[pagina 303]
positum, dabit pro anima sua quidquid fuerit postulatus. | opgelegd, zal hij voor zijn leven geven zooveel van hem gevorderd wordtGa naar voetnoot29). |
31. Filium quoque et filiam si cornu percusserit, simili sententiae subjacebit. | 31. Ook als het eenen zoon en eene dochterGa naar voetnoot30) gestooten heeft, zal hij aan hetzelfde vonnis onderworpen zijn. |
32. Si servum, ancillamque invaserit, triginta siclos argenti domino dabit, bos vero lapidibus opprimetur. | 32. Als het eenen knecht en eene dienstmaagdGa naar voetnoot31) heeft aangetast, zal hij dertig sikkels zilver aan hunnen heer geven, het rund echter zal gesteenigd worden. |
33. Si quis aperuerit cisternam, et foderit, et non operuerit eam, cecideritque bos aut asinus in eam, | 33. Als iemand eenen put opent en graaft en dien niet dekt, en rund of ezelGa naar voetnoot32) daarin vallen, |
34. Reddet dominus cisternae pretium jumentorum: quod autem mortuum est; ipsius erit. | 34. zal de eigenaar van den put den prijs der dieren betalen, maar het gestorvene zal het zijne zijn. |
35. Si bos alienus bovem alterius vulneraverit, et ille mortuus fuerit: vendent bovem vivum, et divident pretium, cadaver autem mortui inter se dispertient. | 35. Als iemands rund het rund van een ander wondt en dit sterft, zal men het levende rund verkoopen en den prijs verdeelen, en het lichaam van het gestorvene zal men onderling deelen. |
36. Sin autem sciebat quod bos cornupeta esset ab heri et nudiustertius, et non custodivit eum dominus suus: reddet bovem pro bove, et cadaver integrum accipiet. | 36. Wanneer echter de eigenaar wist, dat zijn rund sedert gisteren en eergisteren stootig was, en hij het niet bewaakt heeft, zal hij rund voor rund geven en het doode zal hij in zijn geheel ontvangen. |
- voetnoot1)
- Van de burgerlijke wetten, welke de orde in de maatschappij handhaven, is hier sprake. Een aanvang wordt gemaakt met die wetten, welke de onderlinge betrekkingen der bijzondere personen regelen. Allereerst komen de bepalingen betreffende de minderen, de Hebreeuwsche slaven.
- voetnoot2)
- Op verschillende wijze kon een Hebreër in slavernij geraken. Vgl. XXII 3; Lev. XXV 39.
- voetnoot3)
- Bovendien moest de meester hem van het noodige voorzien. Vgl. Deut. XV 12-18. De bepaling van het zevende jaar was in overeenstemming met het begrip van de sabbatsrust XX 10; Lev. XXV 4; Deut. XV 2. Nergens echter blijkt het, dat het zevende jaar der vrijlating een sabbatjaar (Lev. XXV 1-7) moest zijn.
- voetnoot4)
- De grondtekst heeft: ‘Indien hij met zijn lijf (d.i. alleen, zonder vrouw) is ingekomen, met zijn lijf’ enz. Het staat in tegenstelling met hetgeen onmiddellijk volgt.
- voetnoot5)
- De grondtekst zegt wederom duidelijker, dat hij dan ‘met zijn lijf’ zal vertrekken. Deze wet steunt op de natuur der dienstbaarheid en veronderstelt, dat de vrouw haar zesjarigen diensttijd nog niet volbracht heeft of dat zij eene uitheemsche, niet-Israëlietische vrouw is. De vrijwaring toch van de altijddurende, de eigenlijke slavernij was een voor de Israëlieten alleen gegeven voorrecht. Wat de verbreking der echtelijke vereeniging ten gevolge dezer verordening aangaat, zij was overeenkomstig de toenmalige zeden en streed niet met den onvolmaakten toestand van het huwelijk in die dagen. Eerst in de Nieuwe Wet van Christus is de huwelijksvereeniging in haar oorspronkelijken staat hersteld en door hare verheffing tot sacrament de volstrekt onverbreekbare vereeniging tusschen éénen man en ééne vrouw geworden.
- voetnoot6)
- Dit kon gemakkelijk voorkomen, omdat de staat van dienstbaarheid ten gevolge der wettelijke voorschriften dragelijk en zelfs voor de armen dikwijls verkieslijk was. Vgl. XXIII 12; Lev. XXV 39, 40; Deut. XII 18.
- voetnoot7)
- De grondtekst kan vertaald worden ‘voor de goden’ of ‘voor God’. Met die zegswijze is, gelijk reeds de Septuagint verklarend vertaalt, ‘het gericht van God’ aangeduid, te weten de plaats, waar de rechters in den naam van God recht spreken. Vgl. Deut. XIX 17 en I 17.
- voetnoot8)
- Na voor de rechters, alzoo met rijp beraad, van zijne vrijheid afstand te hebben gedaan, ontving de knecht het teeken van altijddurende dienstbaarheid, werd hem het oor aan de deurpost van het huis zijns meesters vastgehecht. Zie Deut. XV 17. Door die pijnlijke en ook smadelijke plechtigheid moest ieder Israëliet zooveel mogelijk van het prijsgeven zijner vrijheid worden afgeschrikt.
- voetnoot9)
- Tot dienstmaagd beteekent hier, gelijk het vervolg aantoont, tot huisvrouw van lageren rang of bijvrouw.
- voetnoot10)
- Voor de gewone, niet tot bijvrouw gekochte dienstmaagden van Hebreeuwsch bloed gold de wettelijke vrijlating in het zevende jaar. Vgl. Deut. XV 12. De tot bijvrouw bestemde had hoogere rechten, gelijk de gevallen van v. 8-11 verklaren.
- voetnoot11)
- De grondtekst heeft: ‘Als zij mishaagt aan de oogen van haren heer, die haar voor zich bestemd had, zal hij haar doen loskoopen’. Dit kon geschieden, gelijk het vervolg aanwijst, door een anderen Israëliet, die haar tot bijvrouw verlangde.
- voetnoot12)
- De grondtekst heeft: ‘als hij trouweloos tegen haar handelt’, nl. door haar niet tot bijvrouw te nemen.
- voetnoot13)
- In dit tweede geval behoort hij de tot bijvrouw zijns zoons bestemde dienstmaagd als een zijner dochters te behandelen.
- voetnoot14)
- Volgens de Vulgaat zal de heer in dit derde geval voor de toekomst der gekochte zorg dragen door haar, voorzien van kleederen en ook van geld ter vergoeding voor het verlies der maagdelijkheid, een ander huwelijk te doen sluiten. Volgens den grondtekst echter schijnt de bedoeling te zijn, dat de bijvrouw, wanneer de heer nog een andere bijvrouw voor zich neemt, haar recht op kost, kleeding en samenwoning behoudt en niet tot gewone dienstmaagd verlaagd mag worden.
- voetnoot15)
- Zij zal dan haar volle vrijheid weder verkrijgen, zonder dat de heer haar aan een ander verkoopen of iets van den koopprijs terugvorderen kan.
- voetnoot16)
- Wanneer de doodslag niet aan opzet, maar aan Gods toelating of beschikking, menschelijker wijze gesproken aan een toeval of ongeluk te wijten is (Deut. XIX 4, 5), zal de doodslager zich aan de in het Oosten zoo gebruikelijke bloedwraak onttrekken en naar een der later aan te wijzen vrijsteden vluchten. Vgl. Num. XXXV 11, 12.
- voetnoot17)
- Voor den moordenaar zou nergens eene vrijplaats zijn. Hij moest sterven. Trouwens reeds krachtens de natuurwet alleen heeft de overheid het recht en is zij, in den regel, ook verplicht opzettelijken moord met den dood te straffen, omdat zonder de doodstraf gemeenlijk de misdaad niet voldoende gewroken en de maatschappij niet voldoende beschermd wordt. Vgl. ook Gen. IX 6.
- voetnoot18)
- Van doodslag is geen sprake. Evenals in de wetgeving van Solon wordt die misdaad als te onnatuurlijk niet verondersteld. Slaan beteekent hier volgens de oude Joodsche schriftverklaarders elke ernstige mishandeling of verwonding. - Waar v. 12 hetzelfde woord voor doodslag gebruikt, heeft de grondtekst duidelijker ‘slaan, zoodat hij sterft’.
- voetnoot19)
- Volgens den grondtekst staat op menschenroof de doodstraf, hetzij de geroofde verkocht is, hetzij hij nog in de hand des roovers gevonden wordt. De redelijkheid der strenge straf is duidelijk. De menschelijke vrijheid is in zekeren zin een even kostbare gave als het leven. Vgl. voor de zegswijze eenen mensch stelen Gen. XL 15.
- voetnoot20)
- Evenals ernstige mishandeling werd ook zware beleediging en verwensching der ouders met den dood gestraft, omdat op beide wijzen het ouderlijk gezag, een vertegenwoordiging van Gods majesteit, schandelijk wordt aangerand.
- voetnoot21)
- Bij de wetten tot bescherming van leven en vrijheid worden hier de wetten gevoegd, welke betreffende verwonding van vrijen en vervolgens van dienstbaren de straf bepalen. - Die de verwonding toebracht, zal onschuldig, d.i. niet schuldig aan doodslag, zijn. Hij moest echter aan den geslagene ‘zijn zitten (zijn gedwongen rust) vergoeden en hem doen genezen’, gelijk de grondtekst zegt. Van de boete voor veroorzaakte lichaamsgebreken, waar het vrije burgers betreft, spreekt Lev. XXIV 19, 20.
- voetnoot22)
- Even onbepaald zegt de grondtekst, dat ‘het gewroken zal worden’. Indien voor elk hier bedoeld geval de doodstraf bepaald was, zou dit duidelijk op de gewone wijze zijn uitgedrukt. Waarschijnlijk wordt hier bepaaldelijk op de mishandeling van niet-Israëlietische slaven gelet en stond het aan de rechters om naar gelang van omstandigheden den schuldigen meester te straffen. De Hebreeuwsche knecht toch verloor door de dienstbaarheid het burgerrecht niet en zijn leven werd door de gewone wetsbepaling van v. 12 beschermd.
- voetnoot23)
- In dit geval was er geen vermoeden van opzettelijken doodslag, maar bleek alleen het misbruik in de tuchtiging. Daarvoor nu werd hij reeds gestraft door het verlies van zijnen knecht, want deze was zijn geld, voor geld had de meester hem gekocht.
- voetnoot24)
- Dit kon gebeuren, als de vrouw tusschenbeide kwam (Deut. XXV 11) om de twistenden te scheiden of haren man te helpen.
- voetnoot25)
- De rechtmatigheid van de vordering des mans moest door onpartijdige rechters onderzocht en bepaald worden.
- voetnoot26)
- Nadrukkelijk wordt hier de straf der wedervergelding door de wet afgekondigd en vastgesteld. Waarschijnlijk kon echter die straf meestal met een geldboete worden afgekocht, daar alleen bij moedwilligen doodslag elke losprijs bepaald verboden was. Zie Num. XXXV 31. Door die wettelijk omschreven wedervergelding werd de eigenmachtige wraakneming geenszins geoorloofd verklaard of aangemoedigd, maar integendeel verboden en verhinderd.
- voetnoot27)
- Ook tegen de dieren - bij wijze van voorbeeld wordt het rund genoemd - tracht de wet zooveel mogelijk leven en veiligheid der menschen te beschermen.
- voetnoot28)
- Ter wille van het algemeen belang moest zulk een schadelijk dier worden afgemaakt. Dat het gesteenigd en ter oorzake van het vergoten bloed als onrein beschouwd werd, zoodat geen mensch daarvan mocht eten, gebeurde om het natuurlijk afgrijzen tegen moord en bloedschuld nog dieper in het volk in te prenten. Vgl. Gen. IX 5.
- voetnoot29)
- Een losprijs, die door de rechters bepaald werd, bleef in dit geval toegelaten, omdat de doodslag niet door boos opzet, maar ten gevolge van zorgeloosheid veroorzaakt was.
- voetnoot30)
- Van niet volwassenen is hier sprake.
- voetnoot31)
- Vermoedelijk is hier wederom van niet-Israëlietische slaven sprake. Vgl. noot 22. Dertig sikkels zal de gemiddelde prijs voor een volwassen slaaf geweest zijn. De nog jeugdige Joseph werd voor twintig sikkels verkocht. Zie Gen. XXXVII 28.
- voetnoot32)
- Na de bescherming des levens volgt de bescherming des eigendoms. Rund of ezel worden bij wijze van voorbeeld genoemd. Het vee was de voornaamste bezitting.