De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput X.
|
1. Hae sunt generationes filiorum Noe, Sem, Cham, et Japheth: natique sunt eis filii post diluvium. I Par. I, 4. | 1. Dit zijn de geslachtenGa naar voetnoot1) van Noë's zonen, van Sem, Cham en JaphethGa naar voetnoot2), en hun werden zonen geboren na den zondvloed. |
2. Filii Japheth: Gomer, et Magog, et Madai, et Javan, et Thubal, et Mosoch, et Thiras. | 2. De zonen van Japheth zijn: Gomer en Magog en Madaï en Javan en Thubal en Mosoch en ThirasGa naar voetnoot3). |
3. Porro filii Gomer: Ascenez et Riphath et Thogorma. | 3. Voorts de zonen van Gomer: Ascenez en Riphath en ThogormaGa naar voetnoot4). |
4. Filii autem Javan: Elisa et Tharsis, Cetthim et Dodanim. | 4. De zonen van Javan nu: Elisa en Tharsis, Cetthim en DodanimGa naar voetnoot5). |
5. Ab his divisae sunt insulae gen- | 5. Uit dezen hebben zich de eilan- |
[pagina 44]
tium in regionibus suis, unusquisque secundum linguam suam et familias suas in nationibus suis. | den der volkeren afgedeeld in hunne landschappen, een ieder naar zijne taal en naar zijne geslachten in zijne volkenGa naar voetnoot6). |
6. Filii autem Cham: Chus, et Mesraim, et Phuth, et Chanaan. | 6. De zonen van Cham nu zijn: Chus en Mesraïm en Phuth en ChanaänGa naar voetnoot7). |
7. Filii Chus: Saba, et Hevila, et Sabatha, et Regma, et Sabatacha. Filii Regma: Saba, et Dadan. | 7. De zonen van Chus: Saba en Hevila en Sabatha en Regma en Sabatacha. De zonen van Regma: Saba en DadanGa naar voetnoot8). |
8. Porro Chus genuit Nemrod: ipse coepit esse potens in terra. | 8. En Chus gewon Nemrod; deze begon machtig te zijn op de aarde. |
9. Et erat robustus venator coram Domino. Ob hoc exivit proverbium: Quasi Nemrod robustus venator coram Domino. | 9. En hij was een geweldig jager voor den HeerGa naar voetnoot9). Vandaar kwam het spreekwoord: Een geweldig jager voor den Heer als Nemrod. |
10. Fuit autem principium regni ejus Babylon, et Arach, et Achad, et Chalanne, in terra Sennaar. | 10. De aanvang zijner heerschappij nu was Babylon en Arach en Achad en Chalanne in het land van SennaärGa naar voetnoot10). |
11. De terra illa egressus est Assur, et aedificavit Niniven, et plateas civitatis, et Chale. | 11. Van dat land ging Assur uit en hij bouwde NiniveGa naar voetnoot11) en de straten der stadGa naar voetnoot12) en Chale |
[pagina 45]
12. Resen quoque inter Niniven et Chale: haec est civitas magna. | 12. alsook Resen tusschen Ninive en Chale; deze is de groote stadGa naar voetnoot13). |
13. At vero Mesraim genuit Ludim, et Anamim, et Laabim, Nephthuim, | 13. En Mesraïm gewon Ludim en Anamim en Laäbim, Nephthuïm |
14. Et Phetrusim, et Chasluim: de quibus egressi sunt Philisthiim et Caphtorim. | 14. en Phetrusim en ChasluïmGa naar voetnoot14), van wie zijn uitgegaan PhilisthiimGa naar voetnoot15) en Caphtorim. |
15. Chanaan autem genuit Sidonem primogenitum suum, Hethaeum, | 15. Chanaän nu gewon Sidon, zijnen eerstgeborene, den Hetheër |
16. Et Jebusaeum, et Amorrhaeum, Gergesaeum, | 16. en den Jebuseër en den Amorrheër, den Gergeseër, |
17. Hevaeum, et Aracaeum: Sinaeum, | 17. den Heveër en den Araceër, den Sineër |
18. Et Aradium, Samaraeum et Amathaeum: et post haec disseminati sunt populi Chananaeorum. | 18. en den Aradiër, den Samareër en den Amatheër, en daarna hebben zich de volken der ChanaänietenGa naar voetnoot16) verbreid. |
19. Factique sunt termini Chanaan venientibus a Sidone Geraram usque Gazam, donec ingrediaris Sodomam et Gomorrham, et Adamam, et Seboim usque Lesa. | 19. En de grenzen van Chanaän waren, als men komt van Sidon naar Gerara tot aan Gaza, tot waar men komt te Sodoma en Gomorrha en Adama en Seboïm tot aan LesaGa naar voetnoot17). |
20. Hi sunt filii Cham in cognationibus, et linguis, et generationibus, terrisque et gentibus suis. | 20. Dit zijn de zonen van Cham naar hunne stamverwantschappen en talen en geslachten en naar hunne landen en volksstammen. |
21. De Sem quoque nati sunt, patre | 21. Ook werden er geboren uit |
[pagina 46]
omnium filiorum Heber, fratre Japheth majore. | Sem, den vader van alle zonen van HeberGa naar voetnoot18), den ouderen broeder van Japheth. |
22. Filii Sem: AElam et Assur, et Arphaxad, et Lud, et Aram. I Par. I 17. | 22. De zonen van Sem zijnGa naar voetnoot19): AElam en Assur en Arphaxad en Lud en AramGa naar voetnoot20). |
23. Filii Aram: Us, et Hul, et Gether, et Mes. | 23. De zonen van Aram: Us en Hul en Gether en Mes. |
24. At vero Arphaxad genuit Sale, de quo ortus est Heber. | 24. Arphaxad nu gewon Sale, uit wien Heber is voortgekomen. |
25. Natique sunt Heber filii duo: nomen uni Phaleg, eo quod in diebus ejus divisa sit terra: et nomen fratris ejus Jectan. | 25. En Heber werden twee zonen geboren, de een genaamd Phaleg, omdat in zijne dagen de aarde verdeeld werdGa naar voetnoot21), en zijns broeders naam was Jectan. |
26. Qui Jectan genuit Elmodad, et Saleph, et Asarmoth, Jare, | 26. Deze Jectan gewon Elmodad en Saleph en Asarmoth, Jare |
27. Et Aduram, et Uzal, et Decla, | 27. en Aduram en Uzal en Decla |
28. Et Ebal, et Abimael, Saba, | 28. en Ebal en Abimaël, Saba |
29. Et Ophir, et Hevila, et Jobab: omnes isti, filii Jectan. | 29. en Ophir en Hevila en Jobab. Die allen zijn de zonen van JectanGa naar voetnoot22). |
30. Et facta est habitatio eorum de Messa pergentibus usque Sephar montem orientalem. | 30. En hunne woonstede was van Messa tot men komt tot aan Sephar, den berg in het oosten. |
31. Isti filii Sem, secundum cognationes et linguas, et regiones in gentibus suis. | 31. Dit zijn de zonen van Sem naar hunne stamverwantschappen en talen en landschappen onder hunne volkenGa naar voetnoot23). |
[pagina 47]
32. Hae familiae Noe juxta populos et nationes suas. Ab his divisae sunt gentes in terra post diluvium. | 32. Dit zijn de geslachten van Noë volgens hunne volksstammen en volken. Uit hen hebben zich de volken afgedeeld op de aarde na den zondvloed. |
- voetnoot1)
- Vierde afdeeling van Genesis. Deze geslachtentafel, de oudste oorkonde van de volken- en aardrijkskunde, geeft den oorsprong aan van de voornaamste volkeren en rijken, welke door de afstammelingen van Noë's zonen gevormd zijn. De opgeteekende namen zijn namen niet enkel van personen, maar te gelijk van de uit die personen gesproten stamvolken en dikwijls ook van de landen dier volken. Meermalen zelfs beteekenen die namen klaarblijkelijk geen bijzondere personen maar alleen volken. Als dan hier zonen en kleinzonen van Japheth, Cham en Sem worden opgenoemd, mag dit niet zelden in dien zin worden opgevat, dat alleen in het algemeen afstammelingen bedoeld zijn, die tot bepaalde volken en rijken aangroeiden. De geslachten van Japheth zijn in deze lijst wel het minst vertegenwoordigd. Alleen die volken, welke het Hebreeuwsche volk kende of behoorde te kennen, zijn hier opgenoemd.
- voetnoot2)
- Hoewel gemeenlijk Sem de stamvader der Aziaten, Cham die der Afrikanen en Japheth die der Europeërs genoemd wordt, danken vele volken van Azië hunnen oorsprong aan Japheth of aan Cham en valt het niet te betwijfelen, dat ook afstammelingen van Sem in Afrika zijn binnengedrongen. Welke volken door de namen hunner zonen vertegenwoordigd worden, is meermalen niet met zekerheid te bepalen.
- voetnoot3)
- Waarschijnlijk vertegenwoordigt Gomer de Cimbren of Cimmeriërs, Magog de Scythen; met meer zekerheid vertegenwoordigt Madaï de Meden en Javan de Joniërs of Grieken. Thubal en Mosoch worden gezegd twee oude volken van Klein-Azië, de Tibarenen en de Moschiërs, aan te wijzen. Thiras is volgens aloud gevoelen de vader der Thraciërs.
- voetnoot4)
- Ascenez vertegenwoordigt de Ascaniërs in noordelijk Phrygië, Riphat een volk in Bithynië, Thogorma de West-Armeniërs.
- voetnoot5)
- Aangaande Javan's zonen verschillen de gissingen. Elisa schijnt op de bewoners van Sicilië, Tharsis op de eerste bevolking van Spanje te doelen. Cetthim vertegenwoordigt de bewoners van het eiland Cyprus en van de kust van Klein-Azië.
- voetnoot6)
- Overeenkomstig Oud-Testamentisch spraakgebruik wordt alle land, dat slechts over zee bereikbaar is, eiland genoemd. De eilanden der volkeren zijn volgens hetzelfde spraakgebruik de eilanden en Europeesche kustlanden der Middellandsche Zee van Klein-Azië tot Spanje. De zin van het vers is, dat uit de genoemde kinderen van Japheth ontsproten zijn verschillende volkeren, die zich van elkander hebben afgescheiden en zich als volkplantingen op de eilanden en kustlanden der Middellandsche Zee hebben nedergezet. Tot die afscheiding en splitsing geraakten zij, omdat zij elk hun eigen taal hadden en tot verschillende stamfamiliën in Japheth's nakroost behoorden.
- voetnoot7)
- Chus vertegenwoordigt de volken van Ethiopië, Mesraïm die van Egypte, Phuth die van Libye, terwijl Chanaän de eerste bewoners van Phenicië en Chanaän verpersoonlijkt.
- voetnoot8)
- Van die namen welke op Arabische volkstammen wijzen, komen er later voor in de H. Schrift. Zoo heeten Saba en Regma (Reema) bij Ezech. XXVII 22 handeldrijvende volken, die de markt van Tyrus bezochten.
- voetnoot9)
- Voor den Heer is eene zegswijze, welke soms gebezigd wordt om het voortreffelijkste in zijne soort aan te duiden. Nemrod was een vermaard jager en de dierenjacht werd voor hem de oefenschool van den oorlog, waardoor hij heerschappij verwierf en de eerste geweldenaar werd.
- voetnoot10)
- In de vier genoemde steden van Sennaär, het oude Babylonië, begon hij zijne heerschappij uit te oefenen, welke zich later verder ontwikkelde.
- voetnoot11)
- De nieuweren vertalen den grondtekst: ‘van dat land ging hij (Nemrod of zijne nakomelingschap) naar Assur, en bouwde’ enz. Mich. V 6 noemt Assyrië het ‘land van Nemrod’. Hoe het zij, de ontdekkingen der assyriologen bevestigen, dat Assur (Assyrië) in taal en schrift, in godsdienst, beschaving en staatkunde oorspronkelijk van Babylonië afhankelijk is geweest.
- voetnoot12)
- Velen meenen, dat de straten der stad, in het Hebreeuwsch ‘Rechoboth Ir’ de eigennaam is eener voorstad van het uitgestrekte Ninive. Asarhaddon, Koning van Assyrië spreekt in een opschrift van ‘Ribit-Nina’ d.i. voorstad van Ninive.
- voetnoot13)
- Volgens sommigen zou Resen de groote stad zijn, maar waarschijnlijk vormden genoemde aangrenzende steden met Ninive te zamen de groote stad. Met dien naam wordt Ninive ook in de profetie van Jonas genoemd.
- voetnoot14)
- Reeds de H. Augustinus merkt op, dat de namen van Mesraïm's zonen namen zijn niet van personen, maar van volken, gelijk ook hun meervoudvorm in het Hebreeuwsch aantoont. Die volken waren de eerste bewoners van Egypte en van enkele aangrenzende landen in Afrika.
- voetnoot15)
- Philistiim zijn de Philistijnen, die in de latere geschiedenis zoo dikwijls als de geduchte vijanden van Israël optreden. Waarschijnlijk trokken zij, als eene volkplanting der Chasluïm of Chasluïeten, uit Beneden-Egypte van de monden van den Nijl naar het zuiden van Chanaän, waar zij zich langs de Middellandsche Zee in het gebied van Gaza aanvankelijk vestigden. Later met eene nederzetting der stamverwante Caphtorim of Caphtorieten versterkt, breidden zij hunne grenzen aanmerkelijk verder uit ten koste van de oorspronkelijke bewoners, de Heveërs, die zij uitdreven en verdelgden. Vgl. Deut. II 23, waar de Caphtorim in de vertaling Cappadociërs genoemd worden. Om dezen laatsten tekst echter, alsook om Jer. XLVII 4 en Amos IX 7 willen anderen, dat de Philistijnen van de Caphtorim zijn uitgegaan. De lezing van den grondtekst te dezer plaatse zou dan onjuist zijn, maar genoemde teksten kunnen in den bovengemelden zin verklaard worden.
- voetnoot16)
- De grondtekst heeft: ‘de familiën der Chanaänieten’. Gemelde volken, uit éénen stamvader voortgekomen, namen allengs het land Chanaän in bezit.
- voetnoot17)
- De grenzen van Chanaän worden aangegeven, omdat het voor de Hebreërs het beloofde land is. Van het noordelijk Sidon strekte zich in de richting van het zuidelijk Gerara het land Chanaän langs de Middellandsche Zee uit tot aan Gaza. Van daar besloeg het naar het oosten de breedte tot aan Lesa, eene plaats aan de oostelijke zijde van de Doode Zee.
- voetnoot18)
- Zoo wordt Sem nadrukkelijk genoemd, omdat de Hebreërs afstammelingen van Sem, in de lijn van Heber, zijn.
- voetnoot19)
- De namen der vijf zonen van Sem komen elders als namen van volken en landen terug. Dat Arphaxad oorspronkelijk een persoonsnaam was, maakt XI 11 waarschijnlijk. De landen kunnen van de volken, de volken van de stamvaders den naam geërfd hebben. Echter blijft ook het tegenovergestelde mogelijk, te weten dat de stamvader later zoo genoemd is naar de uit hem gesproten volken of naar hun land, evenals dit bijv. gebeurde met Mesraïm.
- voetnoot20)
- AElam als volksnaam wijst op de Elamieten in het oude Susiana, later eene provincie van Perzië. Assur vertegenwoordigt Assyrië, Arphaxad wellicht het volk van Arrhapachitis, eene landstreek van noordelijk Assyrië; Lud waarschijnlijk de Lydiers. Aram verpersoonlijkt de Syriërs. In de H. Schrift is Aram of Syrië die landstreek, welke zich van den Euphraat in noordelijk Mesopotamië tot Phenicië en Kanaän uitstrekt. Tot Aram behooren de bekende steden Aleppo, Antiochië en Damascus.
- voetnoot21)
- Phaleg beteekent ‘verdeeling’ en ‘scheiding’. In zijne dagen, wellicht eerst tegen het einde van zijn leven, had die gewichtige gebeurtenis plaats, naar welke hij genoemd is of om welke hij van naam verwisselde.
- voetnoot22)
- De namen van Jectan's zonen zijn die van Arabische stamvolken.
- voetnoot23)
- De geslachtentafel, welke met betrekking tot Japheth en Sem slechts van twee stamvaders en met betrekking tot Cham van drie stamvaders de nakomelingschap mededeelt, toont evenmin in eenig ander opzicht eenigen schijn van voorliefde voor de Semieten. Zoo levert zij in hare onvolledigheid en onpartijdigheid ook aan den bevooroordeelde een dubbel bewijs van haar historisch karakter.