De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XL.
|
1. His ita gestis, accidit ut peccarent duo eunuchi, pincerna regis AEgypti, et pistor, domino suo. | 1. Na deze dingen gebeurde het, dat twee kamerlingen, de schenker des konings van Egypte en de bakkerGa naar voetnoot1), tegen hunnen heer zondigden. |
2. Iratusque contra eos Pharao (nam alter pincernis praeerat, alter pistoribus) | 2. En Pharao werd op hen vertoornd (de een namelijk was de opperste der schenkers, de ander de opperste der bakkers), |
[pagina 161]
3. Misit eos in carcerem principis militum, in quo erat vinctus et Joseph. | 3. en wierp hen in den kerker van den overste der soldaten, waarin ook Joseph gevangen wasGa naar voetnoot2). |
4. At custos carceris tradidit eos Joseph, qui et ministrabat eis: aliquantulum temporis fluxerat, et illi in custodia tenebantur. | 4. De bewaarder van den kerker nu gaf hen over aan JosephGa naar voetnoot3), die hen ook diende. Eenige tijd verliep er, dat zij in de gevangenis waren opgesloten. |
5. Videruntque ambo somnium nocte una, juxta interpretationem congruam sibi: | 5. En beiden zagen in eenzelfden nacht een droom overeenkomstig de voor hen passende uitleggingGa naar voetnoot4). |
6. Ad quos cum introisset Joseph mane, et vidisset eos tristes, | 6. En als Joseph des morgens tot hen ging en zag, dat zij bedroefd waren, |
7. Sciscitatus est eos, dicens: Cur tristior est hodie solito facies vestra? | 7. ondervroeg hij hen en zeide: Waarom is heden uw aangezicht droeviger dan naar gewoonte? |
8. Qui responderunt: Somnium vidimus, et non est qui interpretetur nobis. Dixitque ad eos Joseph: Numquid non Dei est interpretatio? referte mihi quid videritis. | 8. Zij antwoordden: Wij hebben een droom gezien, en er is niemand, die ons verklaring kan gevenGa naar voetnoot5). En Joseph zeide tot hen: Behoort niet de verklaring aan God? Verhaalt mij wat gij gezien hebtGa naar voetnoot6). |
9. Narravit prior, praepositus pincernarum, somnium suum: Videbam coram me vitem, | 9. Het eerst verhaalde de opperschenker zijnen droom: Ik zag voor mij eenen wijnstok, |
10. In qua erant tres propagines, crescere paulatim in gemmas, et post flores uvas maturescere: | 10. waaraan drie ranken waren, allengs groeien en uitbotten, en na de bloesems de druiven rijpen, |
11. Calicemque Pharaonis in manu mea: tuli ergo uvas, et expressi in calicem quem tenebam, et tradidi poculum Pharaoni. | 11. en de beker van Pharao was in mijne hand. Ik nam dan de druiven en perste ze uit in den beker, dien ik vasthield, en reikte den drinkbeker aan Pharao. |
12. Respondit Joseph: Haec est | 12. Joseph antwoordde: Dit is de |
[pagina 162]
interpretatio somnii: Tres propagines, tres adhuc dies sunt: | verklaring van den droom: De drie ranken zijn nog drie dagen, |
13. Post quos recordabitur Pharao ministerii tui, et restituet te in gradum pristinum: dabisque ei calicem juxta officium tuum, sicut ante facere consueveras. | 13. na welke Pharao zich uw dienstwerk herinneren en u herstellen zal in uw vroegeren rang; en gij zult hem den beker toereiken overeenkomstig uw ambt, zooals gij te voren placht te doen. |
14. Tantum memento mei, cum bene tibi fuerit, et facias mecum misericordiam: ut suggeras Pharaoni ut educat me de isto carcere: | 14. Alleenlijk wees mijner gedachtig, wanneer het u wel zal gaan, en doe mij barmhartigheid doordat gij aan Pharao ingeeft mij uit dezen kerker vrij te laten. |
15. Quia furto sublatus sum de terra Hebraeorum, et hic innocens in lacum missus sum. | 15. Want ik ben weggestolen uit het land der Hebreërs en hier onschuldig in den kuil geworpenGa naar voetnoot7). |
16. Videns pistorum magister quod prudenter somnium dissolvisset, ait: Et ego vidi somnium, Quod tria canistra farinae haberem super caput meum: | 16. De opperbakker ziende, dat hij den droom schrander had opgelost, zeide: Ook ik heb een droom gezien: Drie korven meel droeg ik op mijn hoofdGa naar voetnoot8), |
17. Et in uno canistro quod erat excelsius, portare me omnes cibos qui fiunt arte pistoria, avesque comedere ex eo. | 17. en in éénen, in den bovensten korf droeg ik allerlei naar de bakkerskunst toebereide spijzen, en de vogelen aten daarvan. |
18. Respondit Joseph: Haec est interpretatio somnii: Tria canistra, tres adhuc dies sunt: | 18. Joseph antwoordde: Dit is de verklaring van den droom: De drie korven zijn nog drie dagen, |
19. Post quos auferet Pharao caput tuum, ac suspendet te in cruce, et lacerabunt volucres carnes tuas. | 19. na welke Pharao uw hoofd zal afhouwen en u aan een kruis zal ophangen, en de vogelen zullen uw vleesch verscheuren. |
20. Exinde dies tertius natalitius Pharaonis erat: qui faciens grande convivium pueris suis, recordatus | 20. Den derden dag daarna was het de geboortedag van Pharao; en deze richtte een groot gastmaal voor zijne dienaren aanGa naar voetnoot9) en herin. |
[pagina 163]
est inter epulas magistri pincernarum, et pistorum principis. | nerde zich aan den maaltijd den overste der schenkers en den overste der bakkers. |
21. Restituitque alterum in locum suum, ut porrigeret ei poculum: | 21. En hij herstelde den eenen in zijn ambt om hem den drinkbeker te reiken. |
22. Alterum suspendit in patibulo, ut conjectoris veritas probaretur. | 22. Den anderen hing hij aan het galghoutGa naar voetnoot10), zoodat de waarachtigheid van den droombeduider bewezen werd. |
23. Et tamen succedentibus prosperis, praepositus pincernarum oblitus est interpretis sui. | 23. En toch, nu het hem weer goed ging, vergat de opperschenker zijnen droomverklaarder. |
- voetnoot1)
- De Egyptische oudheid kunde spreekt insgelijks van opperschenkers en opperbakkers als van hovelingen, wier ambt zeer aanzienlijk werd geacht.
- voetnoot2)
- De grondtekst zegt duidelijker: ‘En hij stelde hen in bewaring ten huize van den overste der lijfwachten, in het gevangenhuis, ter plaatse waar Joseph gevangen was’. Het huis van den overste der lijfwachten, d.i. van Putiphar, zie XXXVII noot 18, vormde alzoo een geheel met de staatsgevangenis, waarover hij het oppertoezicht had. Hetgeen van Memphis' versterkten en wijd uitgestrekten burg bekend is gebleven, bevestigt het oud gevoelen, dat Joseph's gevangenis in dien burg geweest is.
- voetnoot3)
- De grondtekst heeft: ‘En de overste der lijfwachten plaatste Joseph bij hen’. Putiphar zelf alzoo trad hier, waar het zulke aanzienlijke gevangenen gold, handelend op.
- voetnoot4)
- De twee droomen, welke van God kwamen, hadden elk hun bijzondere en verschillende beteekenis.
- voetnoot5)
- De Egyptenaren waren zeer bijgeloovig. Uit de oudheidkunde blijkt, dat zij in de verklaring der droomen het grootste belang stelden en daarom eene menigte van droomverklaarders hadden. De twee gevangenen nu beklaagden zich, dat zij in de gevangenis geen droom verklaarder konden raadplegen.
- voetnoot6)
- Joseph beduidt hun, dat de verklaring van droomen eene gave Gods is. Hij hoopt echter met de hulp van God hen tevreden te stellen.
- voetnoot7)
- De misdaad van Jacob's zonen, waardoor Joseph zijne vrijheid verloren had en tot slaaf was vernederd, heet ook elders, bijv. Ex. XXI 16, menschendiefstal. Joseph zegt, dat hij geen geboren slaaf is, maar op verraderlijke wijze in slavernij werd gebracht; dat hij ook onschuldig is aan de misdaad, waarvoor hij in den kerker werd geworpen. - De landstreek van Chanaän, waar Jacob met de zijnen woonde, wordt hier als land der Hebreërs aangewezen. Alzoo moet toen reeds Jacob's huis een niet onbeduidende menigte gevormd hebben en als een kleine volksstam eenigszins bekend zijn geweest. Dat dit inderdaad zoo was, kan worden afgeleid uit XIV 13, waar reeds Abraham Hebreër heet en met meer dan driehonderd van zijn eigen knechten te velde trekt.
- voetnoot8)
- De gevonden afbeeldingen, op welke het leven der oude Egyptenaren door hunne tijdgenooten is voorgesteld, vertoonen op eenzelfde wijze als in dit verhaal der twee droomen beschreven is, het reiken des bekers door den schenker en het dragen der korven op het hoofd.
- voetnoot9)
- Het feestelijk vieren van den geboortedag was bij de Pharao's in gebruik, gelijk de Egyptische oudheidkunde bevestigt. Op de zuil van Koeban wordt aangaande Ramses II gezegd, dat er ‘een gejubel was in den hemel op den dag zijner geboorte’.
- voetnoot10)
- De straf der onthoofding was niet bij de Israëlieten in gebruik. Bij de Egyptenaren werd zij veelvuldig toegepast. Wijl het Egyptisch bijgeloof alleen dan de verrijzenis verwachtte, wanneer het lichaam ongeschonden bleef, was het wel de ergste straf om onthoofd en op het galghout de prooi der roofvogels te worden.