De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||
Caput XXXIX.
|
1. Igitur Joseph ductus est in AEgyptum, emitque eum Putiphar eunuchus Pharaonis, princeps exercitus, vir AEgyptius, de manu Ismaelitarum, a quibus perductus erat. | 1. Joseph werd dan naar Egypte gevoerd en hem kocht Putiphar, een kamerling van Pharao, overste van het leger, een Egyptisch man, uit de hand der Ismaëlieten, door wie hij was overgebracht. |
2. Fuitque Dominus cum eo, et erat vir in cunctis prospere agens: habitavitque in domo domini sui, | 2. En de Heer was met hem, en hij was een man, wien alles voorspoedig ging, en hij woonde in het huis van zijnen heerGa naar voetnoot1), |
3. Qui optime noverat Dominum esse cum eo, et omnia, quae gereret, ab eo dirigi in manu illius. | 3. die zeer goed wist, dat de Heer met hem was, en alles, wat hij deed, ten goede richtte in zijne hand. |
4. Invenitque Joseph gratiam coram domino suo, et ministrabat ei: a quo praepositus omnibus gubernabat creditam sibi domum, et universa quae ei tradita fuerant: | 4. En Joseph vond genade bij zijnen heer en diende hem; en over alles door hem gesteld, bestuurde hij het hem toevertrouwde huis en alles, wat hem in handen was gegevenGa naar voetnoot2). |
5. Benedixitque Dominus domui AEgyptii propter Joseph, et multiplicavit tam in aedibus quam in agris cunctam ejus substantiam: | 5. En de Heer zegende het huis van den Egyptenaar om wille van Joseph en vermenigvuldigde zoo in het huis als op het veld al zijn goed. |
6. Nec quidquam aliud noverat, nisi panem quo vescebatur. Erat autem Joseph pulchra facie, et decorus aspectu. | 6. En van niets anders wist hij dan van het brood, dat hij atGa naar voetnoot3). Joseph nu was schoon van gelaat en bevallig van gedaante. |
7. Post multos itaque dies injecit domina sua oculos suos in Joseph, et ait: Dormi mecum. | 7. Na vele dagen dan wierp zijne meesteresseGa naar voetnoot4) hare oogen op Joseph en zeide: Slaap bij mij. |
8. Qui nequaquam acquiescens operi nefario, dixit ad eam: Ecce | 8. Maar hij, geenszins in de schanddaad bewilligend, zeideGa naar voetnoot5) tot haar: |
[pagina 159]
dominus meus, omnibus mihi traditis, ignorat quid habeat in domo sua: | Zie, mijn heer heeft mij alles in handen gegeven en hij weet niet wat hij in zijn huis bezit; |
9. Nec quidquam est quod non in mea sit potestate, vel non tradiderit mihi, praeter te, quae uxor ejus es: quo modo ergo possum hoc malum facere, et peccare in Deum meum? | 9. en daar is niets, dat niet onder mijne macht staat of dat hij mij niet in handen heeft gegeven behalve u, die zijne huisvrouw zijt: hoe dan kan ik dit kwaad bedrijven en zondigen tegen mijnen God? |
10. Hujuscemodi verbis per singulos dies et mulier molesta erat adolescenti: et ille recusabat stuprum. | 10. Met zoodanige woorden was iederen dag èn de vrouw den jongeling lastig èn weigerde hij de onkuischheid. |
11. Accidit autem quadam die ut intraret Joseph domum, et operis quippiam absque arbitris faceret: | 11. Het gebeurde nu op zekeren dag, dat Joseph het huis binnenging en daar zonder getuigen eenig werk verrichtte, |
12. Et illa, apprehensa lacinia vestimenti ejus, diceret: Dormi mecum. Qui relicto in manu ejus pallio fugit, et egressus est foras. | 12. en dat zij de slip van zijn kleed greep en zeide: Slaap bij mij. En hij liet het opperkleed in hare hand, vluchtte weg en ging naar buiten. |
13. Cumque vidisset mulier vestem in manibus suis, et se esse contemptam, | 13. En toen de vrouw gezien had, dat het kleed in hare handen en dat zij versmaad was, |
14. Vocavit ad se homines domus suae, et ait ad eos: En introduxit virum Hebraeum, ut illuderet nobis: ingressus est ad me, ut coiret mecum: cumque ego succlamassem, | 14. riep zij de lieden van haar huis tot zich en zeide tot hen: Ziet, hij heeft een Hebreeuwschen man binnengebracht om ons te beschimpenGa naar voetnoot6); hij kwam tot mij, om met mij te verzamen, en toen ik luide riep |
15. Et audisset vocem meam, reliquit pallium quod tenebam, et fugit foras. | 15. en hij mijne stem hoorde, liet hij het opperkleed, dat ik vasthield, achterGa naar voetnoot7) en vluchtte naar buiten. |
16. In argumentum ergo fidei retentum pallium ostendit marito revertenti domum, | 16. Ten bewijze der waarheid toonde zij dan het opperkleed, dat zij had behouden, aan haren man, toen hij tehuis kwam. |
17. Et ait: Ingressus est ad me servus Hebraeus quem adduxisti, ut illuderet mihi: | 17. En zij zeide: De Hebreeuwsche slaaf, dien gij hier gebracht hebt, is tot mij gekomen om mij te beschimpen. |
18. Cumque audisset me clamare, reliquit pallium quod tenebam, et fugit foras. | 18. En toen hij mij hoorde roepen, liet hij het opperkleed achter, dat ik vasthield, en vluchtte naar buitenGa naar voetnoot8). |
[pagina 160]
19. His auditis dominus, et nimium credulus verbis conjugis, iratus est valde: | 19. De heer, dit hoorende en aan de woorden zijner vrouw te veel geloof hechtend, werd zeer vertoornd. |
20. Tradiditque Joseph in carcerem, ubi vincti regis custodiebantur, et erat ibi clausus. Ps. CIV 18. | 20. En hij wierp Joseph in den kerker, waar de gevangenen des konings bewaard werden, en hij was daar opgeslotenGa naar voetnoot9). |
21. Fuit autem Dominus cum Joseph, et misertus illius dedit ei gratiam in conspectu principis carceris. | 21. Maar de Heer was met Joseph, en zich over hem ontfermend, deed Hij hem genade vinden in de oogen van den overste des kerkers. |
22. Qui tradidit in manu illius universos vinctos qui in custodia tenebantur: et quidquid fiebat, sub ipso erat. | 22. En deze stelde in zijne hand al de gevangenen, die in de gevangenis waren opgesloten, en al wat er geschiedde, was onder zijn beheerGa naar voetnoot10). |
23. Nec noverat aliquid, cunctis ei creditis: Dominus enim erat cum illo, et omnia opera ejus dirigebat. | 23. En hij nam nergens kennis van, daar hij hem alles had toevertrouwd. Want de Heer was met hem en richte al, wat hij deed, ten goede. |
- voetnoot1)
- Niet voor den arbeid op het veld, maar voor den dienst in het huis werd Joseph bestemd.
- voetnoot2)
- Hij vond gunst bij zijnen heer, zoodat hij hem diende, tot bijzonder dienaar en huismeester door Putiphar werd verheven. Volgens Gods beschikking strekte voorzeker dit bestuur des huizes tot voorbereiding voor het hooge ambt, dat later aan Joseph zou worden toevertrouwd.
- voetnoot3)
- Zulk een volkomen vertrouwen stelde de meester in Joseph, dat hij zich om niets bekommerde dan om het brood, dat hij at, d.i. dan om zijn spijs en drank. M.a.w. behalve hetgeen hij noodzakelijk zelf moest doen, zooals eten, drinken en slapen, liet hij alles aan Joseph over. Volgens sommigen zouden ook die woorden beteekenen, dat aan Joseph alleen de zorg voor de tafel zijns meesters niet was toevertrouwd, omdat de Egyptische spijswetten dit verboden. Zeker waren die wetten ten opzichte van vreemdelingen gestreng. Vgl. XLIII 32.
- voetnoot4)
- Volgens de oude schrijvers was Egypte een land van ongebonden zeden. Ook leefden er de vrouwen niet in strenge oostersche afzondering, maar genoten zij een groote vrijheid.
- voetnoot5)
- Krachtiger zegt de grondtekst: ‘En hij weigerde en zeide’.
- voetnoot6)
- De woorden zijn sluw gekozen. Joseph is een Hebreeuwsche man, een vreemdeling, en de vreemdelingen werden door de Egyptenaren geminacht. Hij kwam om ons te beschimpen, want de beleediging der meesteresse was te gelijk eene beleediging van Putiphar en van alle lieden zijns huizes.
- voetnoot7)
- In den grondtekst zegt de vrouw niet, dat zij zijn kleed vasthield, maar dat Joseph zijn kleed bij haar liet.
- voetnoot8)
- Nagenoeg eenzelfde geschiedenis bevat met velerlei opsiering het oud-Egyptische verhaal ‘De twee broeders’. Ook daarin komt een wulpsche vrouw voor, welke een onschuldige verlokken wil en, nadat zij is afgewezen, op dezelfde wijze haren man bedriegt. Ook dit verhaal kan ten bewijze strekken, dat de Egyptische vrouwen niet in strenge afzondering leefden. - Aangaande de woorden dien ik vasthield geldt de opmerking van noot 7.
- voetnoot9)
- Waarschijnlijk kreeg Putiphar wantrouwen, nadat Joseph in verhoor was genomen, en paste hij daarom niet de ergste straf op zijnen slaaf toe. Joseph was toen wellicht zeven en twintig jaren oud. Vgl. XLI 1. Volgens een oude overlevering woonde Putiphar te Memphis en was Joseph daar in den kerker, die onder het oppertoezicht zijns meesters stond, gelijk uit het verder verhaal zal blijken.
- voetnoot10)
- Onder zijn beheer, d.i. onder zijn toezicht en beleid.