De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||
Caput VIII.
|
1. Dixit quoque Dominus ad Moysen: Ingredere ad Pharaonem, et dices ad eum: Haec dicit Dominus: Dimitte populum meum, ut sacrificet mihi: | 1. Ook zeide de Heer tot Moses: Ga tot Pharao en gij zult tot hem zeggen; Dit zegt de Heer: Laat mijn volk heengaan om aan Mij te offeren. |
2. Sin autem nolueris dimittere, ecce ego percutiam omnes terminos tuos ranis. | 2. Wilt gij het echter niet laten heengaan, zie, dan zal Ik uw gansche gebied slaan met kikvorschen. |
3. Et ebulliet fluvius ranas: quae ascendent, et ingredientur domum tuam, et cubiculum lectuli tui, et super stratum tuum, et in domos servorum tuorum, et in populum tuum, et in furnos tuos, et in reliquias ciborum tuorum: | 3. En de stroom zal kikvorschen doen opborrelen, en deze zullen opstijgen en komen binnen uw huis en de kamer, waar uw bed is, en op uwe legerstede en in de huizen uwer dienstknechten en bij uw volk en in uwe bakovens en in het overschot uwer spijzenGa naar voetnoot1). |
4. Et ad te, et ad populum tuum, et ad omnes servos tuos, intrabunt ranae. | 4. En bij u en bij uw volk en bij al uwe dienstknechten zullen de kikvorschen binnenkomen. |
5. Dixitque Dominus ad Moysen: Dic ad Aaron: Extende manum tuam super fluvios ac super rivos et paludes, et educ ranas super terram AEgypti. | 5. En de Heer zeide tot Moses: Zeg tot Aäron: Strek uwe hand uit over de stroomen en over de kanalen en over de poelen en breng de kikvorschen te voorschijn over het land Egypte. |
6. Et extendit Aaron manum super aquas AEgypti, et ascenderunt ranae, operueruntque terram AEgypti. | 6. En Aäron strekte de hand uit over de wateren van Egypte, en de kikvorschen stegen op en bedekten het land Egypte. |
7. Fecerunt autem et malefici per incantationes suas similiter, eduxeruntque ranas super terram AEgypti. Supra VII 22; Sap. XVII 7. | 7. Doch ook de toovenaars deden door hunne toovermiddelen eveneens en brachten de kikvorschen te voorschijnGa naar voetnoot2) over het land Egypte. |
8. Vocavit autem Pharao Moysen et Aaron, et dixit eis: Orate Dominum ut auferat ranas a me et a populo meo: et dimittam populum ut sacrificet Domino. | 8. Pharao nu riep Moses en Aäron en zeide hun: Bidt den Heer, dat Hij de kikvorschen wegneme van mij en van mijn volk, en ik zal het volk laten heengaan om te offeren aan den Heer. |
9. Dixitque Moyses ad Pharaonem: Constitue mihi quando deprecer pro | 9. En Moses zeide tot Pharao: Bepaal mij, wanneer ik zal bidden |
[pagina 242]
te, et pro servis tuis, et pro populo tuo, ut abigantur ranae a te et a domo tua et a servis tuis et a populo tuo: et tantum in flumine remaneant. | voor u en voor uwe dienstknechten en voor uw volk, dat de kikvorschen worden weggedreven van u en van uw huis en van uwe dienstknechten en van uw volk, en dat er slechts in de rivier overblijven. |
10. Qui respondit: Cras. At ille: Juxta, inquit, verbum tuum faciam: ut scias quoniam non est sicut Dominus Deus noster. | 10. Deze nu antwoordde: MorgenGa naar voetnoot3). Waarop hij zeide: Naar uw woord zal ik doen, opdat gij weten moogt, dat er geen is gelijk de Heer, onze God. |
11. Et recedent ranae a te, et a domo tua, et a servis tuis, et a populo tuo: et tantum in flumine remanebunt. | 11. En de kikvorschen zullen wijken van u en van uw huis en van uwe dienstknechten en van uw volk; en slechts in de rivier zullen er overblijven. |
12. Egressique sunt Moyses et Aaron a Pharaone: et clamavit Moyses ad Dominum pro sponsione ranarum quam condixerat Pharaoni. | 12. En Moses en Aäron gingen weg van Pharao; en Moses riep tot den Heer om wille der belofte betreffende de kikvorschen, welke hij aan Pharao gedaan had. |
13. Fecitque Dominus juxta verbum Moysi: et mortuae sunt ranae de domibus, et de villis, et de agris. | 13. En de Heer deed volgens het woord van Moses; en de kikvorschen stierven weg uit de huizen en uit de landhoeven en uit de velden. |
14. Congregaveruntque eas in immensos aggeres, et computruit terra. | 14. En men verzamelde ze tot onmetelijke hoopen en het land werd stinkend. |
15. Videns autem Pharao quod data esset requies, ingravavit cor suum, et non audivit eos, sicut praeceperat Dominus. | 15. Pharao nu ziende, dat er rust was gegeven, verstokte zijn hart en hoorde niet naar hen, gelijk de Heer vooruit gezegd had. |
16. Dixitque Dominus ad Moysen: Loquere ad Aaron: extende virgam tuam, et percute pulverem terrae: et sint sciniphes in universa terra AEgypti. | 16. En de Heer zeide tot Moses: Spreek tot Aäron: Strek uwen staf uit en sla het stof der aarde; en dat er muggen zijn in geheel het land EgypteGa naar voetnoot4). |
17. Feceruntque ita. Et extendit Aaron manum, virgam tenens: percussitque pulverem terrae, et facti sunt sciniphes in hominibus, et jumentis: omnis pulvis terrae versus est in sciniphes per totam terram AEgypti. | 17. En zij deden aldus. En Aäron strekte de hand uit, den staf vasthoudend, en hij sloeg het stof der aarde, en er kwamen muggen op de menschen en op het vee; al het stof der aarde werd veranderd in muggen door geheel het land Egypte. |
18. Feceruntque similiter malefici incantationibus suis, ut educerent | 18. En de toovenaars deden eveneens met hunne tooverkunsten ten |
[pagina 243]
sciniphes, et non potuerunt: erantque sciniphes tam in hominibus quam in jumentis. | einde de muggen te voorschijn te brengen, en zij konden het niet; en de muggen waren zoo op de menschen als op het vee. |
19. Et dixerunt malefici ad Pharaonem: Digitus Dei est hic: induratumque est cor Pharaonis, et non audivit eos sicut praeceperat Dominus. | 19. En de toovenaars zeiden tot Pharao: De vinger Gods is hierGa naar voetnoot5). En het hart van Pharao werd verhard en hij hoorde niet naar hen, gelijk de Heer vooruit gezegd had. |
20. Dixit quoque Dominus ad Moysen: Consurge diluculo, et sta coram Pharaone: egredietur enim ad aquas: et dices ad eum: Haec dicit Dominus: Dimitte populum meum ut sacrificet mihi. | 20. Ook zeide de Heer tot Moses: Maak u met den dageraad op en stel u voor Pharao, want hij zal uitgaan naar het water, en gij zult tot hem zeggen: Dit zegt de Heer: Laat mijn volk heengaan om aan Mij te offeren. |
21. Quod si non dimiseris eum, ecce ego immittam in te, et in servos tuos, et in populum tuum, et in domos tuas omne genus muscarum: et implebuntur domus AEgyptiorum muscis diversi generis, et universa terra in qua fuerint. | 21. Zoo gij het niet laat heengaan, zie, dan zal Ik nederzenden op u en op uwe dienstknechten en op uw volk en in uwe huizen alle soort van vliegen; en de huizen der Egyptenaren zullen vervuld worden met vliegen van allerlei soort, alsmede al het land, waar zij zijn. |
22. Faciamque mirabilem in die illa terram Gessen, in qua populus meus est, ut non sint ibi muscae: et scias quoniam ego Dominus in medio terrae. | 22. En Ik zal wonderbaar maken op dien dag het land Gessen, waar mijn volk is, zoodat daar geene vliegen zullen zijnGa naar voetnoot6), en opdat gij weten moogt, dat Ik de Heer ben in het midden der aardeGa naar voetnoot7). |
23. Ponamque divisionem inter populum meum, et populum tuum: cras erit signum istud. | 23. En Ik zal scheiding maken tusschen mijn volk en uw volk; morgen zal dit teeken er zijn. |
24. Fecitque Dominus ita. Et venit musca gravissima in domos Pharaonis et servorum ejus, et in omnem terram AEgypti: corruptaque est | 24. En de Heer deed aldus. En er kwam een zeer zware vliegenzwermGa naar voetnoot8) in de huizen van Pharao en van zijne dienstknechten en over |
[pagina 244]
terra ab hujuscemodi muscis. Sap. XVI 9. | geheel het land Egypte; en het land werd door die vliegen verdorven. |
25. Vocavitque Pharao Moysen et Aaron, et ait eis: Ite et sacrificate Deo vestro in terra hac. | 25. En Pharao riep Moses en Aäron en zeide hun: Gaat en offert aan uwen God in dit land. |
26. Et ait Moyses: Non potest ita fieri: abominationes enim AEgyptiorum immolabimus Domino Deo nostro: quod si mactaverimus ea quae colunt AEgyptii coram eis, lapidibus nos obruent. | 26. En Moses zeide: Het kan niet aldus geschieden, want wat voor de Egyptenaars een gruwel is, zullen wij offeren aan den Heer, onzen God; bijaldien wij datgene, wat de Egyptenaars vereeren, voor hun aangezicht zullen slachten, zullen zij ons steenigenGa naar voetnoot9). |
27. Viam trium dierum pergemus in solitudinem: et sacrificabimus Domino Deo nostro, sicut praecepit nobis. Supra III 18. | 27. Eenen weg van drie dagen zullen wij gaan in de woestijn, en wij zullen offeren aan den Heer, onzen God, gelijk Hij ons geboden heeft. |
28. Dixitque Pharao: Ego dimittam vos ut sacrificetis Domino Deo vestro in deserto: verumtamen longius ne abeatis, rogate pro me. | 28. En Pharao zeide: Ik zal u laten heengaan om aan den Heer, uwen God, te offeren in de woestijn; trekt echter niet te ver weg, bidt voor mij. |
29. Et ait Moyses: Egressus a te, orabo Dominum: et recedet musca a Pharaone, et à servis suis, et a populo ejus cras: verumtamen noli ultra fallere, ut non dimittas populum sacrificare Domino. | 29. En Moses zeide: Van u weggegaan, zal ik den Heer bidden, en de vliegen zullen van Pharao en van zijne dienstknechten en van zijn volk morgen wijken. Pleeg echter niet verder bedrog, dat gij het volk niet laat heengaan om aan den Heer te offeren. |
30. Egressusque Moyses a Pharaone, oravit Dominum. | 30. En van Pharao weggegaan, bad Moses den Heer. |
31. Qui fecit juxta verbum illius: et abstulit muscas a Pharaone, et a servis suis, et a populo ejus: non superfuit ne una quidem. | 31. En Deze deed naar diens woord en nam de vliegen weg van Pharao en van zijne dienstknechten en van zijn volk; geen enkele zelfs bleef overGa naar voetnoot10). |
32. Et ingravatum est cor Pharaonis, ita ut nec hac quidem vice dimitteret populum. | 32. En het hart van Pharao werd verstokt, zoodat hij ook ditmaal het volk niet liet heengaan. |
- voetnoot1)
- De grondtekst heeft: ‘in uwe bakovens en in uwe baktroggen’.
- voetnoot2)
- Hoewel zij het wonder nabootsten, bleek het verschil tusschen hen en de godsgezanten duidelijk genoeg. Alleen de laatsten konden de plaag doen ophouden, gelijk ook Pharao begreep.
- voetnoot3)
- Zoo sprak hij, misschien omdat hij meende, dat zulk een wonderwerk niet terstond kon geschieden, of wel omdat hij Moses den tijd wilde laten tot God te bidden. Wellicht koos hij zelfs opzettelijk dit uitstel om des te gemakkelijker, bij afwezigheid van Moses, zijne toestemming in Israël's vertrek te kunnen herroepen.
- voetnoot4)
- De zin is volgens den grondtekst, dat het stof in muggen veranderen zal. De aangekondigde plaag was den Egyptenaren niet onbekend. Nog zijn de muggen (de moskieten) in Egypte, bijzonder gedurende de herfstmaanden, dikwijls een landplaag.
- voetnoot5)
- Zoo beschaamde de Heer juist door dat nietige insect hunne zwarte kunst en noodzaakte Hij hen tot die bekentenis, dat hier een bovennatuurlijke, een goddelijke kracht werkzaam was.
- voetnoot6)
- Gelijk de H. Augustinus meent, hadden ook de vorige plagen het land Gessen niet geteisterd. Juist daar zullen de toovenaars hunne kunst getoond hebben, wijl alleen dat gewest hun daartoe nog de gelegenheid bood. Daar echter thans die teekenen beginnen, welker nabootsing in Gessen door de toovenaars niet eens meer beproefd zal worden, geschiedt eerst hier deze nadrukkelijke vermelding.
- voetnoot7)
- Zoo moest Pharao leeren, dat de Heer of Jehova in het midden der aarde als in het midden van zijn koninkrijk troonde, dat Hij de Koning der wereld was en over geheel de aarde, ook over Egypte, zijne opperheerschappij uitoefende.
- voetnoot8)
- Onmiddellijk, zonder dat Aäron Moses' staf ter hand nam, werkte God waarschijnlijk dit wonder, opdat niet aan dien staf op bijgeloovige wijze bovennatuurlijke kracht zou worden toegeschreven. Volgens de Grieksche vertaling zijn de hondsvliegen bedoeld. Ook nu nog zijn dikwijls de vliegen voor de bewoners van Egypte een schrikkelijke plaag.
- voetnoot9)
- Koe en tortelduif bijv. waren den Egyptenaren heilig. Zulke dieren te dooden was hun een gruwel, een heiligschennis.
- voetnoot10)
- Zoo schitterde Gods wondermacht niet minder in de plotselinge verdwijning der vliegen als in hunne voor spelde komst.